Site-archief

Tijgerbrood

Ruth Lasters

.

De Vlaamse dichter en schrijfster Ruth Lasters (1979) debuteerde als dichter met ‘Vouwplannen’ welke bekroond werd met de Debuutprijs Het Liegend Konijn in 2009. In 2015 verscheen haar tweede dichtbundel ‘Lichtmeters’, waarvoor ze de Herman De Coninckprijs kreeg. De bundel werd ook genomineerd voor de VSB-poëzieprijs.  In februari 2023 verscheen haar derde poëziebundel ‘Tijgerbrood’ welke ook de keuzebundel is van poëzietijdschrift Awater deze maand.

Ruth Lasters was ook als dichter te gast bij Poetry International in Rotterdam en ook daar maakte ze een bijzondere indruk op mij. Alle reden dus om nog een gedicht van haar hand uit haar laatste heel mooie bundel hier te plaatsen. Ik koos voor het gedicht ‘Oor’ waarmee Lasters maar weer eens bewijst dat een dichter over elk onderwerp een gedicht kan maken.

.

Oor

.

Hierbij alvast – je weet maar nooit – mijn condities

voor de transplantatie van een kopjesoor

naar mijn stukke, favoriete theemok.

.

Het hoeft geen oor van Delfts of Kantonees porselein te zijn.

Een simpel kopjesoor van aardewerk in om het even welke kleur

zal eerst volstaan zoals jij mij altijd volstaan hebt,

vol en dus ook wel met mindere schijngestalten.

.

Het kopjesoor graag aanzetten met Bindulin Kontaktzement:

fraaie tubes en echt ijzersterk.

En dat je tijdens de aandruktijd met gesloten ogen denkt

.

aan mijn buik tegen jouw rug. Al lig of lag ik

eigenlijk liever met mijn hoofd aan de buitenkant,

een binnenzeeënmens is snel beklemd.

.

Zo, als je morsig hebt gewerkt zoals ik je ken,

zitten je duim- en wijsvingertop nu aan elkaar vastgelijmd

tot een vingercirkel. Eigenlijk is dát het enige kopjesoor

dat ik werkelijk wens en dat je misschien verzinnen kan in de lucht

.

aan een mok die er niet is als je

me mist, eerst als een oude Chevrolet ontvreemd

van zijn diafragmaveer. En dan steeds minder

totdat een ‘nieuwe’- geloof je dat nou echt? – liefde aan je trekt.

.

Weet dan dat het goed is, dat het toch ook niet

aan de theebuiltjes ligt dat men ze nooit als zandzakjes

voor de gevels zet. Er bestaan geen miniscule overstromingen.

.

Zwembadladdermaker

Ruth Lasters

.

Voor het minipoëziemagazine dat ik samen te Marieanne en Bart maak bepalen we van te voren altijd een richting. Die richting is niet maatgevend maar kan tot inspiratie leiden bij de dichters die we vragen. Enige tijd geleden tijdens een brainstorm over mogelijke richtingen kwamen we op beroepen en dagbestedingen die te gek zijn voor woorden (daar hebben we nog geen actie op genomen maar hij staat op de longlist van richtingen). We kwamen erop omdat er zoveel beroepen en functies zijn die je voorhoofd doen fronzen of waarvan je denkt; Hoe dan?

Ik moest hieraan denken toen ik de nieuwste bundel van Ruth Lasters aan het lezen was. Daarover zo meer. Ruth Lasters (1979) schrijft romans en poëzie. Voor de periode 2022-2023 was Lasters benoemd als één van de vijf Stadsdichters van Antwerpen. In september 2022 nam zij echter ontslag als stadsdichter van Antwerpen nadat haar kritische gedicht ‘Losgeld’, dat zij samen schreef met haar leerlingen beroepsonderwijs, geweigerd werd door het stadsbestuur. Over datzelfde weerbarstige stadsbestuur schreef ik al eerder in dit bericht.

Haar nieuwe bundel ‘Tijgerbrood’ “gaat over het verlangen om voor altijd toevlucht te kunnen zoeken, op te lossen in pure vorm, in woordenloosheid. De auteur is haar vroegere compartimenten kwijt. De dichter, leerkracht, kindervrije vrouw, partner, pacifist, klimaattobber en kunstliefhebber werden samengekneed tot één wezen dat haar hoop, bekommernissen en angsten meer en meer durft te erkennen als die van iedereen. Als brood leven is, zoals men zegt, is tijgerbrood een leven in camouflagevel om als observator ongehinderd de stem te kunnen opvangen van de hele maatschappij” zo lees ik op de website van haar uitgever.

Die observatorrol lees ik terug in de bundel. In ‘Tijgerbrood’, om terug te komen op beroepen waar je van alles over kan denken en van vinden, staat het gedicht ‘Porie’. In dit gedicht kwam ik meteen al twee beroepen/functies tegen waarvan ik dacht: zouden ze bestaan? En klopt de veronderstelling van de dichter dat, wanneer je beseft dat beide beroepen in één persoon vertegenwoordigd kunnen zijn, je dan ‘onomkeerbaar volwassen’ bent? De vragen die dit gedicht stelt zet aan tot nadenken. Terwijl de aanleiding juist zo’n oppervlakkige was, namelijk onbegrijpelijke beroepen.

.

Porie

.

Als je beseft dat de zwembadladdermaker

en de brandladderfabrikant een en dezelfde is,

dan ben je het dus: onomkeerbaar volwassen.

.

Als je je erover verbaast dat het kan, dat evacuatieladders

vervaardigd voor het ‘hopelijk nooit

 

vaker besteld worden, duurder zijn, van groter

.

economisch belang dan treden voor in fris opspattend chloorwater.

Vooral in de zomer als die laatste soort aldoor trap-op-trap-af

.

wordt gebruikt, moet zo’n maker

van zelden echt betreden vluchtladders

toch soms bevreemd in een onwerkelijk aangevoelde seconde

.

als in een uitvergrote porie vallen

waardoor de dag de lederhuid in slingert van talg-

naar talgklier. Om heraansluiting met alles te vinden

.

volstaat één aanraking, één door een ander

teruggestreken armhaar, maar het gebeurt niet. Iedereen is

.

zwemmen.

.