Site-archief

Publicatie gedichten

De veerman

.

Enige tijd geleden stuurde ik twee gedichten in naar De veerman, Tijdschrift voor West- en Noord-Europese literatuur en kunst. In het februari nummer van dit jaar (nummer 6) zijn mijn gedichten opgenomen en vertaald in het Duits en Deens. De vertalingen zijn van de hand van Romain John van de Maele. Alle nummers van De veerman kunnen online worden gelezen door bemiddeling van de Hendrik Conscience Erfgoedbibliotheek. Je kunt ze lezen door op deze Link te klikken.

Ik ben in goed gezelschap want andere dichters van wie werk is opgenomen in dit nummer zijn onder andere Else Lasker-Schüler, Gerard Scharn, Marcel Wauters, Liliane Debrouwer, Gottfried Benn, Monique Wilmer-Leegwater, Georg Trakl en Christina Guirlande.

Mijn gedicht ‘Hij leert haar taal’ werd in het Duits vertaald ‘Er lernt ihre Sprache’.

.

Hij leert haar taal
.
Hij zal haar in de ogen kijken, diepte
ervaren zoals zij zijn breedte ervaart. Het
ruime sop met haar kiezen, oevers noch grenzen
erkennen of aanvaarden. Taal is wetenschap.
.
Haar taal is steeds weer anders, hij onderzoekt niet,
weet woorden als water, geeft ze haar wanneer hij kan,
droomt hoopvol van nieuwe resultaten.
Poëzie is in gesprek gaan met droom én daad.
.
Waar zij elkaar vinden in het nieuwe en onbekende
stromen woorden uit zijn handen. Zij neemt ze op
en weegt ze, haalt ze binnen met gretigheid.
Wat nieuw is en in de marges ligt zal zij oppakken.
.
Zo voeden zij elkaar zonder te eten, lopen zij vol
zonder te drinken, blijft de dichter in zijn eigen staart
bijten. Steeds geeft zij aan hoe zij te werk gaat en zal hij
haar taal moeten leren volgen.
Voor dat ene gedicht.
.
.
Er lernt ihre Sprache
.
Er wird ihr tief in die Augen schauen,
Tiefe erleben, wie sie seine Weite erfährt. Das
breite Wasser mit ihr wählen, weder Ufer noch Grenzen
anerkennen oder akzeptieren. Sprache ist Wissenschaft.
.
Ihre Sprache ändert sich immer, er forscht nicht,
kennt Worte wie Wasser, gibt ihr diese, wenn er kann,
träumt hoffnungsvoll von neuen Ergebnissen.
Lyrik bedeutet Gespräche führen mit Traum und Tat.
.
Wo sie sich im Neuen und Unbekannten finden,
fließen Worte aus seinen Händen. Sie nimmt sie
und wiegt sie, schleppt sie eifrig hinein.
Was neu ist und am Rande liegt, wird sie aufgreifen.
.
Sie füttern sich gegenseitig ohne zu essen, sie füllen sich
ohne zu trinken. Der Dichter beißt ständig im eigenen Schwanz.
Sie zeigt immer wieder wie sie vorgeht, und er wird lernen
ihrer Sprache zu folgen.
Für dieses eine Gedicht.
.
.

O, was ik maar de wereld uit

Else Lasker-Schüler

.

Alweer een dichter op verzoek en dit keer op speciaal verzoek van de Vlaamse dichter Evy Van Eynde, van wie ik afgelopen februari de bundel ‘Zal ik liefde noemen’ uitgaf via mijn uitgeverijtje van poëzie MUG books. Evy verzocht om een gedicht van Else Lasker-Schüler. De poëzie  van Else Lasker-Schüler (1869 – 1945) is bewust irrationeel en werkt met associaties en aaneenrijgingen. De figuren die ze in haar proza ten tonele voert, zijn vaak vermomde mensen uit haar omgeving. Ze spint allegorische constellaties van sprookjesachtige situaties en laat een grote verscheidenheid aan emoties de revue passeren.

Nadat in 1912 haar tweede huwelijk strand begint het leven van Lasker-Schüler meer en meer onthecht te raken. Ze trok van het ene pension naar het andere, werd een bekend gezicht in het Café des Westens, leed vaak honger en begon bedelbrieven te schrijven. In een editie van Awater uit 2002 staat geschreven over deze periode:

Halverwege 1912 werd ze verliefd op een dichtbundel, ‘Morgue und andere Gedichte’. De dichter van dat boek was Gottfried Benn, een 26-jarige patholoog-anatoom die in een Berlijns armenziekenhuis werkzaam was. De ellende die hij daar onder ogen had gekregen deed hem in één week tijd een spookachtig mooie dichtbundel schrijven. ‘Lang voordat ik hem kende,’ schreef Lasker-Schüler, ‘was ik zijn lezeres; zijn dichtbundel ‘Morgue und andere Gedichte’ lag op mijn deken; gruwelijke kunstwonderen, doodsdromerij die contouren kreeg. Kwellingen sperren hun muil open en verstommen, kerkhoven wandelen de ziekenzalen binnen en schieten wortel voor de bedden van zware patiënten.’

En over de dichter schreef ze: ‘Dr. Benn is half tijger, half havik en staat in de kelder van zijn ziekenhuis lijken open te snijden. Hij is stug en stevig, zacht en teerhartig.’

Het gedicht ‘O, was ik maar de wereld uit’ schreef ze in een staat van verliefdheid voor Dr. Benn. De vertaling is van Menno Wigman.

.

O, was ik maar de wereld uit
.
Dan huilde je om mij.
Bloedbeuken wakkeren
Strijdlustig mijn dromen aan.
Door duister kreupelhout
Moet ik gaan,
Door greppels en wateren.
Aldoor slaat er een wilde golf
Tegen mijn hart;
Innerlijke vijand.
O, was ik maar de wereld uit!
Maar ook ver daar vandaan
Dwaal ik, een flikkerlicht
Rond het graf van God.
.