Site-archief

Tijd voor de liefde

Jacobus Bellamy

.

Het mooie van liefdesgedichten is dat hoe lang geleden het ook is dat ze geschreven zijn, ze altijd naar het hier en nu te brengen zijn. En wanneer zo’n gedicht gelezen wordt dan is het alsof het nu geschreven is. De liefde is van alle tijden en het gevoelsleven veranderd door de loop van de eeuwen niet of nauwelijks. Als je het gedicht ‘De liefde’ van dichter Jacobus Bellamy (1757-1786) leest dan zou dit, los van de taal misschien, gisteren geschreven kunnen zijn.

Bellamy klom op van bakkersknecht tot een van de populairste dichters van Nederland in de 18e eeuw. Lang heeft Bellamy niet van zijn succes kunnen genieten, want hij stierf als student, slechts achtentwintig jaar oud. Bellamy studeerde met grote tegenzin theologie want zijn hart en passie lag bij de literatuur. Hij deed niets liever dan schrijven. Zo schreef hij proza in tijdschriften en brieven. Maar hij werd beroemd met zijn poëzie.  ‘Gezangen mijner jeugd’ (1782), ‘Vaderlandse gezangen van Zelandus’ (1782-1783) en ‘Gezangen’ (1785) staan vol met gedichten waarin Bellamy ‘de taal van ’t hart’ spreekt, zoals hijzelf zei.

Dat hart ontvlamde door de liefde. Bellamy was eeuwig verliefd, op zijn vriendin Fransje, Francina Baane, het meisje met wie hij van haar moeder niet mocht trouwen en dat in het anoniem gepubliceerde ‘Gezangen mijner jeugd’ optreedt onder de naam Fillis

Het gedicht ‘De liefde’ komt uit deze bundel (ik nam het over van Neerlandistiek.nl) maar is van een schoonheid die opgaat voor elke dichter en zijn muze.

.

De liefde

.

Wanneer vertoont de Liefde
Zich op het allerschoonste,
In ’t hijgende verlangen,
Of na het gul genieten? —
Wij smaaken het genot reeds
In de armen der verbeelding,
Wanneer wij nog verlangen.
Maar, na het vrij genieten,
Wanneer, door al de vreugde,
De snaaren der verbeelding
Geheel zijn overspannen,
Dan heerscht in onze ziele
Een sombere verwarring.
Dan geeft het droevig denkbeeld:
Wij hebben reeds genoten!
Der ziele een matte houding.
Maar, geeft een blik der hope
Weêr leven aan ’t verlangen,
Dan leeft de ziel, en schept zich,
Uit loutre harsenschimmen,
Wel duizend vreugdebeelden.

.

De Ledigheid

Leerzame kindergedichten

.

Hieronymus van Alphen (1746-1803) was rechtsgeleerde en bekleedde diverse hoge bestuursfuncties. Daarnaast schreef hij literaire kritieken en publicaties over godsdienst. Toen zijn vrouw in het kraambed stierf bleef hij achter als weduwnaar met drie jonge zoons. Voor hun vermaak schreef van Alphen een aantal kindergedichten die in drie bundels ‘Ziedaar, lieve wigtjes! Een bundel gedigtjes’ werden gepubliceerd tussen 1778 en 1782. Aanvankelijk anoniem maar de bundels werden een groot succes. Zo’n succes dat ze zelfs tientallen malen herdrukt zijn en in het Frans, Duits, Engels, Fries en Maleis werden vertaald.

Uit de gedichten van Van Alphen spreekt een voor die tijd moderne visie op het kind (naar ideeën van de Verlichting). Hij beschouwde het kind als een onbeschreven blad, dat deugden als gehoorzaamheid, eerbied voor de ouders en voor God en bescheidenheid aangeleerd kon worden. Hij vond ook dat kinderen spelenderwijs moesten kunnen leren. Toch was er destijds ook kritiek op zijn gedichten. Zo vonden sommige critici dat het kind vooral kind moest zijn en moest kunnen spelen. Anderen vonden de kinderen in van Alphens werk wel erg braaf. Ok de ik-vertelvorm in de gedichten kon niet iedereen waarderen. Hierdoor krijgt het kind wel erg wijze uitspraken in de mond gelegd.

