Site-archief

Schoon in elk oog is wat het bemint

Hafid Bouazza

.

In 2005 en 2006 publiceerde dichter Hafid Bouazza bij uitgeverij Prometheus drie bundels met vertaalde Arabische poëzie. Over het deel ‘Om wat er nog moet komen’ Pornografica, schreef ik al op 22 februari van dit jaar https://woutervanheiningen.wordpress.com/2020/02/22/pornografica/ maar nu wil ik het tweede deel uit deze drie bundels van deze Arabische bibliotheek, zoals Bouazza het noemt,  bespreken dat handelt over Arabische liefdesgedichten met de titel ‘Schoon in elk oog is wat het bemint’.

In het woord vooraf schrijft Bouazza dat het hier een persoonlijke keuze van hem is uit de gigantische hoeveelheid klassieke Arabische minnepoëzie zowel lyrisch en melancholisch als vrolijk en fysiek uitbundig. Het hart wordt niet altijd boven externe lichaamsdelen verkozen- en waarom zou het? voegt hij er nog aan toe.

We realiseren het ons tegenwoordig, zeker in de westerse wereld, niet meer maar in de klassieke oudheid heeft het Arabisch schiereiland maar ook landen uit Noord Afrika, Turkije en Iran, grote en beroemde dichters voortgebracht. Van de meeste (en misschien van alle) dichters in de bundel hebben de meeste mensen nog nooit gehoord (ik ook niet) maar dat wil niet zeggen dat deze dichters niet meer dan de moeite waard zijn.

Omdat ik, zoals gezegd, de dichters in de bundel ook niet ken heb ik voor een gedicht gekozen dat me beviel en dat is een gedicht geworden van Dik al-Djinn die leefde tussen het jaar 777/778 en 849/850 in de nu Syrische stad Homs. Dik al-Djin leefde ten tijde van het Abbasid kalifaat en was vooral beroemd door zijn liefde voor een christelijke vrouw met de naam Ward. Veel van zijn poëzie is voor haar geschreven. Daarnaast gaat veel van zijn poëzie over zijn liefde voor wijn.

.

Kijk naar de zon van de kastelen en hun naam

En naar hun lavendel en het blaken van hun bloesemrijk

Nimmer beproefde je oog een blank dat van zwart

Zo veel schoonheid vergaarde als haar gezicht in haar haar

Rozig van konen en wie nooit van haar heeft gehoord

Kan uit haar speeksel haar naam verkrijgen

Zij heupwiegde en ik lachte verwonderd om haar billen

Maar ik huilde om haar middel

Uit haar hand schenkt ze je een beker rozige wijn

En een wijn van twee van haar voortanden

.

 

Aanklacht tegen de oorlog

Dichter in verzet

.

Nu de hele wereld in rep en roer is om de gifgasaanval in Syrië wordt her en der ook teruggekeken naar gifgasaanvallen in het verleden. Gifgas werd niet voor het eerst in de eerste wereldoorlog gebruikt, maar al in de tijd van de oudheid. De Perzen zouden tijdens een beleg van de plaats Dura aan de rivier de Eufraat de Romeinen hebben vergiftigd met pek en zwavel in het jaar 256. De eerste grote gifgasaanvallen echter (chemische wapens) stammen uit de eerste wereldoorlog.

De dichter Wilfred Owen (1893 – 1918) wordt gezien als één van de grootste Engelse dichters van de eerste wereldoorlog (War poets). Hij werd beroemd door zijn oorlogspoëzie waarin de loopgraven en de gifgasaanvallen een grote rol speelden. In 1915 meldde Owen zich, voornamelijk uit romantische overwegingen, als vrijwilliger aan bij het leger. In januari 1917 werd hij, toegevoegd aan The Manchester Regiment. Na een aantal traumatische ervaringen (zo zat hij 3 dagen vast in een bomkrater) werd hij met een shellshockdiagnose naar huis gestuurd en opgenomen in het Craiglockhart War Hospital in Edinburg. Het was daar dat hij Siegfried Sassoon ontmoette.

Owen sneuvelde op  4 november 1918 tijdens een actie bij het  Sambre -Oise kanaal, een week voor het tekenen van de wapenstilstand.

Owen voelde zich al op jeugdige leeftijd aangetrokken tot de dichtkunst, voornamelijk door zijn fascinatie voor het werk van John Keats, wiens invloed merkbaar aanwezig is in zijn vroege werk. Zijn poëzie veranderde sterk tijdens zijn verblijf in Craiglockhart. Als onderdeel van zijn therapie werd Owen, door zijn behandelend arts, aangemoedigd zijn ervaringen in Frankrijk om te zetten in gedichten.  Sassoons invloed bestond vooral uit het stimuleren van een andere stijl en inhoud van de gedichten. Owen nam vooral Sassoons satire en realisme over. Er zijn verscheidene handgeschreven manuscripten van Owen’s werk bekend, compleet met Sassoon’s commentaar.

De grootste bijdrage aan Owens roem door Sassoon is waarschijnlijk de promotie van diens werk geweest, zowel voor als na zijn dood. Sassoon was een van Owens eerste redacteuren, al tijdens hun verblijf in Craiglockhart.

Een beroemd gedicht van Owen over de gifgasaanvallen lijkt een aanklacht tegen gifgas maar in feitelijk een aanklacht tegen de oorlog of zoals een commentator Say Tan het omschrijft: “Owen is saying, basically, that if the kind of “patriots” who always think war is somehow “noble” actually heard the blood gurgling in a dying man’s lungs as it frothed up out of his mouth, they might not think war was such a glorious thing after all, and they might realize there is nothing “fitting and sweet” about dying for a country.”

.

Dulde et Decorum Est.

Bent double, like old beggars under sacks,
Knock-kneed, coughing like hags, we cursed through sludge,
Till on the haunting flares we turned out backs,
And towards our distant rest began to trudge.
Men marched asleep. Many had lost their boots,
But limped on, blood-shod. All went lame, all blind;
Drunk with fatigue; deaf even to the hoots
Of gas-shells dropping softly behind.

.

Gas! GAS! Quick, boys!–An ecstasy of fumbling
Fitting the clumsy helmets just in time,
But someone still was yelling out and stumbling
And flound’ring like a man in fire or lime.–
Dim through the misty panes and thick green light,
As under a green sea, I saw him drowning.

.

In all my dreams before my helpless sight
He plunges at me, guttering, choking, drowning.

.

If in some smothering dreams, you too could pace
Behind the wagon that we flung him in,
And watch the white eyes writhing in his face,
His hanging face, like a devil’s sick of sin,
If you could hear, at every jolt, the blood
Come gargling from the froth-corrupted lungs
Bitter as the cud
Of vile, incurable sores on innocent tongues,–
My friend, you would not tell with such high zest
To children ardent for some desperate glory,
The old Lie: Dulce et decorum est
Pro patria mori.

 

Owen

Met dank aan Wikipedia en Poetseers.org