Site-archief
Gorgelrijmen
C. Buddingh’
.
Binnen de poëzie zijn er vele vormen, ideeën, denkwijzen, richtingen, en meningen met betrekking tot wat nou toch poëzie is. En juist dat gegeven, die veelheid aan meningen en richtingen maakt voor mij poëzie zo aantrekkelijk. Het ene moment wil je getroost worden door een mooi gedicht, het volgende moment uitgedaagd door een complex gedicht, dan weer wil je de taal in al haar schoonheid en vormen tot je nemen en weer een ander keer wil je juist plezier beleven aan diezelfde taal.
Die laatste behoefte wordt door een dichter als C. Buddingh’ (1918 – 1986) altijd ingelost. Wanneer ik blader in ‘Het mes op de gorgel’ gorgelrijmen en andere gedichten uit 1960, moet ik steeds opnieuw (glim)lachen en ben ik verwonderd over de creatieve taalrijkdom van deze dichter. Het plezier van het spelen met de taal spat van elke bladzijde af.
Daarom maar weer eens een gedicht uit deze bundel, dit keer het gedicht met de nieuwsgierig-makende titel ‘You gets no bread with one meat ball’.
.
You gets no bread with one meat ball
.
uit een gestulpte kuip
uit een miesbos vol donkere wakken
sliep hij de ochtend in
een blote klaarwaterzwever
een muitende buitelaar
.
het was zo mooi als een brand om hem heen
o zo lelijk als witte muizen
hij snurkte een gat in de nacht
en liet er een katje door komen
met eiwijze handschoenen aan
.
en ja daar begon de muziek
de westkust met al zijn chirurgen
kerfde hem open en dicht
langs de maan dreef zijn loden ballon
.
nu liet hij zich nooit meer alleen
nu was hij een klein stukje aarde
waar een eigenwijs wormpje door kroop
dat wist waar de appelen groeide
.
Kraantje lek
Lévi Weemoedt
.
Lévi Weemoedt (1948) is zo’n dichter waar je altijd, wanneer je zijn poëzie leest, blij van wordt. Ik toch in ieder geval. Op zichzelf is dat verwondelrijk want de gedichten van L’evi zijn zelden opgewekt of optimistisch van aard. Kijk bijvoorbeeld eens naar zijn bundel ‘Geduldig lijden’ een uitgave in de serie ‘Grote lijsters’ uit 2000. Vrijwel alleen maar treurnis en ellende en toch, wanneer ik het lees is een glimlach of lach nooit ver weg.
In het gedicht ‘Kraantje lek’ bijvoorbeeld waarin Weemoedt terugkijkt naar zijn jeugd en waaruit al blijkt dat het op jonge leeftijd al zo gesteld was met hem. Eigenlijk is Lévi Weemoedt in zijn eentje verantwoordelijk voor een heel eigen stroming binnen de Light verse, de ‘Niet zo light verse’.
.
Kraantje lek
.
‘k Was dertien als de eerste grijze haren
door ’t korte kuifje braken: moeder in paniek!
Wat was er in haar broekeman gevaren!
‘Wat heb je dan gegeten? Ben je ziek?
.
Ach moedertje! met vijf was ik volwassen.
Zat op mijn tiende volop in de overgang.
‘k Had vrouw en kinderen verloren; wist allang
niet meer waarop ik nog moest vlassen.
.
En slechts om ú en vaatje niet te schokken
bleef ik het ventje dat zo vrolijk in zijn blokken-
doos en spoortrein op kon gaan.
.
Maar ik proefde al de pit van het bestaan!
En daarom rolde er achter moeders rokken
uit ’t pijpje van mijn broek een stille traan.
.





