Site-archief
Uit mijn boekenkast
E.J. Potgieter
.
Mijn poëzieverzameling groeit mijn boekenkast uit. Zelfs op een grote kast in de kamer liggen stapels met dichtbundels. Ik denk dat ik inmiddels bijna 16 meter aan dichtbundels bezit. Dat is een mooi en rijk bezit maar het is ook een ellende als ik iets specifieks zoek. De bundels staan deels op dichtersnaam en reeksen staan bij elkaar maar over het algemeen is het alsof er een blinde bibliothecaris maar wat gedaan heeft (en ik kan het weten want ik ben tenslotte bibliothecaris). Ooit (sprak hij vol goede moed) ga ik al die bundels ordenen.
Tot die tijd trek ik af en toe eens een dichtbundel uit een stapel of van een plank. Vandaag deed ik dat met een klein, oud bundeltje ‘Liederen en gedichten’ 6e druk van E.J. Potgieter. Everhardus Johannes Potgieter (1808-1875) was prozaschrijver en dichter, en de meeste mensen kennen hem waarschijnlijk van naam, van de vele straten in Nederland die zijn naam dragen. Dat Potgieter een belangrijke rol heeft gespeeld in het literaire leven in Nederland blijkt wel uit het gegeven dat hij, samen met Jan Pieter Heije (toenmalig een populaire dichter in Holland) en Reinier Cornelis Bakhuizen van den Brink, het literaire tijdschrift ‘De Muzen’ oprichtte dat al snel werd vervangen door maandblad De Gids, waarvoor Potgier onder de initialen W. Dg. een groot aantal artikelen en gedichten schreef.
Het kleine bundeltje dat ik in bezit heb is uit 1900 en verscheen dus postuum. Het is een bundel met liederen en gedichten, bijeenverzameld door Joh. C. Zimmerman en is een zesde goedkoope druk. Tegenwoordig zou een dergelijke druk juist als duur en fraai uitgegeven doorgaan. Het aardige is dat iemand bij dit bundeltje een krantenstukje heeft toegevoegd. Het zit los voorin en aan de advertenties op de achterkant te lezen is het uit de tijd dat dit bundeltje werd gepubliceerd. Ik schreef al eens een blogbericht over dit gedicht.
Uit dit bundeltje koos ik een lief gedichtje uit het Oud Amsterdams Liedboeck, getiteld ‘Speelmans-deuntje’.
.
Speelmans-deuntje
.
Het mildste zonneschijntje
Verleent het landschap kleur
Noch geur,
Als ’t gulden Rijnsche wijntje,
Den roemer , dien ik beur;-
Wie zou druilen,
Wie zou pruilen,
Die ’t zag blaken,
En mogt smaken?
‘k Roep tot morgen
Vaarwel aan mijn zorgen,
Als ik druiven-zonlicht speur!
.
Hoe lokt het uit mijn vedel,-
Veel bloempjes draagt in Mei
De wei,-
Die liedenkens zoo edel,
Dat allerzoetst gevlei:-
“Vlugge lansje”
“Kom een dansje!”
“Aardig zusje!
“Geef mij een kusje!-
En de voetjes
Zij tripp’len al zoetjes,
IJlings zwiert een bonte rei!
.
Al menig scheepjes-helling
En zoo ’t pietje doet,
Ook goed!
Glijdt langs de gladde helling
Van mijn’ versleten hoed:-
Oude manneke,-
Nog een kanneke,-
En, mooi-Klaertje!
Nu je vaertje
Niet zal kijven,
Och! laat me bedrijven,
Speelmans knepen zijn ook zoet!
.
Aan mijn broer
Christo Botev
.
De Bulgaarse dichter Christo Botev (1848 – 1876) was dichter en nationaal revolutionair . Botev wordt door Bulgaren algemeen beschouwd als een symbolische historische figuur en nationale held.
In 1875 publiceerde Botev zijn poëtische werken in een boek genaamd ‘Liederen en gedichten’, samen met een andere Bulgaarse revolutionaire dichter en toekomstige politicus en staatsman Stefan Stambolov . Botevs poëzie weerspiegelde de gevoelens van de arme mensen, vol met revolutionaire ideeën, strijdend voor hun vrijheid tegen zowel buitenlandse als binnenlandse tirannen. Zijn poëzie wordt beïnvloed door de Russische revolutionaire democraten en de figuren van de Parijse Commune . Onder deze invloed verrees Botev zowel als dichter als revolutionair democraat. Veel van zijn gedichten zijn doordrenkt van revolutionaire ijver en vastberadenheid. Anderen zijn romantisch, zelfs elegisch. Misschien wel de grootste van zijn gedichten is ‘The Hanging of Vasil Levski’ (“Obesvaneto na Vasil Levski”).
