Site-archief
Do’s en Don’ts
Hoe schrijf je (goede) poëzie?
.
Het CBC, de nationale omroep van Canada, organiseert elk jaar een poëziewedstrijd waar mooie prijzen mee zijn te winnen. Op hun website vond ik 11 do’s en dont’s als het gaat om het aanleveren van gedichten voor deze wedstrijd. En wat voor een wedstrijd in Canada geldt, geldt natuurlijk ook voor het aanleveren van gedichten in ons taalgebied voor wedstrijden, publicaties in literaire- en poëziemagazines en bij uitgeverijen.
Daar om heb ik deze 11 tips en tricks vertaald naar het Nederlands zodat ook zij die het Engels wat minder goed beheersen er hun voordeel mee kunnen doen.
De Do’s
- Lees veel. Ik heb het hier op dit blog al vele malen geschreven en ik geloof er heilig in dat het lezen van poëzie je een betere dichter maakt. Beperk je niet alleen tot poëzie van nu of van jouw favoriete dichters, wees nieuwsgierig!
- Schrijf wat alleen jij kan schrijven. Wanneer je iets instuurt stel jezelf dan de vraag of dit echt alleen maar door jou geschreven had kunnen worden? Denk hierbij aan het gebruik van clichés (die kan iedereen namelijk bedenken).
- Schrijf over je eigen leven. Maak gebruik van de levenservaringen die je hebt, wat alles wat je weet en meemaakte in de verschillende fases van je leven. Geef meningen over sociale, politieke of persoonlijke ontwikkelingen.
- Beleef de wereld. Lees en kijk het nieuws, lees social media, lees boeken (fictie en non fictie) maar ook strips. Kijk series en documentaires. Laat je inspireren door de wereld om je heen. Goede literatuur bestaat niet in een vacuüm.
- Bedenk hoe je gedicht eruit ziet. Welke vorm gaat je gedicht hebben, is dit van belang voor het gedicht? Let op interpunctie (ook als je die niet gebruikt), witregels, enjambement. Naar de vorm van je gedicht kijken en het dan hardop lezen helpt je bij de ontvangst van de lezer.
- Redigeer, redigeer, redigeer! Lees je gedicht een aantal keer door en kijk of alles wat je geschreven hebt er zo staat dat het voor jou klopt. Schrijffouten en grammaticale missers zijn showstoppers, voorkom ze.
De Don’ts
- Ga voor veilig. Als je voor veilig gaat komt dit je gedicht niet ten goede. Schudt je lezers wakker, experimenteer, schokeer, verras, zet je lezer op het verkeerde been en wees niet bang om iets te schrijven waarvan je denkt dat de lezer zich ongemakkelijk bij zal voelen.
- Speel met lettertypes. Hoewel de vorm van een gedicht belangrijk is (zie hierboven bij 5) is het gebruik van verschillende lettertypes of het gebruik van exotische lettertypes geen goed idee. Het zal onmiddellijk afleiden van waar het over gaat; het gedicht. Ik wil daar nog aan toevoegen: centreer een gedicht nooit in het midden van de pagina!
- Probeer trendy te zijn. Wees trouw aan je eigen ‘stem’ en taal. Wees origineel en authentiek maar probeer niet met allerlei dingen in en om je gedicht te imponeren. Je gedicht is waar het om draait, niet of je in een trend meegaat.
- Vergeet je lezer. Een lezer bestaat slechts in je verbeelding op het moment dat je het gedicht schrijft. Maar realiseer je dat wanneer je gedicht wordt gelezen er een mens van vlees en bloed het leest. Een ander dan jezelf dus. Jij als dichter bent niet je publiek.
- Leg je gedicht uit. Laat je gedicht altijd op eigen benen staan. Gedichten komen uit een vreemde plek in je ziel die niet per se slim of logisch is. Laat altijd wat te raden of aan de fantasie van de lezer over. Dit geldt wat mij betreft ook bij voordragen. Niets is zo’n afknapper als er een uitleg van een gedicht komt voor het eigenlijke gedicht, zeker niet als die uitleg veel langer duurt dan het gedicht zelf.
