Site-archief
Kleermaker
Herman Leenders
.
De Vlaamse dichter Herman Leenders werd in 1960 geboren in Brugge. Hij studeerde Germaanse filologie. In 1992 debuteerde hij met de bundel ‘Ogentroost’ waarvoor hij de C. Buddingh’-prijs en de Hugues C. Pernath-prijs won alsmede de Prijs van de Provincie West-Vlaanderen. Ook publiceerde hij een verhalenbundel en twee romans. In 2016 – 2017 werd hij aangesteld als vrije Brugse stadsdichter. In zijn werk behandelt hij vooral de spanning tussen droom en werkelijkheid. Hij doet dat in een directe taal die beeldend en zintuiglijk is. Uit zijn bundel ‘Landlopen’ uit 1995 het gedicht ‘Kleermaker’.
.
Kleermaker
.
Hij meet de afstand tussen mijn kruis en de grond.
Hij legt zijn centimeter om mijn hals als een strop.
Zijn vingers betasten de stof.
.
Ik hou mijn armen stijf uiteen:
een vogelschrik in de binnenkant van kleren.
De naalden prikken door de voering heen.
.
Ik word opgemeten als een partij land.
Zijn vrouw stelt mij te boek.
Hij dicteert haar.
.
-de spelden in zijn mond-
drie rijen getallen
die nooit zullen krimpen bij het wassen.
.
Poeticaal
Gerrit Kouwenaar
.
In 1974 publiceerde Gerrit Kouwenaar bij uitgeverij Em. Querido de bundel ‘landschappen en andere gebeurtenissen’ uit. Ik heb deze bundel gekocht in een kringloopwinkel en achterin zit een getypt (!) vel waarvan ik vermoed, dat ie van iemand is geweest die aan de universiteit colleges heeft gevolgd over de poëzie van Gerrit Kouwenaar. Volgens de schrijver van dit vel zijn een aantal gedichten in deze bundel expliciet poeticaal (poëtisch zouden we nu zeggen). Een gedicht dat hier genoemd is kun je hieronder lezen. Over het al dan niet poeticaal zijn van de gedichten wordt een uitspraak aangehaald van Kouwenaar waaruit blijkt dat vrijwel alle gedichten poeticaal lijken te zijn. Deze uitspraak gaat over de relatie van gedicht en werkelijkheid en luidt:
“Maar wat al die werkelijkheden betreft, het schrijven berust – voor mij althans – op een gebruikmaken, een uitbuiten van de spanning tussen de empirische werkelijkheid en de werkelijkheid van de taal. De vraag hoe deze werkelijkheden op elkaar botsen, ergens zijn te verzoenen en toch niet zijn te verzoenen, toch altijd door het papier gescheiden blijven. Daar gaat het bij mij toch een beetje om, geloof ik.”
Ik zou zeggen oordeel zelf aan de hand van het volgende gedicht dat volgens de opsteller van dit schrijven poeticaal of poëtisch is.
.
Als de dood: men is
daar even stil gaan liggen
in die foto
en daar ligt men nu eeuwig
.
het gehoor hoort zich doof, zien
kijkt een blinddoek, stof vult
de alles ontkennende mond
.
deze sekonde stikkend van zonlicht: hoe lang
duurt de kou van die wolk?
.
even gaan liggen en meteen onophoudelijk
vergeefs op het punt staan van opstaan
in vlees
.
op papier –
.






