Site-archief
Namen noemen
Joan Armatrading
.
In de jaren ’80 luisterde ik veel naar de Engelse zangeres, songwriter en gitarist Joan Armatrading (1950). Dat begon met de single die ze uitbracht in 1980 getiteld ‘Rosie’. Toen ik meer van haar ging luisteren bleek ze over een breed scala aan muzikale invloeden te beschikken. Maar vooral haar teksten spraken me bijzonder aan. Vaak waren het prachtige liefdesliedjes maar ook maatschappelijk geëngageerde nummers. En soms iets van een heel andere aard.
Op haar album ‘The Key’ uit 1983 staat bijvoorbeeld het nummer ‘(I love it when you) call me names’. Het nummer gaat over de verschillende voorkeuren die mensen er op na houden als het gaat om (seksuele) genoegens. In dit geval de SM-achtige praktijken die beginnen met het noemen van namen (uitschelden), elkaar fysiek pijn doen en de bijbehorende verkleedpartijen. Joan is er duidelijk over: It’s their way of loving not mine.
.
(I Love It When You) Call Me Names
.
I just wanna see you at night
Don’t come round my house in the day
I love it when we start up a fight
And I love it when the fight ends your way
.
I love it when you call me names
.
I can’t wait to see you again
I know you’re gonna slap my face
you beat me up then beat me again
and over and over and over and over
And over and over
.
I love it when you call me names
.
Big woman
And a short short man
And he loves it
When she beats his brains out
He’s pecked to death
But he loves the pain
And he loves it
When she calls him names
.
She’s wearing heavy leather with lace
He dresses up in cowboy taste
They punish then they think up a crime
It’s their way of loving not mine
.
I love it when you call me names
.
Django Reinhardt (1910-1953)
F. Papenhove
.
Door een berichtje van Jiske Foppe op Facebook werd ik gewezen op het bestaan van dichter F. (Fred) Papenhove (1956). Zij deelde een gedicht van zijn hand dat was opgenomen in de bundel ‘Van geluk gesproken’ een Rainbow pocket uit 2007. Na enig zoekwerk blijkt dat F. Papenhove in 2000 zijn debuut als dichter in het Haagse literaire tijdschrift Bordelaise Literair (tegenwoordig Sub Rosa) maakte.
Fred Papenhove werkte onder andere als dienstplichtig marinier, boekverkoper, privéchauffeur, museumdocent, verslaggever bij het Haags Straatnieuws en de daklozenkrant en hij is dichter en prozaschrijver. Sinds zijn debuut zijn er van hem o.a. gedichten geplaatst in de dichtbundels ‘Daar komen de dichters’ (2003), ‘War on War’ (2003), de ‘Kidsgids Den Haag’ (editie 2002-2003) en in de bloemlezingen ‘Van Haagse dichters die voorbijgaan’ (2001), ‘Rotterdam de stad in gedichten‘ (2002) en ‘Antwerpen de stad in gedichten‘ (2003). Er is van hem ook poëzie geplaatst in het literaire wielertijdschrift De Muur (2004).
In 2005 verscheen van hem bij de Windroos de bundel ‘De Rode Soldatenvis / Poisson – Soldat Rouge’. In 2009 won hij de Halewijn-literatuurprijs van de stad Roermond voor de bundel ‘De hemel is vol zwaluwen’, in 2011 verscheen zijn bundel ‘Zweep je best been voor’ en in 2015 ‘Rechte paden doen ons niets en andere gedichten’. Van Fred Papenhove werd poëzie gepubliceerd in ‘Het liegend konijn’, ‘Ballustrada’ en in ‘Hollands Maandblad’.
Op de site http://www.epibreren.com/ staan twee gedichten van zijn hand uit 2004 waaronder het gedicht over gitarist Django Reinhardt.
.
Django Reinhardt (1910-1953)
.
O, Franssprekende zigeunerguitarist,
De sterren halen je aan (ook op cd).
.
Weg met je linker pink & ringvinger
Snel.
.