Het gedicht ‘Aan mijn broer’ werd vertaald uit het Bulgaars door Ton en Marijke Delemarre.
.
Aan mijn broer
.
Hard is het, broertje, tussen
stupide mafkezen te leven
die mijn zielevuur verblussen
zout in mijn hartewond wreven.
.
Vaderland lief, u bemin ik.
Over uw oude erfgoed beschik ik
maar inwendig broertje, verstik ik,
zo haat ik die dwazen verschrikkelijk.
.
Duistere dromen, woeste gedachten
folteren mijn jonge geest.
Ach wie legt zijn handen zachte
rond dit hart, zozeer verweesd?
.
Niemand, niemand, nooit begeert het
noch geluk, noch vrijheid want
zo uitzinnig resoneert het
op de noodkreet van het land.
.
Waarlijk broertje, heimlijk huil ik
op het graf van het volk geknecht.
Maar zeg mij: wat wint uiteindelijk
op deze aardkloot nog respect?
.
Niets toch. Niets! Er is geen antwoord
op een roep oprecht en vrij.
En ook jouw ziel heeft geen antwoord
op Gods stem – het volksgeschrei.
.






Een bundel liederen en gedichten
6 nov
Geplaatst door woutervanheiningen
E.J. Potgieter
.
Hoewel ik al mijn poëziebundels (min of meer) bij elkaar heb staan kom ik zo nu en dan nog wel eens een bundeltje tegen elders in mijn boekenkast. Zo vond ik tussen mijn collectie ‘obscure oude boekjes’ een mooi bundeltje van E.J. Potgieter. Deze bundel getiteld ‘Liederen en gedichten’ is uit 1900, bijeenverzameld door Joh. C. Zimmerman. Voorin de bundel kwam ik nog een krantenknipseltje tegen wat waarschijnlijk van rond die tijd is. Omdat ik dit erg leuk vind en aandoenlijk heb ik het gefotografeerd en bijgevoegd.
Everhardus Johannes Potgieter (1808 – 1875) was schrijver en dichter. Hij richtte in 1837 het progressief-liberale weekblad ‘De Gids’ op. Hij was redactielid van ‘De Gids’ van 1837 tot 1865. Hij was tevens een van de meest actieve medewerkers en publiceerde vele commentaren en gedichten onder diverse pseudoniemen, veelal als W.D-s, een hommage aan de letterkundige en dichter W.A. Dwars. ‘De Gids’ was aanvankelijk hoofdzakelijk een kritisch tijdschrift, met vertalingen en oorspronkelijk werk geïllustreerd door prenten.
De laatste fase van zijn leven besteedde Potgieter voornamelijk aan de poëzie. Potgieters werk is over het algemeen kritisch en heeft een melancholische stemming.
.
Uit de bundel een bij dit jaargetijde toepasselijk herfstgedicht.
.
Herfst
.
In bosch en veld, in weide en tuin,
Schalt nu de stroeve herfstbazuin
met klaaggeluid
.
En haastig zijn ze weggevlucht
naar warmer, zoeler, blauwer lucht,
De voog’len reeds.
.
Ach, de adem van den najaarswind
Verstijft en doodt elk bloemenkind,
Dat bloeide nog.
.
En ’t groene loof van struik en boom
Verzinkt in d’eeuwen-ouden stroom
van komen, .. gaan.
.
En uit de zwarte, somb’re lucht…
Gudst regenstroom, met smarte-zucht;
Voorbij … voorbij!
.
Voorbij! wat leefde en danste en zong,
Voorbij! wat juichte, kweelde en sprong.
De herfst-tijd heerscht.
.
Een korte wijl –’t ijs ál gedaan !
Dan zal de winter boeien slaan
Om de aard – in ’t wit.
.
Dit delen:
Geplaatst in Dichtbundels, Favoriete dichters, Uit mijn boekenkast
4 reacties
Tags: 1808, 1865, 1875, 1900, 1937, 19e eeuw, bijeenverzameld, commentaren, De Gids, dichtbundel, dichter, E.J. Potgieter, Everhardus Johannes Potgieter, gedicht, gedichten, herfst, illustraties, Joh. C. Zimmerman, krantenknipsel, kritisch, kritisch tijdschrift, Liederen en gedichten, melancholisch, obscure boekjes, poëzie, poëziebundel, pseudoniemen, redactielid, schrijver, vertalingen, W.A. Dwars, W.D-s