Site-archief
De broekbewapperde mens
Robert Anker
.
Wat ik – naast heel veel andere aspecten – erg leuk aan poëzie vind is de vindingrijkheid van dichters als het gaat om bijzondere titels van bundels. Als ik in mijn boekenkast kijk staan daar bundels met namen waar ik me elke keer weer over verbaas en waar ik elke keer opnieuw weer vrolijk van word. Ik noem: ‘Het glimpen van de welkwiek’ (Pfeijffer), ‘Gevecht tegen het zuur’ (van Doorn), ‘Verboden voor kettingzagen'(de Bas), ‘Totemtaal'(Harten) en ga zo maar door. Een van die titels is ook de bundel van Robert Anker namelijk ‘De broekbewapperde mens’.
Rengert Robert Anker (1946 – 2017) was schrijver, dichter en literatuurcriticus. Hij debuteerde in 1979 met de bundel ‘Waar ik nog ben’. Daarvoor verschenen al gedichten van zijn hand in tijdschriften als De Revisor. Waar zijn debuut nog een traditionele dichtbundel was, geïnspireerd op zijn jeugd in het Westfriese Oostwoud en naar binnen gericht, veranderde dit al snel en kwam de nadruk te liggen op de buitenwereld, zoals in ‘Van het balkon’ (1983), en op maatschappelijke problemen, zoals in ‘De broekbewapperde mens’ (2002). Van de natuur verschoof het perspectief naar het stadsleven. Het werk van Robert Anker werd vele malen bekroond met onder andere de Jan Campert-prijs en de Herman Gorterprijs.
Hoewel de gedichten in ‘De broekbewapperde mens’ zeker geen eenvoudige kost is, zijn de gedichten toch zeer te genieten. Ik koos uit deze bundel het titelgedicht al was het alleen maar door de bijzondere titel.
.
De broekbewapperde mens
.
Dat er altijd maar die bron zou zijn
die reikt tot in de hemel.
Het is de mens die op de kemel
des woestijns ons doortrokken hebbend
steeds rechterop
van waterput tot avondkleding
ons nu verlaat voor wat hij denkt
te zijn op de bedijkte dijk:
.
de broekbewapperde mens!
.
Die nu omkeert en afdaalt
voor een bagagedrager
(en een broekklem)
zeggende:
vlaggen psalmen verrekijkers
en voordehandse liederen
inleveren bij de windmolen
die de dood vermaalt
tot hevige aanwezigheid
angst en vreze te behouden.
.
Spring maar achterop bij de mens!
.
Zo blijf je in de herinnering
Jaap Harten
.
In 1954 debuteerde de dichter Jaap Harten (1930 – 2017) bij de Bezige Bij met de bundel ‘Studio in daglicht’. Harten woonde in Den Haag en werkte daar bij het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum. Dit museum liet hij een grote som geld na, na zijn overlijden. De poëzie van Harten heeft een pregnante en harde zeggingskracht, of zoals Hans Andreus de poëzie van Harten beschreef: “Harten’s beelden hebben scherpte en fantasie, de toon van zijn gedichten is bijna koel, met juist genoeg afstand tot de stof en het onderwerp”.
In 1966 verscheen van Jaap Harten de dichtbundel ‘Totemtaal’ en uit deze bundel het gedicht ‘Zo blijf je in de herinnering’.
.
Zo blijf je in de herinnering
.
‘Zonder hoed geen heer’-
dus: zonder hoed.
.
Het hoofd een krotwoning vol pijpestelen,
vuurdeeltjes en persiflages. Woorden
morriger dan muizen in een val.
.
Ik reageer het snelst op rauw uitgestoten
taal: keukenmeiden-
drama’s in de 1e pers. enk. en bouwkeet-
gevloek hebben mijn voorkeur
.
zoals ook een plotselinge dood
mijn voorkeur heeft: die van Anton Webern bv.
in 45 per ongeluk kapot-
geschoten door een amerikaanse legerkok
.
die sindsdien, altijd wanneer
hij dronken was herhaalde:
.
I wish I hadn’t killed that man!
.
Amsterdam, Dapperbuurt
Jaap Harten
.
In 1966 publiceerde Jaap Harten bij De Bezige Bij de bundel ‘Totemtaal’. Jaap Harten (1930) is een Nederlandse dichter en schrijver van romans en verhalen. Hij woont in Den Haag waar hij werkte bij het Letterkundig Museum en Documentatiecentrum. Hij leeft samen met kunstschilder Oskar Lens (1930). Uit de bundel ‘Totemtaal’ het gedicht ‘Amsterdam, Dapperbuurt’.
.
Amsterdam, Dapperbuurt
.
In het proeflokaal
schuil ik vol mistige voornemens
voor het noodweer
.
wat is het hier stil
het lijkt wel lemmer in de herfst
,
alleen de hagelstenen
praten harder aan het raam
dan de regen, eens, bij j.c. bloem
.