Desalniettemin worden de gedichten tot op de dag van vandaag gelezen en hebben sommige gedichten zich vastgezet in het collectief geheugen zoals het gedicht ‘De Pruimeboom – Eene vertelling’ met de legendarische beginzin ‘Jantje zag eens pruimen hangen’. Een ander nogal moraliserend gedicht is ‘De Ledigheid’, een prachtig voorbeeld van een gedicht waarin kinderen (hele brave kinderen) dingen zeggen die vooral klinken alsof ze rechtstreeks uit de mond van een volwassene komen.

.

De Ledigheid

.

Nimmer moet ik ledig wezen;

Alles doen met lust en vlijt.
Bidden, leren, schrijven, lezen,

Spelen, werken heeft zijn tijd.
Moeder lief ’t kan ook niet velen,

Dat de tijd verwaarloosd wordt.
Lui zijn, zegt ze, is tijd te stelen,

En ons leven is zo kort!

.

De Elfenkoning

Johann Wolfgang von Goethe

.

Altijd als ik iets lees over of van Johann Wolfgang von Goethe (1749 – 1832) moet ik denken aan Boudewijn Büch en zijn dweperige liefde voor deze beroemde Duitse schrijver, dichter, wetenschapper, filosoof, staatsman, natuuronderzoeker en toneelschrijver (dat kon in die tijd nog, zoveel verschillende carrières hebben). Ik denk dat je Büch bewust moet hebben meegemaakt om dit te herkennen.

Dat had ik ook weer toen ik in de hele fijne bundel ‘Gedichten die vrouwen aan het huilen maken’ las welk gedicht Inez Weski had gekozen als gedicht dat haar tot tranen roerde als kind. het betreft hier het gedicht ‘De Elfenkoning’ van Goethe (in een vertaling van Erik Derycke). Of ‘Erlkönig’ zoals de Duitse titel luidt uit 1782.

Ze zegt hierover: “Het gaat over een vader, die te paard met zijn ijlende kind door de nacht rijdt in de ijdele hoop op hulp. Je voelt vooral die wanhoop van de vader, die zijn kind geruststelt, en de onafwendbaarheid van het noodlot.”

.

De Elfenkoning

Wie rijdt er zo laat door nacht en wind?
Het is een vader met zijn kind.
Hij houdt de jongen vast in zijn arm,
Omklemt hem stevig en houdt hem warm.-

Waarvoor toch ben je zo bang, mijn zoon?-
Voor de elfenkoning, met mantel en kroon;
Zie jij dan, vader, de elfenkoning niet?-
Mijn zoon, dat is een nevelsliert.-

‘Mijn liefste kind, kom mee met mij!
Zo’n leuk spelletjes spelen wij:
Vol bonte bloemen staat ons strand;
Mijn moeder kleedt ons met goud en kant.’-

Ach vader, ach vader, heb je niet gehoord
Waarmee de koning mij zachtjes bekoort?-
Wees rustig, blijf rustig mijn kind!
In dorre bladeren ritselt de wind.-

‘Ga mee met mij en leer mij kennen;
Mijn dochters zullen jou verwennen,
Ze dansen elke nacht, mijn lieve knaap,
En wiegen en zingen je daarna in slaap.’-

Ach vader, ach vader, kijk ginds naast de baan:
Zie je de koning zijn dochters niet staan?-
Mijn zoon, ik zie ze helder en klaar;
Het lijken die oude grijze wilgen daar.-

‘Ik hou van jou, je bent al wat nu voor mij telt;
En ben je niet willig, dan gebruik ik geweld.’-
Ach vader, ach vader, nu raakt hij me aan!
Elfenkoning heeft mij pijn gedaan!-

De vader huivert, hij rijdt gezwind
Hij houdt in zijn armen het kermende kind,
Bereikt de hoeve ternauwernood;
Het kind in zijn armen was dood.

.

erl_king_sterner

gdv

Goethe als dichter

Dodendans

.

Eind 2012 schreef ik al eens over Goethe als dichter. De schrijver en wetenschapper Johann Wolfgang von Goethe (1749 – 1832, dat von kreeg hij toegevoegd aan zijn naam toen hij in 1782 in de adelstand werd verheven) is natuurlijk vooral bekend en beroemd om zijn proza. Goethe begon ook pas laat met dichten. Componist Franz Schubert was een groot liefhebber van de poëzie van Goethe en zette er verschillende op muziek. Hieronder het gedicht ‘Totentanz’ of ‘Dance of Death’ in een vertaling van Edgar Alfred Bowring uit 1874 voor wie, zoals ik, het Engels eenvoudiger te begrijpen is dan het Duits.

.

