Site-archief

Zij zei

Marije Langelaar

.

In de nimmer tanende rubriek ‘blind gepakt’ of ‘uit mijn boekenkast’ stond ik vandaag op een stoel voor de bovenste planken. Toch nog een kleine uitdaging want ogen dicht en met je vingers langs de ruggen gaan tot je denkt; Ja deze. Het ging goed, ik pakte uiteindelijk de bundel ‘De rivier als vlakte’ uit 2003 van de wisselend in Nederland en België wonende beeldend kunstenaar, dichter en schrijver Marije Langelaar (1978). Ik opende de bundel op de bladzijde waar het gedicht ‘Zij zei’ staat. Daarom hier en nu dit gedicht.

Het gedicht begint lieflijk en vrolijk, een liefdesgedicht volgens het boekje. Tot het tweede deel, dan nemen de zaken ineens een onverwachte wending.

.

Zij zei

.

Zij zei

ik wil je laten schrikken en beminnen

.

hun ogen straalden

zelf wilden zij dit verbergen

hun lichaam leek zo licht

zij vlogen over stenen

.

ze hebben toen van het hotelplan afgezien

hij is naar een meer gereden

zij hield steeds zijn handen vast

.

ook toen hij wild in de bocht

door een felle schittering van zon

de auto niet meer kon houden

in ravage is de auto op

een schuur geknald

.

ja ze waren levend

maar het rood van de auto

bladderde op hun handen

hij had zich gesneden

door de val waren een paar van

haar schitterende haren uitgerukt

.

maar ze hebben elkaar uit de auto gesleept

daar hebben ze elkaar

waanzinnig bemind

.

hij streelde de resten van haar ledematen

zij heeft hem als een gek gezoend

hij noemde haar mijn rompenvrouwtje

zij noemde hem mijn kampioen

het bloed vloeide

dat wel

maar ze gingen op als in een wonder

.