Site-archief

Koningsdag

Ben Kuipers

.

Pas geleden las ik in ‘Heel de wereld wordt wakker’ het beste van de moderne kinderpoëzie in 333 gedichten uit 2022. Ik las toen het gedicht zonder titel van Ben Kuipers dat begint met de zin ‘Els is prinses’. Na lezing wist ik dat ik dit gedicht op Koningsdag wilde plaatsen. Door met name deze eerste en de twee laatste zinnen. Ik mag niet meedoen. Ik ben mezelf.

Dat is het gevoel dat ik krijg wanneer ik naar de koning (of de koningin en de prinsessen) kijk. Was hij zichzelf dan mocht hij niet meedoen. Maar omdat hij niet zichzelf is maar de koning (hij is de functie) mag hij meedoen. Sterker nog moet hij meedoen.  Ook vandaag weer in Doetinchem. De hele dag een grote lach op zijn gezicht, luisteren naar het gezang van kinderen, de muziek van plaatselijke muzikanten, de goedbedoelde spelletjes waar hij aan mee moet doen, de historische figuren (met uitleg van goedwillende landgenoten) en het opzitten en zwaaien.

Terwijl hij waarschijnlijk liever op de bank met een biertje en Maxima aan zijn ene zij en de Labradoedel van het gezin aan zijn andere zijde, een Netflix serie binget. Daarom dit gedicht van journalist en kinderboekenschrijver Ben Kuipers (1944-2011) dat oorspronkelijk verscheen in ‘Ik wil alle kleuren aan’ uit 2005.

.

Els is prinses,

Peter agent.

Jan is zo’n monster

waar je heel bang voor bent.

Riet is fee, Anita elf.

.

Ik mag niet meedoen.

Ik ben mezelf.

.

Kroondomeinen

Koningsdag 2022

.

Omdat het vandaag Koningsdag is dacht ik; ik zoek een bijpassend gedicht bij deze dag. Nu is dat makkelijker gezegd dan gedaan. Vind maar eens een gedicht over een koning. Die zijn er hoor, ik maak me geen illusies, maar al zoekende kwam ik in ‘Verzamelde gedichten’ van Gerrit Achterberg uit 1984 het gedicht ‘Kroondomeinen’ tegen. Nu weet ik dat de koning wat gedoe had met de kroondomeinen bij het Loo (om subsidie te krijgen voor het onderhoud moet hij de domeinen open stellen voor publiek en dat wil hij niet omdat hij er liever jaagt zonder gestoord te worden).

Het gedicht van Achterberg stipt onderdelen van bovenstaande verassend genoeg aan en het gedicht komt oorspronkelijk uit zijn bundel ‘Spel van de wilde jacht’ uit 1957. ‘Spel van de wilde jacht’ is waarschijnlijk de bekendste, maar zeker de lichtste en meest humoristische bundel van Gerrit Achterberg. Hij had een regeringsopdracht aangenomen om een bundel te schrijven met een folkloristisch onderwerp; dat werd de wilde jager, een soort vliegende Hollander aan wal. Als stramien koos hij het toneelstuk (zo zijn er drie bedrijven), waarbinnen hij het folkloristische combineerde met zijn eigen gestorven geliefde-thema.

.

Kroondomeinen

.

Grootgrondbezit heeft u veilig gesteld.
Beschermd natuurschoon doet u voortbestaan.
Ook in de meest verafgelegen laan
gebeurt geen daad van schennis of geweld.
.
Wel wordt er soms een bosperceel geveld
en planten ze weer jonge bomen aan.
Maar dat is dan op hoog bevel gedaan
en aan de heidemaatschappij gemeld.
.
Afrastering, brandsingels en een wal
van eikenhakhout lopen dagen lang
concentrisch om de eigendommen heen.
.
Borden verboden toegang weren streng
verkeerde elementen, opdat geen
verbastering zich bij u voordoen zal.
.
.

Nederlandse poëzie van de 20ste eeuw

Van Holst tot heden

.

Op mijn oproep via Twitter, om onverkochte poëziebundels aan mij te schenken die anders wellicht weggegooid zouden worden na de Koningsdagverkoop, kreeg ik van Elisabeth vijf bundeltjes die “bij mij een beter thuis zouden hebben”. Waarvoor mijn dank uiteraard. Een van deze bundeltjes valt bijna uit elkaar (blijkbaar goed gelezen en zelfs met plakband hersteld) maar is dan ook uit 1958. Het is de Prisma pocket ‘Nederlandse poëzie van de 20ste eeuw, Van Holst tot heden’ samengesteld door C.J. Kelk en Bert Voeten. Nu had ik al aardig wat bundeltjes uit deze periode en allemaal in pocketversie (waar zijn ze gebleven?), maar deze had ik nog niet. Van Willem Elsschot’s (1882) gedicht ‘Tot den arme’ tot Alfred Kossman’s (1922) ‘Bosheks’ staan erin.

Ik heb gekozen voor een gedicht van Ida G. M. Gerhardt (1905) met de titel ‘De paarden’.

.

De paarden

.

Daags drinken bij het wed

de grote aardse paarden.

Hoefprenten staan op de aarde,

het gras is zilt geplet

.

Te nacht, als sterren en maan

in zachte diepten spiegelen,

beweegt het wak aan wiegelen:

twee vleugels ruisen aan.

.

Het water ligt vervaard,

als witte manen zinken:

rimpelend om het drinken

van een geweldig Paard.

.

Later draagt het, weer blak,

de adem in nevelvegen

van ’t Paard dat, reeds ontstegen,

dronk uit een sterrewak.

.

prismapocket

IdaWEr