Site-archief

Claus

Hugo Claus (1929 – 2008)

.

Hugo Claus was was een Vlaams dichter, kunstschilder, filmmaker en roman- en toneelschrijver. Hij was de meest bekroonde auteur uit het Nederlands taalgebied. In  50 jaar werd hij 46 keer gekroond. In de loop van zijn lange carrière schreef Claus duizenden gedichten, meer dan 20 romans en vele toneelstukken. Zijn meest bekende meesterwerk is Het verdriet van België uit 1983.

In totaal publiceerde hij tussen 1947 en 2004 in totaal 75 dichtbundels. In de vuistdikke bundel Hugo Claus ; Gedichten 1948 – 1993 staat een overzicht van gedichten uit 27 bundels. ruim 1100 pagina’s uitgegeven door de Bezige Bij in 1994.

Uit deze bundel een gedicht ‘Een kwade man’.

.

Een kwade man

.

Zo zwart is geen huis

Dat ik er niet in kan wonen

.

Zo wit is geen morgen

Dat ik er niet in ontwaak

Als in een bed

.

Zo waak en woon ik in dit huis

Dat tussen nacht en morgen staat

.

En wandel op zenuwvelden

En tast met mijn nagels

In elk gelaten lijf dat nadert

.

Terwijl ik kuise woorden zeg als:

Regen en wind appel en brood

Dik en donker bloed der vrouwen

.

claus

 

Uit: Een huis dat tussen nacht en morgen staat, 1953

Altijd

Bert Voeten

.

Van de dichter Bert Voeten (1918 – 1992) het gedicht ‘Altijd’ uit de bundel ‘Gedichten 1938 – 1992 uitgegeven door de Bezige Bij. Bert Voeten was dichter en vertaler en was getrouwd met Marga Minco. Voeten werkte ook onder de pseudoniemen B. van Beenen, Hans van den Bosch en Leo H. van der Mark. Hij publiceerde zijn poëzie vooral tussen 1944 en 1966. Daarna werd het stil tot in 1988 de bundel ‘Het een wel, het ander niet’ verscheen. Daarna duurde het tot 2001 tot een overzicht van zijn werk verscheen bij de Bezige Bij. Hij ontvang voor zijn werk de Lucy B. en C. W. van der Hoogtprijs,  de Jan Campertprijs en de Martinus Nijhoffprijs.

.

Altijd

.

Soms kan men wakker worden

en zeggen: zie, we zijn warm

en onbekleed, onze handen

zijn huisdieren, zij wandelen

over een schouder, een borst,

zij schuilen in okselnesten,

in tedere huidplooien, zij

stenograferen liefde en spreken bijna.

.

Soms zijn de mensen een handbreed

van het geluk af, dromend

in een junivertrek. De zon laat

goudkevers over hun handen

lopen; de middag legt zijn

oor aan hun borst en luistert

naar het gepraat van hun hart, naar

de muziekdoos van hun gedachten.

.

En altijd komt de nacht met

handenvol donker. Slaaploos

keert men terug naar wat men

even vergat, terug naar

wat men altijd verwacht: een

hand die vuist wordt, een vuist

die neer kan komen, eensklaps

midden in ons bestaan.

.

Voeten