Site-archief

Niet nog een boek

Kees Winkler

.

Zoals de regelmatige lezer van dit blog wel weet ben ik van beroep bibliotheekdirecteur, maar mijn vak (waar ik voor geleerd heb) is bibliothecaris. Een mooi vak dat vrees ik helaas aan het uitsterven is. Er is (vooralsnog) geen opleiding meer voor het vak van bibliothecaris. Nu is dat ook niet zo heel vreemd, het vak is de laatste 20 jaar ingrijpend veranderd. Naast dat ik bibliothecaris ben, ben ik ook dichter.

Ik moest even slikken toen ik het gedicht ‘Toekomstbeeld’ van Kees Winkler las in de bundel ‘Niet nog een boek’ gedichten over boek, bibliotheek en lezer uit 2001. Dit was wel een confrontatie met mijzelf. Zou ik dit ook mee kunnen maken? Ook mijn bundel staat in mijn bibliotheek op de plank. Kom ook ik ooit in de categorie (bijna) vergeten dichters? Dat laatste is waarschijnlijk overigens. Het leeuwendeel van alle dichters treft dit lot en daar is ook niks mis mee. Poëzie is van alle tijden en elk tijdsgewricht kent haar eigen dichters. Het is slechts voor een enkeling gegeven dat zijn of haar poëzie de tand des tijds  doorstaat en dat, jaren nadat het tijdelijke is verruild voor het eeuwige, een dichter nog gelezen wordt.

Kees Winkler (1927-2004) was overigens zelf geen bibliothecaris maar dichter, bloemlezer en arts verbonden aan het Herseninstituut te Amsterdam. Met ondermeer Hans Vervoort en Rogier Proper richtte hij in 1970 de Stichting Propria Cures op, die sindsdien het gelijknamige (sinds 1890 verschijnende)  blad uitgeeft. Gedichten van zijn hand verschenen in onder andere De Tweede Ronde, Tirade, De Gids, Het Hollands Maandblad en Avenue.

.

Toekomstbeeld

.

De vergrijsde bibliothecaris
liet zijn blik weiden langs de planken
en hij pakte er een boekje uit
wat hij zelf geschreven had

.

Hoofdschuddend om zijn overmoed van vroeger
herkende hij zichzelf als een vergeten dichter
en hij wist dat dichters vergeten worden
als hun werk niet best is

.

Maar om in de herfst van zijn leven
te erkennen dat hij gefaald had
dat was teveel voor de grijze man
en hij zette het boek weer terug.

.

Liefde is het enige

Herinnering

.

In 1985 verscheen de bloemlezing over de liefde ‘Liefde is het enige’, De honderd mooiste liefdesgedichten na 1945. In deze bundel samengesteld door Kees Winkler, veel bekende dichters maar toch ook aandacht voor minder bekende dichters. De liefde wordt in vele gedichten bezongen, de hoofse liefde, de lichamelijke liefde, de onbereikbare liefde maar ook liefde die je misschien niet meteen verwacht. Zoals in het gedicht ‘Herinnering’ van de Rotterdamse dichter Rien Vroegindeweij (1944) dat gepubliceerd werd in de dichtbundel ‘Een vliegtuig van beton’ uit 1973. Het gedicht over een ontmaagding is het enige gedicht over dit onderwerp dat ik ken.

.

Herinnering

.

Jij was bij een oefening van het Rode Kuis

Gewonde en ik zag je eerste hulpeloze blikken

Bracht ik jou of mezelf toen aan het schrikken

Want we waren jong en mooi en ontzettend kuis

.

Ik droeg je in mijn armen. Dichtbij het huis

Voelde ik je kleine borsten, warm en teder

In het veld legde ik je zachtjes neder

Op een bed van bladeren en opende je kruis

.

Het was voor ons beiden de eerste keer

’t Ging een beetje moeilijk en zonder genot

Sterren zag ik, heel laag bij de grond

.

Vogels vlogen over. De oefening was meer

Dan een oefening. ’t Was een komplot

Er vloeide bloed en jij was echt gewond

.

Liefdesgedicht

Kees Winkler

.

Vandaag een liefdesgedicht van een (tot voor kort) voor mij onbekende dichter Kees Winkler. Kees Winkler (1927 – 2004) was een dichter die o.a. deel uitmaakte van de redactie van Propria Cures , hij publiceerde zo’n 17 poëziebundels en in 1985 stelde hij de bloemlezing ‘Liefde is het enige. De honderd mooiste liefdesgedichten sinds 1945′ samen.

Van zijn hand het liefdesgedicht ‘Leuk Judy’ uit de bundel Gedichten uit 1972.

.

Leuk Judy

.

Zij huppelt als een hertje naast mij voort

met af en toe een balletpasje

ik houd haar stevig bij de hand

bang haar te verliezen

.

Als ze er niet meer was

wie zou mij dan kussen in de herfst

en wie zou er met kleine woordjes

aan mijn oor kriebelen?

.

Gelukkig is ze er nog en huppelt

en doet het kraagje van mijn jas goed

met al haar kleine dingen is zij duizendvoudig

huppelend op de maat der stadsmuziek

.

huppel