Site-archief
Monobiblos
Daniel Heinsius
.
Poëzie vertaald uit het Latijn is een niche binnen de niche die poëzie op zichzelf al is (binnen de literatuur) maar dat wil niet zeggen dat er niet te genieten valt van vertalingen van poëzie uit het Latijn (tenzij je tot dat kleine groepje mensen behoort die het Latijn machtig is en geen vertaling nodig hebt). Dat er genoeg te genieten is van vertaalde poëzie uit het Latijn laat Harm-Jan van Dam zien in de bundel ‘Monobiblos’ uitgegeven door uitgeverij P in juni van 2025.
Harm-Jan Van Dam (1948) is emeritus hoofddocent Latijn aan de Vrije Universiteit van Amsterdam en gespecialiseerd in Latijnse poëzie, antieke en Neolatijnse (uit de zestiende en zeventiende eeuw). Hij was tevens lid van de redactie van het tijdschrift Filter, tijdschrift over vertalen en is zelf dichter..
Harm-Jan van Dam vertaalde eerder onder meer Erasmus’ ‘De lof der zotheid’ en, naar het Latijn, het zeer geprezen ‘Jippus et Jannica’, een aantal verhaaltjes uit Annie M.G. Schmidts Jip en Janneke.
In ‘Monobiblos’ (wat ‘enkel of afzonderlijk boek’ betekent) vertaalde Van Dam liefdespoëzie van van de Vlaamse Daniel Heyns of zoals hij bekend was Daniel Heinsius (1580-1655) naar het hedendaags Nederlands. Daniel Heinsius geldt als de belangrijkste Latijnse dichter van de Lage Landen uit die tijd. Hij schreef ook gedichten in het Oudgrieks en Nederlands en hij was hoogleraar aan de Leidse universiteit. Hij is echter vooral beroemd geworden door zijn Latijnse liefdespoëzie. De gedichten die van Dam voor deze bundel vertaalde zette Heinsius destijds al apart van zijn andere poëzie onder de titel Monobiblos vanwege het aparte, vrijgevochten karakter dat hij eraan toekende. In de bundel zijn naast de vertaalde gedichten ook de gedichten in het Latijn opgenomen, zeer uitgebreide aantekeningen en een uitleiding door de vertaler.
Voor de lezer in de 21ste eeuw mag het allemaal desondanks wat zoet overkomen, er wordt vooral oneindig veel gezoend in de 13 elegieën (in dit geval wordt hier geen klaagzang bedoeld maar er wordt verwezen naar de metrische vorm én de inhoud; gedichten waarin de dichter zijn persoonlijke leven centraal stelt) maar probeer desondanks maar eens onbewogen te blijven onder de inhoud en de zeer bloemrijke taal van Heinsius. Uit de 13 elegieën koos ik voor elegie 4 waarin een licht erotische toon doorklinkt.
.
Elegie 4
.
In dit geheime woud stroomt voor de grot een beekje,
verkwikkend streelt zijn frisse water hier de grond,
zacht begeleidt een briesje de nabije nimfen
en laat bomen ruisen vol van zoel gezucht,
de takken trillen, appels blijven even hangen
en vallen dan toch zonder schudden in mijn schoot,
die. roodgespikkeld, lijken op jouw kleine tepels,
Rossa, wanneer ze trillen op je meisjesborst,
je hemdje eromheen een kleine welving geven
en voor het eerst een beetje wulps zijn als je danst.
.
Liefste, kom hier: kijk, de laurier laat zijn blad vallen
en spreidt beminnelijk ons bed hier op de grond,
dichtbij het kleine stroompje met zijn lichtgroen water,
de bron die uit het mos opborrelt waar hij woont
en met zijn bruisen de lauwlome slaap laat komen
vol fantasieën over levendig plezier,
totdat de slaap je hals loom maakt en daarna langzaam
je geest bedwelmd raakt en door zoete dromen dwaalt,
je ogen vochtig wegdraaien, je ademhaling
wegvliegt vanuit de verste diepten van je borst
tot in mijn hart en het merg van mijn verhitte botten
en ik bewust je ziel met volle teugen drink.
Dit nieuwe medicijn tegen verflauwde hartstocht
nemen wij in. Laat Amor het tevreden zien;
een reiziger mag schuw en zuchtend naar ons kijkend
spontaan de reis opschorten die hij had bedacht,
totdat de Avondster vanuit zijn gouden poorten
ons stervend in lauwlome liefkozing betrapt.
.