Herinner je deze tips en tricks tijdens je schrijfproces en pas ze toe en je zult zien dat het je poëzie ten goede komt. K. Schippers schreef een toepasselijk gedicht over het gedicht getiteld ‘Gedicht’. Het gedicht komt uit de bundel ‘Een leeuwerik boven een eiland’ uit 2003.
.
Gedicht
In dit gedicht
is geen woord
te veel
Neem je er iets van af
dan is het
niet meer heel
.
Alles mag je worden
Erik Menkveld
.
Erik Menkveld (1959 – 2014) was dichter, romancier en criticus. Hij studeerde Nederlands aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Na zijn studie werd hij redacteur van uitgeverij De Bezige Bij waar hij onder andere het poëziefonds beheerde. Van 1998 tot 2002 was hij organisator en programmamaker bij Poetry International in Rotterdam. Daarna was hij vooral actief als zelfstandig schrijver.
Van 2000 tot 2007 was hij redacteur van het literaire tijdschrift Tirade en in 2003 en 2012 was hij jurylid van de P.C. Hooftprijs, in 2003 ook van de VSB Poëzieprijs. Sinds 2009 was hij actief als poëzie-recensent voor de Volkskrant. In 2014 kwam aan zijn leven een veel te voortijdig einde toen hij stierf aan een hartstilstand.
In de bundel ‘Schapen nu!’ uit 2001 van Erik Menkveld staat een bijzonder gedicht. Het gedicht ‘Alles mag je worden’ is bijzonder in de zin dat, toen ik het las ik steeds dacht, en nu gaat hij in het gedicht zeggen dat je ook dichter kan worden (vooral na de tweede strofe) . Aan de ene kant voelde ik daarbij een zekere teleurstelling en aan de andere kant vond ik het juist ook wel goed dat hij de functie van dichter niet noemde. Het is hoe dan ook een mooi gedicht van een bijzondere dichter.
.
Alles mag je worden
.
Het springzaad knapt, de brempeulen
knallen open en jij ligt er in je wieg
als een popelend boontje bij.
.
Alles mag je worden van mij: zeeman,
boswachter, archeoloog. Of –
als je leven ingewikkeld loopt –
.
gesponsord ontdekker van aangroei
werende stoffen voor scheepsverf,
alleenstaand paddenstoelenfotograaf,
.
pacht- en beestenlijstenonderzoeker
van verdwenen Drentse keuterijen…
Behalve ongelukkig. Beloofd?
.
Niet te geloven
Het literair anekdotenboek
.
Pas geleden kocht ik in een kringloopwinkel ‘Het literair anekdotenboek’ samengesteld door John Müller en in 1988 uitgegeven door de Bijenkorf. Dit is nu precies het soort boeken waar ik van hou; boeken met weetjes, anekdotes, feitjes en lijsten. En deze dan in het bijzonder want ze gaan over literaire anekdoten. Het boek bevat veel informatie over schrijvers, dichters, maar ook over thema’s als brieven, kritieken, onderzoeken, prijzen, roddels, schandalen, zinspelingen en ga zo maar door.
Uiteraard heb ik een voorkeur wat betreft alle informatie die over dichters of de poëzie gaat en ik word niet teleurgesteld. Zo staat er een anekdote in onder het weinig zeggende trefwoord ‘matras’. In de jaren zestig van de vorige eeuw zond de AVRO-televisie Literaire ontmoetingen uit. In mei 1964 besloot de AVRO-directie het programma te laten vervallen, omdat de programmamakers (Remco Campert, H.A. Gomperts, Hans Keller -op 19 december 2019 overleden- en Con Nicolai) weigerden het fragment te schrappen waarin Remco Campert een eigen gedicht ‘Niet te geloven’ voorlas.
