Site-archief

De vereffening

Bart Chabot

.

Hoewel zijn zoons tegenwoordig steeds vaker met boeken in het nieuws zijn dan hun vader, blijft Bart Chabot toch een bijzonder plekje in mijn hart houden. Zeker door zijn boeken over Herman Brood maar ook door zijn poëzie. Sinds kort ben ik in het bezit van ‘Hosanna dagen’ uit 2018, een bundel met gedichten, vaak in lange monologen, over andermans maar ook zeker zijn eigen leven.

Zoals in het gedicht ‘De vereffening’ dat gaat over zijn vader van wie we inmiddels meer weten sinds Bart Chabot het boek ‘Mijn vaders hand’ publiceerde. De omslag van de bundel is gemaakt door Anton Corbijn, een goede vriend van Bart Chabot en mag er ook zeker wezen.

.

De vereffening

.

Ik had mijn vader een kwarteeuw niet gezien
laat staan gesproken
nu zocht ik hem op in het verpleeghuis
weldra zou hij sterven
.
via via had ik gehoord dat het niet goed ging
met degene die zich mijn vader noemde
en na ampel beraad
(zou ik wel, zou ik niet
wie schoot er wat mee op?)
zette ik de eerste stap
tenslotte woonde hij in een tehuis
bij mij om de hoek, geen ten minuten lopen
dat maakte die eerste stap wel zo makkelijk
zo’n opgave was het niet, een bezoekje,
qua afstand – de berken
beefden als skeletten langs de oprijlaan

.

Hij was dement, was me gezegd
sprak wartaal
en herkende niets en niemand,
was me verteld
ik moest vooral nergens op rekenen
dan viel het alleen maar mee
maar toen ik op de begane grond de zaal in liep
herkende hij me meteen
.
het was een week na kerst
het nieuwe jaar stond in vol ornaat op de drempel
ik kampte met goeie voornemens
dat kun je hebben, soms
misschien speelde dat onbewust mee bij mijn komst –
hij zat in een rolstoel
.
– dag pap – zei ik
en legde een hand op zijn schouder
ik voelde zijn sleutelbeen
een dun, teer, broos stukje bot
dat zich eenvoudig verpulveren liet
hij was geen partij voor mij –
de rollen waren omgedraaid
hij keek naar me op
en begon te huilen
.
– dag pap – herhaalde ik
hij keek naar zijn loze schoot
en begon harder te huilen, mijn vader
er was iets misgegaan, leek hij
te beseffen
ergens onderweg,
iets wat niet meer te repareren viel
.
door zijn tranen heen
staarde hij me hopeloos aan
met hopeloze ogen
er was iets onherstelbaar misgegaan,
besefte hij, maar wat en hoe en waar?
– dag pap –
meer viel er niet te zeggen
.
buiten werd het donker, zag ik
de bomen liepen dicht
ik moest maar eens op huis aan
en dat vertelde ik hem ook
maar ik geloof niet dat hij me hoorde
of dat de boodschap tot hem doordrong
voor het raam zwaaide een twijg
me namens hem alvast uit
– dag pap-
.
alles bij elkaar duurde mijn bezoek
nog geen halfuur
langer was ook niet nodig
we wisten dat we elkaar niet meer zouden zien
en dat hoefde ook niet:
het onzegbare was gezegd,
het verzwegene verzwegen
.
toen ik wegging liet ik hem achter in de zaal
bij de andere stakkerds
met een slabber voor, ze gingen eten
maar zonder helpende hand lukte dat niet
dan liep, gleed en druppelde het meeste ernaast
hoogste tijd om te gaan, ik hoefde
niet alles te zien en niet alles te weten
sommige zake liet je beter rusten
.
bij de drempel keek ik nog één keer om
voor het laatst
– dag pap –
in de rolstoel zat een wrak

.

Broer

Dubbel-gedicht

.

Over families zijn vele gedichten geschreven. Over vaders, moeders, zoons, dochters maar vreemd genoeg ben ik niet veel gedichten tegen gekomen over broers. Toch heb ik er twee kunnen vinden die nogal verschillend zijn en daarom zo interessant.

Het eerste is van de dichter en schilder Hendrik de Vries (1896 – 1989). Hendrik de Vries was een vroege surrealist. Het onderbewuste speelt een cruciale rol in zijn poëzie. Hij kreeg tijdens zijn leven o.a. de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs, de Constantijn Huygens-prijs en de P.C. Hooft-prijs. Uit ‘Hoor! Zo is nooit gezongen! Hoor! uit 1986 komt het gedicht ‘Broer’.

Het tweede gedicht is van Bob Fosko (1955) pseudoniem van Geert Timmers, muzikant, tekstschrijver, acteur, recensent, producer, presentator, stem en programmamaker en bij mij vooral bekend als zanger van de Raggende Manne. Van hem is het gedicht ‘Ik wil je broer niet zijn’ uit de bundel ‘Nacht vd Poëzie’, een uitgave n.a.v. de 30ste nacht van de Poëzie uit 2011.

.

Broer

.

Mijn broer, gij leedt

Een einde, waar geen mens van weet.

Vaak ligt gij naast mij, vaag, en ik

Begrijp het slecht, en tast en schrik.

.

De weg met iepen liet gij langs,

De vogels riepen laat. Iets bangs

Vervolgde ons beiden. Toch woudt gij

Alleen gaan door de woestenij.

.

Wij sliepen deze nacht weer saam.

Uw hart sloeg naast mij. ‘k Sprak uw naam

En vroeg, waarheen gij ging.

Het antwoord was:

.

“Te vreselijk om zich in te verdiepen

Zie: ’t gras

Ligt weder dicht met iepen

Omkringd.”

.

Ik wil je broer niet zijn

.

midden in de nacht hoor ik de bel

slaperig maar nieuwsgierig doe ik

open.

daar sta je weer met je plastic zak

je zegt: ‘ik wilde naar mijn broer toe

lopen’,

maar ik ben je broer niet, stomme

trut!

wel lekker hier komen slapen

en ondertussen effe lekker….

ja….

.

ik wil je broer niet zijn

zie je dat dan niet

ik wil je broer niet zijn!

zie je dat dan niet?

.

ik ben geen familie van je

dat zou je wel willen he…

moet je kijken wat je doet…

zie je niet dat mijn handen trillen…

kom maar binnen hoor

ik maak wel chocola

maar dan moet ik weer naar bed

ik ga niet uren liggen lullen

zo is het maar net

.

ik wil je broer niet zijn

.

foto: Jean-Pierre Jans

 

%d bloggers liken dit: