Site-archief
Dadaïst
Jan Cremer
.
Schrijver en beeldend kunstenaar Jan Cremer (1940) worden vele functies toebedacht op de website van de RKD (Rijksdienst voor Kunsthistorische Documentatie) maar de functie van dichter staat er niet bij. Nou is Jan Cremer bekend van veel dingen maar niet (of nauwelijks van zijn poëzie). En toch zou je kunnen stellen dat alles met poëzie is begonnen. In 1956, op 16 jarige leeftijd schreef hij bijvoorbeeld al gedichten die zijn opgenomen in de bundel ‘Verloren gedichten’ uit 2004. Dat dit bundeltje met gedichten uit de periode 1956 tot 1992 redelijk obscuur is blijkt ook uit het feit dat bij de Digitale Bibliotheek voor Nederlandse Letteren dit bundeltje nergens te vinden is bij de informatie over Cremer.
Jan Cremer debuteerde met vier hoofdletterloze gedichten in 1956 in het literair tijdschrift KLAT dat werd uitgegeven in Deventer. Een openingsbod op een veiling van dit tijdschrift in 2013 was al € 450,- maar dit had waarschijnlijk meer te maken met de naam Jan Cremer dan met de inhoud of het poëtisch gehalte van de gedichten.
Uit dit bijzondere bundeltje wil ik graag het gedicht ‘Dadaïst’ uit 1956 delen (in 1957 schreef hij een ‘vervolggedicht’ met de titel ‘Dadaïst II) waarin al veel van de latere bravoure van Cremer in doorschemert.
.
Dadaïst
.
Zijn haren geklonken uit prikkeldraad
verbrande voeten liepen op as
in rokerige nevel ving hij de mensen
en vormde ze in hun slaap tot
DADA DADA DADA
.
In de ban van zijn grijze ogen
verloor de kermende maagd haar eer
rollende hete keien zochten houvast
maar kreunend sprak hij zacht
DADA DADA DA…
.
Hij zocht zijn mes uit hondevel
en sneed zijn oren af en hoezee
uit duistere grotten klonk het hoorngeschal
in pijn schreef hij zijn naam met bloed
DADA DA…
.
Nog stikkend in zijn laatste kus
verstootte hij de vrouw die met
holle lach en verschroeide haren
over gloeiende aarde kroop en riep
DADA…
.