De AVRO maakte ernstig bezwaar tegen het woord ‘naaide’ in de derde strofe, en liet de programmamakers weten dat men niet op hun honorarium hoefde te rekenen als dit woord niet werd aangepast (verwijderd of vervangen door een woord dat kennelijk wel door de AVRO werd goedgekeurd). Remco Campert zei in een commentaar op deze eis: “Ik begrijp het niet, het gedicht heb ik in 1960 geschreven (en verscheen in de bundel ‘Dit gebeurde overal’ in 1962) en ik heb nooit aan enige weerstanden gedacht. Volgens mij waren de kuisheidsbezwaren tegen woorden als deze – die toch ook een wezenlijke functie hebben – wel doorbroken. Het gaat mij niet om het woord zelf, maar het is in het gedicht gewoon op zijn plaats. Nee, er was echt geen compromis mogelijk.”
Veel kranten hadden het er ook moeilijk mee, zo beschreef het Algemeen Dagblad ‘naaide’ als ‘zes letters, samen vormend een werkwoord dat veel wordt aangetroffen op schuttingen en in de moderne literatuur’, het Algemeen Handelsblad noemde het gewoon ‘het vieze woord’ en de Volkskrant beschreef het als ‘een handeling waar wij het voortbestaan van de wereld aan te danken hebben’. Vreemd genoeg drukte de ‘Friese Koerier’, de Leeuwarder Courant’ en ook ‘Trouw’ (de krant die de eerste decennia na de tweede wereldoorlog een blad voor de gereformeerde kerken in Nederland was) het gedicht gewoon af.
Wanneer je het gedicht nu leest vraag je je af waarom er zo’n ophef was destijds over dit gedicht en zo’n woord. Het geeft maar weer eens aan hoe de moraal is veranderd en welke vrijheid er tegenwoordig is om te schrijven wat men wil.
.
Niet te geloven
.
Niet te geloven
dat ik knaap nog
een vers schreef over de
zilverwitheid van een berkestam
.
en om mij heen
grootse dronkenschap
van de bevrijding:
het water was wishky geworden.
.
Alles zoop en naaide
heel Europa was één groot matras
en de hemel het plafond
van een derderangshotel.
.
En ik bedeesde jongeling
moest nodig
de reine berk bezingen
en zijn bescheiden bladerpracht.
.
Words do come easy
Ebon Heath’s visuele poëzie
.
Ik kom niet goed uit mijn woorden. Kent u die uitdrukking? Nou Ebon Heath komt heel goed uit zijn woorden want zij vormen de basis van zijn visuele poëzie of typografische mobiles. Ebon Heath is een van de meest veelbelovende kunstenaars van het moment en zijn kijk op typografie is pure visuele poëzie. Woorden zien er verbazingwekkend uit, ze vormen hun eigen structuren, ze dansen en bewegen en toch staan ze stil. In het universum van Ebon Heath, kruipen woorden uit hun schulp, gaan ze leven levend en vertellen ze ons hun verbazingwekkende verhalen.
Op de vraag hoe Heath tot deze vorm van visuele poëzie is gekomen antwoord hij in een interview op: http://www.yatzer.com/1690_ebon_heath_and_his_visual_poetry : “Deze visuele reis begon als een liefdesrelatie met letters en een vraag: hoe kunnen we onze typografische taal met de lichamelijkheid van onze lichaamstaal laten fuseren? Ik wil dat mijn taal springt, schreeuwt, fluistert en danst, versus het platte, dode en slapende, om te worden gebruikt en weggegooid, zonder zorg voor haar ingewikkelde schoonheid van vorm, functie en betekenis.”
Ebon Heath woont en werkt in Brooklyn, Berlijn en Bali. Meer van zijn bijzondere werk is te zien op zijn website http://listeningwithmyeyes.com
.