Totentanz                                                                                                    Dance of Death

Der Türmer, der schaut zu Mitten der Nacht The warder looks down at the mid hour of night,
Hinab auf die Gräber in Lage; On the tombs that lie scatter’d below:
Der Mond, der hat alles ins Helle gebracht; The moon fills the place with her silvery light,
Der Kirchhof, er liegt wie am Tage. And the churchyard like day seems to glow.
Da regt sich ein Grab und ein anderes dann: When see! first one grave, then another opes wide,
Sie kommen hervor, ein Weib da, ein Mann, And women and men stepping forth are descried,*
In weißen und schleppenden Hemden. In cerements** snow-white and trailing.
Das reckt nun, es will sich ergetzen sogleich, In haste for the sport soon their ankles they twitch,
Die Knöchel zur Runde, zum Kranze, And whirl round in dances so gay;
So arm und so jung, und so alt und so reich; The young and the old, and the poor, and the rich,
Doch hindern die Schleppen am Tanze. But the cerements stand in their way;
Und weil hier die Scham nun nicht weiter gebeut, And as modesty cannot avail them aught here,
Sie schütteln sich alle, da liegen zerstreut They shake themselves all, and the shrouds soon appear
Die Hemdlein über den Hügeln. Scatter’d over the tombs in confusion.
Nun hebt sich der Schenkel, nun wackelt das Bein, Now waggles the leg, and now wriggles the thigh,
Gebärden da gibt es vertrackte; As the troop with strange gestures advance,
Dann klippert’s und klappert’s mitunter hinein, And a rattle and clatter anon rises high,
Als schlüg’ man die Hölzlein zum Takte. As of one beating time to the dance.
Das kommt nun dem Türmer so lächerlich vor; The sight to the warder seems wondrously queer,
Da raunt ihm der Schalk, der Versucher, ins Ohr: When the villainous Tempter speaks thus in his ear:
Geh! hole dir einen der Laken. “Seize one of the shrouds that lie yonder!”
Getan wie gedacht! und er flüchtet sich schnell Quick as thought it was done! and for safety he fled
Nun hinter geheiligte Türen. Behind the church-door with all speed;
Der Mond, und noch immer er scheinet so hell The moon still continues her clear light to shed
Zum Tanz, den sie schauderlich führen. On the dance that they fearfully lead.
Doch endlich verlieret sich dieser und der, But the dancers at length disappear one by one,
Schleicht eins nach dem andern gekleidet einher, And their shrouds, ere they vanish, they carefully don,
Und, husch, ist es unter dem Rasen. And under the turf all is quiet.
Nur einer, der trippelt und stolpert zuletzt But one of them stumbles and shuffles there still,
Und tappet und grapst an den Grüften; And gropes at the graves in despair;
Doch hat kein Geselle so schwer ihn verletzt, Yet ‘tis by no comrade he’s treated so ill
Er wittert das Tuch in den Lüften. The shroud he soon scents in the air.
Er rüttelt die Turmtür, sie schlägt ihn zurück, So he rattles the door—for the warder ‘tis well
Geziert und gesegnet, dem Türmer zum Glück, That ‘tis bless’d, and so able the foe to repel,
Sie blinkt von metallenen Kreuzen. All cover’d with crosses in metal.
Das Hemd muß er haben, da rastet er nicht, The shroud he must have, and no rest will allow,
Da gilt auch kein langes Besinnen, There remains for reflection no time;
Den gotischen Zierat ergreift nun der Wicht On the ornaments Gothic the wight seizes now,
Und klettert von Zinne zu Zinnen. And from point on to point hastes to climb.
Nun ist’s um den armen, den Türmer getan! Alas for the warder! his doom is decreed!
Es ruckt sich von Schnörkel zu Schnörkel hinan, Like a long-legged spider, with ne’er-changing speed,
Langbeinigen Spinnen vergleichbar. Advances the dreaded pursuer.
Der Türmer erbleichet, der Türmer erbebt, The warder he quakes, and the warder turns pale,
Gern gäb er ihn wieder, den Laken. The shroud to restore fain had sought;
Da häkelt—jetzt hat er am längsten gelebt— When the end,—now can nothing to save him avail—
Den Zipfel ein eiserner Zacken. In a tooth formed of iron is caught.
Schon trübet der Mond sich verschwindenden Scheins, With vanishing lustre the moon’s race is run,
Die Glocke, sie donnert ein mächtiges Eins, When the bell thunders loudly a powerful One,
Und unten zerschellt das Gerippe. And the skeleton fails, crush’d to atoms.
Met dank aan http://german.about.com/library/bltotentanz.htm

goethe_1