Site-archief
Kwaad gesternte
Hannah van Binsbergen
.
Kwaad gesternte
.
Het is woensdag en ik mag een harnas kiezen dat geweld
op afstand houdt, in alliantie met de Vijanden van Vernedering.
Als ik mijn benen weer bij elkaar doe, word ik moeier en moeier;
ik kan wachten in mijn wapenrusting of het rokje dat hij mooi vond, hij
zal niet komen. Ik bijt hem, hij moet het afleren.
Als ik mijn ogen open is alles verloren, dan moet ik meegaan
naar het gat in de geschiedenis. Van alle marsen die jullie kunnen
lopen, jullie die ik mijn broeders noem, waarom is er niet één
die niet vooruitgaat?
Ik kan niet kiezen. Mijn vrienden willen mij niet helpen en mijn vijand
die een vaste vorm begint te krijgen aan de randen van mijn angsten
spreekt bemoedigende woorden.
Hebben jullie wel eens aan het kwaad gedacht dat in de situatie schuilt?
Het harnas dat ik kies zal hopelijk mijn geur verhullen.
Als ik mijn benen bij elkaar doe, is alles verloren.
Mijn harnas klinkt me vast aan dit moment, waar iets herinnerd
en iets beloofd wordt en dit gesternte staat boven mijn hele generatie.
Ik heb weinig hoop zonder jullie, maar jullie geven me niets
wat ik niet snel en zo vernederend zacht moet laten gaan,
jullie die ik mijn broeders noem, een droom
die het dagelijks leven stuk kan slaan, is dat
waarom we vooruitgaan?
Zolang ik niet mijn ogen open, lig ik in zijn armen.
.
Het vak van de naaister
Sonja Prins
.
Op zoek naar voorbeelden van sociaal geëngageerde poëzie kwam ik terecht bij Sonja Prins (1912 – 2009). Sonja Prins was de dochter van de linkse non-conformist, schrijver en vertaler Apie Prins en van de vrouwenactiviste en onderwijsvernieuwster Ina Elisa Willekes Macdonald. Nog maar achttien jaar oud richtte Sonja Prins het internationale tijdschrift voor avant-gardeliteratuur Front op. Er verschenen vier nummers (1930-1931), bij de Haagse uitgeverij Servire. Prins publiceerde in 1933 haar eerste dichtbundel Proeve in strategie onder de schuilnaam Wanda Koopman. Deze modernistische bundel met sociaal geëngageerde poëzie werd lovend besproken door onder meer Hendrik Marsman en Victor van Vriesland.
.
In 1930 werd ze lid van de communistische partij en in de tweede wereldoorlog maakte ze de illegale krant Vonk. Ze werd opgepakt en naar concentratiekamp Ravensbrück gedeporteerd. Na de oorlog schreef ze in de dichtbundel Brood en rozen over haar ervaringen in het kamp. In de jaren vijftig schreef ze poëzie die verwantschap toonde met die van de vijftigers en in 1956 trad ze uit de CPN, ontgoocheld door de inval van de Sovjet Unie in Hongarije.
In de jaren 70 trok ze zich terug in de bossen bij Baarle-Nassau als kluizenaar om daar in alle rust te kunnen werken.
Uit ‘Het geschonden aangezicht'(1955) het volgende gedicht:
.
Het vak van de naaister
.
ja ik geef het afgeronde beeld
met al zijn hoeken en plooien
van deze wereld
.
ik hang haar op de stellage
en drapeer de stoffen
met de hand van een naaister
.
en terwijl ik zo bezig ben
klinkt uit de buste
een stem die mij waarschuwt
.
luister je kan nu wel plooien
maar ik was er eerder
de aarde de melkweg
.
als je mij wilt vergooien
blijft er niets over
en niets te draperen
.
met mijn oor op de buste
schrijf ik haastig
naaister van woorden
.
De kluizenaarswoning van Sonja Prins is te bezichtigen: http://www.papierentijger.org/index.php?page_id=31&style_id=0
Bron: Wikipedia en Gedichten.nl




