Site-archief
Gerrit Achterberg
Het weerlicht op de kimmen
.
Vorige week heb ik bij een winkel in tweedehands goederen (en op dat moment veel poëzie) een paar zeer aardige verzamelbundels gekocht. Een daarvan was ‘Het weerlicht op de kimmen, een keuze uit de gedichten’ van Gerrit Achterberg, een herdruk uit 1988 van Querido.
Sinds ik in de ontmoetingskamer van museum het Dolhuys in Haarlem ( Nationaal museum van de psychiatrie) een ‘pop’ van Achterberg tegenkwam en me wat meer in hem heb verdiept is het één van mijn favoriete dichters.
De ontmoetingszaal was tussen 1800 en 1850 een ziekenzaal waarin men kon doodgaan. Men leverde daartoe een loden penning in. Daar komt het spreekwoord ‘het loodje leggen’ vandaan. Tegenwoordig staat de zaal vol met poppen van bekende mensen die te maken hebben met de relatie creativiteit – gekte zoals Gerrit Achterberg.
Uit de bundel het bekende maar prachtige gedicht dat Achterberg schreef in 1962 over Den Haag ‘Passage’.
.
Passage
Den Haag, stad, boordevol Bordewijk
en van Couperus overal een vleug
op Scheveningen aan, de villawijk
die kwijnt en zich Eline Vere heugt.
Maar in de binnenstad staan ze te kijk,
deurwaardershuizen met de harde deugd
van Katadreuffe die zijn doel bereikt.
Ik drink twee werelden, in ene teug.
Den Haag, je tikt er tegen en het zingt.
In de passage krijgt de klank een hoog
weergalmen en omlaag een fluistering
tussen de voeten over het graniet;
rode hartkamer die in elleboog
met drie uitmondingen de stad geniet.
.
Silhouet
Piet-Hein Houben
.
Gistermiddag voor een grijpstuiver de bundel Silhouet (1984) van Piet-Hein Houben gekocht.
Opvallend in deze bundel is de afwisseling van sonnetten (vaste vorm) met speelse gedichten zonder vaste vorm. Twee voorbeelden.
.
Zee
.
Zij sluiert open en zij sluiert dicht
en half doorschijnend laat zij zich ervaren
op golven die zich voor de wind vergaren
in de beweging van het evenwicht.
.
De zee is rondom op de ronding licht
en zij kan strelen zonder evenaren;
haar aan te voelen is als verder varen
in stroom op stroom en op het vergezicht.
.
Wie zij ontvangt, ontneemt zij elk gewicht
met sprankelende, sprekende gebaren;
zij kan een wereld in haar schoot bewaren
op sluiers open en op sluiers dicht.
.
Even
.
Waar het stelen
geven
is,
kus met kus
verweven
is,
is het leven
even
alles wat het
is.
.
Liederen van de zelfkant
Willem van Iependaal (1891 – 1970)
.
Vandaag vond ik een bundeltje van Willem van Iependaal uit 1975, in een winkel met tweedehands goederen. Vooral de kaft trok me meteen aan. Na lezing van enkele gedichten en de achterflap kocht ik het. Het betreft hier de eerste poëziebundel van de Rotterdamse schrijver en dichter Willem van Iependaal. De tekst op de achterflap luidt:
Als iemand in Nederland recht voor zijn raap heeft gedicht, dan is het Willem van Iependaal wel. Hij bezong in de jaren dertig met geestelijke werkelijkheidszin en vaak zeer bewogen de crisis met haar werkeloosheid, armoede en misdaad-uit-nood en getuigde ook lang erna in liedvorm van zijn kritiek op maatschappelijke misstanden.
In zijn gedichten maakt Willen Iependaal veel gebruik van (Rotterdamse) straattaal uit het begin van de 20ste eeuw. Hier een mooi voorbeeld.
.
Jou, Joekel, Nabij
.
Zeg, joekel, jij schrokt en jij schranst zonder schroom
De piepers en prak uit een krant aan de boom
Fortuin was je gunstig, zoals haar betaamt
Ze liet je de schurft en onthield je de schaamt
.
‘k Heb honger, een dakloze ben ik als jij,
Een smetzieke zwerver, jou, straathond, nabij
Die prak aan mijn voet… Zal ik grijpen? Nee stop!
De mens zoekt het hoger: de mens hangt zich op…
.
Joekel=hond, prak=kliekje
.







