Site-archief

Veel komt aan

Margreet Schouwenaar

.

De afgelopen tijd heet uitgeverij P weer een aantal fraaie dichtbundels het licht laten zien. ‘Zomerschaduw’ van Job Degenaar, ‘Voetafdruk van stilte’ van Hanna Kirsten en ‘Hazenslaap’ van Margreet Schouwenaar. Over de eerste twee schrijf ik later maar vandaag pak ik de bundel ‘Hazenslaap’ van Margreet Schouwenaar erbij. Het zal toeval zijn dat in dezelfde periode twee dichtbundels verschijnen met in de titel de haas (‘Hazenklop’ van Hanneke van Eijken waarover ik de komende week zal schrijven) maar vandaag dus de bundel ‘Hazenslaap’.

Schrijver en dichter Margreet Schouwenaar (1955) debuteerde in 1991 met gedichten in Revisor en niet lang daarna met de bundel ‘De drempel die vertrek is’ (1992). Daarna volgden maar liefst 14 dichtbundels waaronder de bloemlezing ‘Zwijgen tot het schraapt’ uit 2019. Haar werk wordt geplaatst in literaire tijdschriften als De Poëziekrant, Meander en Het Liegend Konijn.

In 2009 volgde ze Joost Zwagerman op als stadsdichter van Alkmaar, welke functie ze vervolgens maar liefst negen jaar zal invullen. In 2018 wordt een nieuwe stadsdichter, Joris Brussel, gekozen. Ik mocht bij deze verkiezing in de jury plaatsnemen. In haar jaren als stadsdichter richt Margreet Schouwenaar De Eenzame Uitvaart op in Alkmaar. Zij is nog altijd actief binnen deze stichting.

En nu is er dus haar nieuwe bundel ‘Hazenslaap’. Een bundel met 70 nieuwe gedichten (de bundel wordt uitgegeven ter gelegenheid van haar 70ste verjaardag) waarin zij de tijdelijkheid en de eeuwigheid bezingt, de trivialiteit, de onvermijdelijkheid maar ook de hoop. In pagina vullende gedichten waarin vaak ritmische stapelingen van woorden te lezen zijn beschrijft Schouwenaar de hazenslaap. Een haas slaapt met ogen open en merkt dus alles op wat er gebeurt. Zo ook Schouwenaar in deze bundel.

Ik koos voor het gedicht ‘Veel komt aan’ waarin dit mooi naar voren komt.

.

Veel komt aan

.

Google toont hoe ik woon, de plant staat er nog

voor het raam waar ik lang ben weggegaan.

Een bestemming vind ik zelden thuis, wel een

levenstaak: veeg los zand, alles wil grond.

.

Het lijkt op krabben, de honger naar het nauwelijks

vel dat toch kan kloppen. Veel komt aan op het net niet

raken; verwezen, schalen breken, de schepping wil

schuiven. misschien wel littekens. Daar helpt geen

.

wetenschap tegen. Nestdrang zonder feiten, vleugels

willen oefenen. Bewegingen bestaan, nachten

moeten vallen. ‘Je praat in je slaap’, zei hij eens.

We horen buigzaam te zijn, onze gedachten

.

te verzetten. Ik doe denken aan een ander. Ik ben

al weg, of niet, ik ben nog steeds onuitgesproken.

Op een kaart ben ik onvindbaar, maar ik breng me

nader. Als confetti zal ik dalen. Onherroepelijk.

.

Joris Brussel

Stadsdichter van Alkmaar 2018-2021

.

In het voorjaar van 2018 was ik als jurylid verbonden aan de verkiezing van de nieuwe stadsdichter van Alkmaar. Naast poëtische gaven diende de nieuwe stadsdichter ook nadrukkelijk zich te moeten gaan manifesteren met alle groepen in de stad, met name jongeren en mensen die niet meteen iets met poëzie hebben. 

Tot nieuwe stadsdichter van Alkmaar 2018 (juni) – 2012 (juni) werd gekozen voor Joris Brussel (1987). Joris werd in 2008 benoemd tot eerste stadsdichter van Velsen. Hiermee was hij de jongste stadsdichter van Nederland. Sindsdien heeft hij tientallen Nederlandse en Belgische podia aangedaan. Onder andere het Amsterdam Wereldboekenstad Festival, de finale van het Amsterdamse poëzieslag, het nationale Gedichtenbal, op Northsea Poetry en twee keer tijdens de Gentse feesten. Hij deelde dichtpodia met o.a. Joost Zwagerman, Bart Chabot, Tjitske Jansen, Ingmar Heytze en Menno Wigman. Hij publiceerde in diverse dicht- en verhalenbundels en literaire tijdschriften als Tirade en op hard//hoofd. Hij had een poëzierubriek ‘Dicht in de duisternis’ op 3FM en hij is met zijn rubriek ‘Brussels blik’ zaterdagcolumnist van het Noordhollands Dagblad. In 2017 was deze oud-stadsdichter van Velsen de nieuwe stadsdichter van Beverwijk. 

.

 

Kaaskop hiphop Lokale piraten en boeven praten over hun leven in Alkmaarse straten,

ze zingen multiculturele tieners toe dat ze hun hood moeten ownen

doelend op de Vinex-wijken waar autochtonen in alle rust wonen.

Bovengenoemde boef rapt over tattas die zijn voornaam verkeerd uitspreken,

terwijl hij zich op zijn beurt over vrouwen durft uit te spreken als zijnde kechs:

taal biedt een brug voor generatiekloven, maar is óf mag daar alles mee gezegd?

Molens, polders en ook ik ontkom niet aan kaas; ze horen in Alkmaars hart,

maar de oer-Hollandse nuchtere Alkmaarder is net zo goed bruin, geel of zwart.

.

Er zijn in Overdie meer afkomsten aanwezig dan er Hollandse cafés zijn in de binnenstad

maar zet muren om culturen en toeristen komen niet verder dan op het Waagplein aan de patat.

De oom van mijn zoon is een Afrikaanse klankenkunstenaar uit Alkmaar

die zingt over burgeroorlogen, gouden bolides en eindeloos straatgeweld,

ik neurie mee terwijl ik ruzie met mijn papafiets; ben ik dan een antiheld?

Integendeel, want ik leer mijn kleine man de stad te bekijken als een groot contrast

maar dat is pas rijkdom als we accepteren dat dezelfde klomp niet elke (pinda)kaaskop past.

.

De wethouder van Alkmaar presenteert de nieuwe stadsdichter van Alkmaar op het bordes van het stadhuis.

Joris Brussel draagt zijn eerste gedicht als stadsdichter van Alkmaar voor.