Site-archief

De zachte veren van de tijd

Ali Şerik

.

Enige tijd geleden stuurde uitgeverij U2pi mij een recensie exemplaar toe van ‘De zachte veren van de tijd’ van de van oorsprong Turkse schrijver/dichter Ali Şerik (1962). Door omstandigheden was ik nog niet toegekomen aan dit boek maar ik vond het terug in mijn stapel nog te lezen bundels en ben erin begonnen. Ik noem het expres een boek want een poëziebundel is het niet direct. Het is meer een poëtische vertelling. Of misschien kijk ik er met een te beperkte bril naar en valt zijn manier van schrijven, dichten, onder de noemer poëtisch proza of proza gedichten. Ik denk dat ik dit boek daar meer eer mee aan doe.

De bundel beschrijft een epos zo lees ik op de achterflap en dat is het met recht. Meeslepend, indringend, persoonlijk, dramatisch. Een verhaal verteld in verzen die soms 1 of 2 pagina’s lang zijn en soms meerdere. Verzen met duidelijke titels met een tijdsaanduiding zoals ‘Een jongen zingt een lied 00.20 uur’ of ‘Het gekluisterde gejammer 02.04 uur’ waardoor je al lezend een extra dimensie meekrijgt.

De stijl van Ali Şerik is duidelijk vanuit zijn Turkse achtergrond geschreven; bloemrijk, gebruik makend van veel bijvoeglijke naamwoorden, Şerik heeft het vermogen om met zijn taal je bij je kladden te grijpen en mee te sleuren in het verhaal. En toch is het voor een veellezer van poëzie soms ook moeilijk om de aandacht er bij te houden door deze vorm. De woordenstroom meandert zich een weg door een geschiedenis waarbij er uitstapjes worden gemaakt naar vroeger tijden (cursief gedrukt) waar je je in kan verliezen. Wanneer je daarna weer in de harde realiteit wordt gesleept is het voor mij soms even wennen en moet ik teruglezen waar het verhaal mij achterliet.

Desalniettemin vind ik het lezen van dit epos een uitdaging en een verrijking. Şerik zet de verhalen van vluchtelingen van nu in een perspectief, hij geeft ze een terechte plek in de geschiedenis door andere verhalen van vluchtelingen ernaast te zetten. Hij geeft daarmee de lezer eigenlijk de opdracht om te ontdekken dat vluchtelingen van alle tijden zijn, dat het mensen van vlees en bloed betreft en dat mededogen met deze vluchtelingen  te vergelijken is met de (terechte) aandacht die er nu is voor de oorspronkelijke inwoners van de Verenigde Staten (de native Americans), de vluchtelingen uit de Oekraïne of de slaven in het oude Rome (weer tot leven gebracht in (weliswaar een over-geromantiseerde) film als Gladiator.

In haar recensie van ‘De zachte veren van de tijd’ op de Meanderwebsite stelt Anneruth Wibaut een terechte vraag: Ali Şerik heeft een groots werk geschreven waarmee hij vluchtelingen hun volwaardige plek als mens geeft in de geschiedenis. De toekomstzoekers worden individuen onder zijn handen. De vraag is of onze harten groot genoeg zijn om ze er allemaal een plekje in te geven, met ook alle naamloze vluchtelingen uit de geschiedenis erbij. Het is ook de vraag of een gelover in het gevaar van asielzoekers door dit boek op andere gedachten zal komen.

Deze zelfde gedachte kwam ook mij op bij het lezen van het boek. Mij heeft het gesterkt in mijn mening over vluchtelingen, heeft het mijn idee van wat er gebeurt gekleurd op een menselijke wijze. Of dat ook geldt voor iemand die al heel negatief is tegenover vluchtelingen (met daarbij de vraag of zo iemand dit boek zou gaan lezen?) is maar zeer de vraag. Hoewel dat voor iedereen wel het beste zou zijn.

‘De zachte veren van de tijd’ heeft mij in ieder geval in staat gesteld om mijn idee van wat poëzie is (en dat is toch een best breed idee) nog wat te verbreden, poëtisch proza of prozagedichten zijn, mits goed geschreven, een verrijking voor mijn poëziebeleving. Rest de vraag hoe je, zoals ik dat doe op dit blog, een gedicht plaats uit dit boek. Ik heb ervoor gekozen een stuk op te nemen uit ‘Alsof zwijgen vergeten is, 01.24 uur’ omdat Şerik in dit vers heel mooi het thema of het probleem dat hij beschrijft, een menselijk gezicht geeft.

.

Alsof zwijgen vergeten is, 01.24 uur

 

Moeder Nahla is gesluierd

goed te zien zijn haar lichtbruine ogen, haar wimpers.

Haar wenkbrauwen dun alsof ze door een zijderups zijn gesponnen.

Hoewel je het gezicht van deze vrouw niet ziet

bekruipt je het gevoel dat haar hele gelaat bovenaards is

een bloemblad van een witte waterlelie.

Op haar schoot baby Dashni.

Een baby die graag lacht.

Nu lachte ze naar de pop die ze in haar handje heeft

een pop die een oog mist.

Een beeldschoon kind dat zoals alle kinderen het recht heeft

om volwassen te worden.

Het recht van volop lachen, luid schreeuwen

immens nieuwsgierig zijn, gul huilen.

.

Voor Middernacht

Theun de Vries

.

Op de middelbare school las ik voor mijn lijst Nederlands het boek ‘De vrijheid gaat in het rood gekleed’ van Theun de Vries. Een roman over de slavenopstand in Guadeloupe op de Franse Antillen. Ik herinner me dat mijn leraar er gloedvol over sprak en dat ik basis daarvan het boek ben gaan lezen. Ik herinner me ook dat ik het een erg goed en ook wel spannend boek vond.

Theunis Uilke (Theun) de Vries (1907 – 2005) was een Nederlands (Fries) schrijver van vooral historische en sociale romans. Hij was ook actief als toneel- en hoorspelschrijver, en hij schreef tevens biografieën en essays.

Dat hij ook dichter was wist ik toen nog niet en daar ben ik pas sinds zeer recent achtergekomen, In het boek ‘Weerspiegeling, bloemlezing uit de Nederlandse Poëzie van 1880 tot heden’ (waarbij het heden gelezen moet worden als 1961) staan een aantal gedichten van de Vries.

De Vries was jarenlang een hard-line communist, ook toen de Sovjet Unie Hongarije binnen viel verdedigde hij het communisme. Hij zat enige tijd voor de CPN in de Amsterdamse gemeenteraad en pas in 1971 brak de Vries met de CPN. Zijn sociaal geëngageerdheid spreekt uit veel van zijn werk.

In 1925 debuteerde de Vries met het boek ‘Friese sagen’ gevolgd in 1927 met de dichtbundel ‘De terugkeer’. De Vries was een zeer productief schrijver, tijdens zijn leven schreef hij rond de 140 boeken en bundel, hoorspelen en essaybundels. In 1930 verscheen van hem de bundel ‘Westersche nachten’ waaruit de gedichten in ‘Weerspiegeling’ komen. Zo ook het gedicht ‘Voor Middernacht’.

.

Voor Middernacht

.

Met gouden monstrans is het volk gezegend.

De litanie zweeg stil. – Het uur der nacht

hangt boven ’t mistig plein waar ’t waait en regent.

.

Nog zit de blinde aan de hoek der straat;

en in hun omslagdoek verbergen vrouwen

een donkere glimlach en een oud gelaat.

.

De regen trekt over de smalle werven

en stort zich suizend op het hospitaal –

over het schreien en het langzaam sterven –

.

Blauwe lantaarns rinklen bij het veer.

De nachtboot roept en verre treinen schuiven.

Er reizen velen af. Er keeren weinig weer.

.