Hiphoppers, beboppers, rockers &
Speedfreaks, zoeken net als jij – deed –
.
Naar een moment, waarin stilte
Vermengd met ruis, eeuwigdurend roept
Is daar iemand?
.
Liefdespoëzie
Hans Andreus en RAU
.
Afgelopen zondag trad RAU op op het Ongehoord! podium in Rotterdam. Een prachtig optreden van Menno Smit (poëzie), Selma Peelen (gitaar en zang) en Johan Visschers (gitaar en zang) dat veel indruk maakte. Een van de nummers die ze brachten was een gedicht van Hans Andreus ‘Voor een dag van morgen’ op muziek gezet en gezongen door Selma.
Ik moest tijdens de uitvoering van het nummer en later tijdens het beluisteren van de CD denken aan een blogbericht dat ik hier plaatste op zaterdag 28 september over de nieuwe verzamelbundel van Arie Boomsma met als thema liefdesgedichten.
Hoewel het gedicht ogenschijnlijk gaat over de dood en naar ik heb begrepen nogal eens wordt gebruikt bij begrafenissen en crematies is het naar mijn mening een ultiem liefdesgedicht. In een verklaring van het gedicht op http://www.literatuur.comli.com/Andreus.htm bespreekt Dr. Fa Claes het gedicht en hij eindigt zijn betoog :
“De vraag is waarom precies een dergelijk gedicht zulke bijval heeft. Het is op de onmogelijkste ogenblikken geciteerd en voorgedragen, het heeft zelfs vaak op doodsprentjes gestaan. Het is moeilijk aan te nemen dat mensen zulke lage dunk van hun medemensen hebben dat ze die niet in staat achten om het leed van anderen te begrijpen. En niet zozeer hun leed, vooral hun liefde niet. Ze zouden je niet geloven. / Ze zouden niet willen geloven… met een sterke nadruk op willen. Waarom toch? Blijkbaar flateert het mensen te denken dat ze uniek zijn in hun liefde die zo volstrekt is dat niemand hen verstaat. Het is precies andersom, wie een beetje mens is verstaat het zonder enige moeite. Sommigen zien in deze wanhopige uitspraken de uiting van volstrekte verwarring waarin een mens verkeert bij het verlies van de geliefde. Zelfs dan blijft de negatieve toon het gedicht overheersen, de bittere smaak van – moedwillige? – miskenning van de medemens.”
Ik ben het niet eens met Claes, volgens mij is hier geen sprake van een miskenning van de medemens of een negatieve toon van het gedicht. Volgens mij wil Andreus met de laatste strofe van zijn gedicht zeggen dat mensen van nature geneigd zijn tot een zeker pessimisme (Hans Andreus lijkt het beste voorbeeld, zijn ouders scheiden op zeer jonge leeftijd, hij had op jonge leeftijd een psychische crisis en een kind van hem overleed op jonge leeftijd) maar dat er ook zoiets bestaat als echte onvoorwaardelijke liefde. Dat veel mensen dat niet zouden begrijpen is geen miskenning van de medemens of een negatieve toon in het gedicht, het is een verklaring van zijn onbegrensde liefde die hij extra aanzet door te wijzen op dit (menselijke) aspect.
Hoe dan ook oordeel zelf.
.
Voor een dag van morgen
Wanneer ik morgen doodga,
vertel dan aan de bomen
hoeveel ik van je hield.
Vertel het aan de wind,
die in de bomen klimt
of uit de takken valt,
hoeveel ik van je hield.
Vertel het aan een kind,
dat jong genoeg is om het te begrijpen.
Vertel het aan een dier,
misschien alleen door het aan te kijken.
Vertel het aan de huizen van steen,
vertel het aan de stad,
hoe lief ik je had.
Maar zeg het aan geen mens.
Ze zouden je niet geloven.
Ze zouden niet willen geloven
dat alleen maar een man alleen maar een vrouw
dat een mens een mens zo liefhad
als ik jou.
.
.
De geluidsopname van RAU: