Site-archief
Het persoonlijke is poëzie
Hannes Meinkema
.
Er zijn schrijvers en dichters van wie de namen nog resoneren maar waarvan niemand eigenlijk precies meer weet van welk boek of van welke bundel. Zo’n schrijver/dichter is voor mij Hannes Meinkema (1943). Hannemieke Stamperius (Hannes Meinkema is de naam die ze als pseudoniem gebruikt voor haar proza en poëzie) ken ik als naam van mijn middelbare schoolperiode in de jaren ’70 van de vorige eeuw en dan vooral van haar verhalenbundels en romans. De eerlijkheid gebied me te zeggen dat ik nooit iets van haar heb gelezen.
Dat ze naast romans en non-fictiewerk (dat onder haar echte naam uitkomt of onder een ander pseudoniem namelijk Justa Abbing) ook poëzie heeft geschreven wist ik al wel toen ik een dubbelgedicht aan haar en T. van Deel wijdde, maar dat het in haar geval tot slechts één dichtbundel is gebleven wist ik (tot vandaag) niet.
Ik kocht de bundel ‘Het persoonlijke is poëzie’ van Meinkema uit 1979, dat werd uitgegeven door Elseviers Literaire serie. In deze kleine bundel slechts 32 gedichten, waarvan ik het gedicht ‘tomaten’ koos.
.
tomaten
.
wat voel ik wat voel ik wat
weet ik over hoe dat moet met
macht
als er
tomaten worden doorgedraaid
terwijl
-deze dingen kunnen niet simpel genoeg worden uitgedrukt-
mensen sterven door honger
en ik een vrouw ben, van wie men verwacht
dat ze in de winkel dagelijks tomaten koopt.
.
O kus mij, omarm mij
Hans Lodeizen
.
Gelukkig lijkt het erop dat er vanaf deze week weer wat meer mogelijk is als het gaat om ontmoeting en intermenselijk verkeer. Om iedereen een hart onder de riem te steken dacht ik maar weer eens een liefdesgedicht te plaatsen. Dit keer van Hans Lodeizen (1924 – 1950), de op jonge leeftijd overleden dichter die niet meer achterliet dan één bundel en een aantal nagelaten gedichten. Hoewel Lodeizen geldt als een van de Vijftigers schreef Peter Berger over Lodeizen en zijn poëzie in het boek ”t Is vol van schatten hier’ uit 1986:
“Weliswaar vertoont Lodeizen een zekere verwantschap met deze naoorlogse dichters (de Vijftigers), maar bij lezing van zijn werk valt het eigen, persoonlijke karakter op. ‘De gedichten van Hans Lodeizen, met hun sfeer van jong-zijn en kleurige feestelijkheden, lijken in hun luchtige elegantie een beetje boven de wereld te zweven. Ze zijn licht en onaards, maar toch zeer autobiografisch.”
Uit de bundel ‘Het innerlijk behang en andere gedichten’, samengesteld door J.C. Bloem, Jan Greshoff en Adriaan Morriën en gepubliceerd 6 jaar na zijn dood (1956) staat het gedicht ‘3’ waarin de beginzin voor veel mensen momenteel heel na aan het hart zal liggen.
.
3
.
o kus mij, o omarm mij
ik heb lang in de regen gestaan
ik heb lang op de bus gewacht
ik heb geen taxi kunnen krijgen
ik heb lang wakker gelegen
ik heb ontzettend gedroomd
ik heb niets gegeten
ik heb gestolen
.
o kus mij, o omarm mij
ik ben de witte slanke jongen
ik ben degene die droomde
ik ben de schim in de regen
ik ben de danser, de dirigent
ik ben de man bij het avondrood
ik ben het lichaam
ik ben de enige
.





