Site-archief

Kopland in het laboratorium

Experimenten met taal (en dichters)

.

Op de website van de Radboud Universiteit kwam ik een bijzonder lezenswaardig artikel tegen over een experiment bij het Max Planckinstituut voor psycholinguïstiek over de taal van dichters.

De onderzoekers Mauth, Baayen en Schreuder hebben niet echt een hypothese: de experimenten hebben vooral een verkennend karakter. Ze zijn bij hun ontwerp van de tests uitgegaan van de houding die dichters tot de taal aannemen. Baayen: “Ze lezen, herlezen, voelen en proeven de woorden. Ze laten associaties in zich wakker worden.”

In dit artikel wordt Rutger Kopland gevolgd bij het afnemen van de tests en daarna. De theorie van de onderzoekers stelt dat de lexical connectivity bij dichters groter is. Het lexicon in het brein lijkt nog het meest op internet, met allemaal hyperlinks die alsmaar verder kunnen worden uitgebouwd. Geoefende taalgebruikers zouden meer verbindingen maken, aldus de theorie.

Maar Kopland heeft zijn twijfels over de gemaakte aannames bij de eerste test. Een uitspraak over dé dichter, dé poëzie kunnen de proeven niet doen. De bestaande dichtstijlen lopen te veel uiteen. Aan de test deden 15 dichters mee waaronder Tsead Bruinja en Piet Gerbrandy.

Van het tweede experiment heeft hij hogere verwachtingen. Hierin moeten de dichters in korte tijd bepalen of woordcombinaties ook in betekenis overeen komen. De schoonheid van poëzie schuilt immers vooral in onverwachte betekenisvalkuilen. De dichter speelt met afgesproken betekenisregels, overtreedt ze. Met open ogen en niet in een roes. Dat maakt dichten leuk. Maar daartoe moet een dichter de taal door en door kennen. Zich zeer doordacht afvragen wat een woord betekent. Zich verwonderen dat het woord een betekenis heeft. Dat is Koplands materiaal.

Interessante materie voor wie zich met dichten en dichters bezig houdt. Kopland citeert aan het eind van het interview met hem de beginregels van het gedicht ‘Boomgaard’ uit ‘Een man in de tuin’ uit 2004.

.

Boomgaard

.

Woorden weten van zichzelf niet waarvoor ze

gemaakt zijn — en zo is het met alles in de wereld

niets weet waarvoor het er is

en ook wij weten het niet

.

Ik kijk door het raam de boomgaard in en zie hoe

woorden voor vogels, bomen, gras, voor wat er is daar

daar niets betekenen en ook de boomgaard zelf

heeft geen betekenis

.

In mijn hoofd zoekt iemand naar woorden voor

iets dat nog geen gevoel is en nog geen gedachte

.

en langzaam begin ik te voelen en te denken

dat ook de boomgaard daarnaar zoekt — dat wij

hetzelfde zoeken, de boomgaard en ik

.

een man

RU

Het hele artikel lees je hier: http://www.ru.nl/@688775/pagina/