Site-archief

Op de meubelboulevard

Sander Meij

.

De gedichten van Neerlandicus, schrijver, ghostwriter van drie kinderboekenseries en dichter Sander Meij werden tweemaal bekroond met een aanmoedigingsbeurs van Hollands Maandblad. Hij won de Meander Poëzieprijs voor jongeren en de gedichtenwedstrijd van Onbederf’lijk vers. Zijn poëzie verscheen in De Gids, Hollands Maandblad, Het Liegend Konijn, Krakatau, Op Ruwe Planken en Meander. Meij debuteerde in 2015 met de bundel ‘Nieuw eiland’  waarna in 2019 ‘Pincetbeweging’ volgde. In 2022 publiceerde hij de bundel ‘De Wolf is terug’.

In een recensie van deze bundel op Meandermagazine ‘De wolf is terug’ beschrijft recensent Peter Vermaat in zijn begin alinea hoe de mens de wolf altijd heeft afgebeeld als een ‘duivelse vijand’. In de recensie beschrijft Vermaat dat de bundel in het eerste hoofdstuk de wolf een plek krijgt van ‘terug van nooit weggeweest’ om vervolgens in het tweede deel de beweging van het beeld van de wolf naar het proces van het inrichten van het landschap door de mensen te beschrijven, om uiteindelijk terecht te komen bij de herinneringen, relaties en wederwaardigheden in het nu (of ooit) van het ik-personage.

Vermaat houdt de mogelijkheid open dat er “in de constructie letterlijk sprake is van tweespalt, om daarmee de strijd tussen het menselijke en het wolfzuchtige in de mens in het algemeen en in de dichter in het bijzonder ook voor de lezer voelbaar te maken”.

In het gedicht ‘Op de meubelboulevard’ beschrijft Meij die mogelijkheid, die strijd tussen menselijke en wolfzuchtige eigenschappen van de mens op een bijzondere manier.

.

Op de meubelboulevard

.

tussen spoedig verscheurde prachtgezinnen

bedwelmd door muziek voor slechthorenden

waar niets ertoe doet maar van alles begint

.

probeer ik mijn blik strak te houden

het gaat erom niet op te vallen

onder de soort die de mijne nochtans is

.

ik loop met hen op, zie dezelfde ogen

dezelfde monden vormen woorden

van vergelijkbare strekking als de mijne

.

en dan in het holst van mijn bloedeigen hoofd

hoor ik mezelf zeggen: een basiskleur

en ik voel hoe de mand krakend barst

.

Zondag

Ed. Hoornik

.

“In prettige herinnering aan – en met hartelijke dank voor de goede zorgen gedurende de dagen van 11 september – 21 september 1953”. Dit is het eerste dat ik lees wanneer ik de bundel ‘Kleine dichterkeur’ een keuze uit verzen dezer eeuw, ingeleid en van een bio- en bibliografie voorzien door dr. W.L. Brandsma, uit 1950, open sla. Een tijd waarin mensen elkaar dichtbundels gaven als dank voor een verblijf bij anderen, misschien moeten we dat weer gaan invoeren in deze tijd.

Dezer eeuw, uit de ondertitel, moet natuurlijk gelezen worden als de eerste helft van de 20ste eeuw en dat is te zien aan de dichters die zijn opgenomen; stuk voor stuk geboren aan het einde van de 19e eeuw en het begin van de 20ste eeuw.

Lezend in deze bundel kom ik het gedicht ‘Zondag’ tegen en zittend in de tuin in de zon weet ik; dit is het gedicht dat ik vandaag, op zondag, met jullie wil delen. Het gedicht komt uit de bundel ‘Tweespalt’ uit 1943 van Ed. Hoornik (1910 – 1970).

.

Zondag

.

De zondagmorgen geurt naar brood en honing;

de vroege zon schijnt op het tafelkleed;

zij neuriet als zij het vertrek betreedt;

verwonderd staat zij in de eigen woning.

.

Een snelle fietser rijdt onder de bomen,

het nikkel blinkt nog als zij hem vergeet;

op ’t schone linnen staat ’t ontbijt gereed,

als zij de jongens uit de tuin ziet komen.

.

De heldere stemmen klinken door de gangen,

hoe heerlijk is de koelte van hun wangen,

zij staat te lachen om den wilden zoen.

.

De hond speelt keffend in het frisse groen;

de klokken luiden, een warm verlangen

maakt dat zij zingende het werk gaat doen.

.

 

Mijn dochter en ik

Ed. Hoornik

.

Twee jaar na zijn dood verscheen van dichter Ed. Hoornik (1910 – 1970) de verzamelbundel ‘Verzamelde gedichten’ bij uitgeverij Meulenhoff. De stem van Hoornik lijkt wat te verbleken en dat is volgens mij ten onrechte. Veel van zijn poëzie is tijdloos en laat zich ook nu nog uitstekend lezen. Neem het gedicht ‘Mijn dochter en ik’ dat eerst in de bundel ‘Tweespalt’ verscheen uit 1943.

In heldere taal verteld Hoornik hier een moment van een vader met zijn dochter dat mij in ieder geval heel bekend voorkomt.

.

Mijn dochter en ik

.

Terwijl ik lees voel ik mijn dochter kijken;

ik laat niets merken en lees rustig door.

Haar leven doet zich helder aan mij voor:

het zal in alles op het mijne lijken.

.

Niets kan ik doen, opdat zij zal bereiken

wat ik, amper gevonden, weer verloor;

geen vindt van het geluk méér dan een spoor,

ook zij niet, en ook zij zal het zien wijken.

.

Ik sluit het boek. Wij zitten naast elkaar;

geen woorden tussen ons; slechts, even maar,

de glimlach van de een tegen de ander.

.

’t Is of ik in mijn eigen ogen staar,

en wat daar staat, het is als water klaar,

wanneer ik langzaam in mijzelf verander.

.