Site-archief

Waterman

Lévi Weemoedt

.

Toen ik bekend werd met het fenomeen sterrenbeeld en horoscopen was ik daar enorm door gefascineerd. Ik las alles over de verschillende sterrenbeelden en de vermeende eigenschappen die bij elk sterrenbeeld horen. Ik was zo gefascineerd omdat ik alle eigenschappen die bij mijn sterrenbeeld, Waterman, feilloos kon plaatsen. Ik herkende ze allemaal bij mezelf. En hoe meer ik me ging verdiepen herkende ik ook de eigenschappen van andere sterrenbeelden bij mensen die ik kende. Aan het feit dat ik ‘vermeende’ eigenschappen hierboven schrijf kun je al afleiden dat ik er tegenwoordig wat kritischer in sta.

Zowel in de westerse horoscopen als in de Chinese horoscopen en dierenriemen. Want ook die laatste heb ik bestudeerd. In de Chinese dierenriem ben ik op een paar dagen na nog net een Tijger. Op een periode van 12 jaar vind ik dat best weinig maar toch herkende ik me weer helemaal in de eigenschappen van de Tijger. Maar zoals gezegd, ik ben inmiddels wel wat kritischer en dag, week of maand horoscopen beschouw ik als grote onzin. De algemene eigenschappen van sterrenbeelden, daar zie ik nog steeds wel wat in.

Deze inleiding leidt uiteraard naar een gedicht. In dit geval een gedicht van Lévi Weemoedt (1948, pseudoniem van van Isaäck (Ies) Jacobus van Wijk) uit de bundel ‘Van Harte Beterschap’ Kleine trilogie der treurigheid uit 1982. het grappige feit doet zich voor dat dit gedicht eigenlijk helemaal niet gaat over een sterrenbeeld of horoscopen.

.

De Waterman

.

Geen kleuterschool zag ooit zo’n zoete jongen

als ik: ik vocht niet, brak geen ruit;

‘k zat aan mijn tafeltje als alle and’ren sprongen

en prikte dag aan dag hetzelfde eendje uit.

.

Maar als ik klaar was en het eendje lag, gescheiden

van ’t blijde waterleven, doodsbleek in mijn hand,

dan weende ik bitter om dit aangerichte lijden

en ‘k dacht: heeft Blijheid steeds zo’n zwarte binnenkant?

.

Om tien voor vier renden mijn tijdgenoten

dwars door de schooldeur heen, op weg naar Vrolijkheid;

.

ìk zat nog ’s avonds laat, door werksters ingesloten,

snikkend het eendje terug te stoppen in zijn bijt.

.

PS

O, ‘k zag de juffrouw heus wel op haar voorhoofd tikken,

maar ‘k vroeg de dag erna tóch of ik weer mocht prikken!

.

 

Zomergasten

The Tyger van William Blake (1757 – 1827)

.

Gisteravond bij Zomergasten was Hennie Vrienten te gast en waar ik vrijdag nog twitterde dat het tijd werd voor een dichter als Zomergast, besteedde Hennie heel veel tijd aan dichters en poëzie. Een van de dichters en gedichten die aan de orde kwam is The Tyger van de Engelse dichter William Blake. Een gedicht waarin de dualiteit tussen esthetische schoonheid en wreedheid wordt weergegeven. De spreker in het gedicht vraagt ​​zich af of de hand die het lam creëerde ook de tijger maakte.

.

The Tyger

.

Tyger! Tyger! burning bright
In the forests of the night,
What immortal hand or eye
Could frame thy fearful symmetry?
.
In what distant deeps or skies
Burnt the fire of thine eyes?
On what wings dare he aspire?
What the hand dare seize the fire?
.
And what shoulder, and what art,
Could twist the sinews of thy heart?
And when thy heart began to beat,
What dread hand? and what dread feet?
.
What the hammer? what the chain?
In what furnace was thy brain?
What the anvil? what dread grasp
Dare its deadly terrors clasp?
.
When the stars threw down their spears,
And watered heaven with their tears,
Did he smile his work to see?
Did he who made the Lamb make thee?
.
Tyger! Tyger! burning bright
In the forests of the night,
What immortal hand or eye,
Dare frame thy fearful symmetry?
.