Site-archief
Als ik een vogeltje was
Clemens Brentano
.
Omdat het alweer even geleden is; tijd voor een liefdesgedicht. In dit geval van de 19e eeuwse Duiste dichter en schrijver uit de Romantiek, Clemens Brentano (pseudoniem van Clemens Brentano Wenzeslaus 1778 – 1842). Brentano, wiens vroege geschriften werden gepubliceerd onder het pseudoniem Maria, behoorde tot de Heidelberg-groep van Duitse romantische schrijvers, en zijn werken worden gekenmerkt door een overdaad aan fantastische beelden en door abrupte, bizarre uitdrukkingsvormen. Zijn eerste gepubliceerde geschrift was ‘Satiren und poetische Spiele’ (1800).
Richard Strauss zette zes gedichten van Brentano in ‘Sechs Lieder , Op. 68’ , in 1918, die ook bekend staan als zijn Brentano Lieder. Naar het werk van Brentano wordt verwezen in Thomas Manns roman ‘Doctor Faustus’. Een cyclus van dertien liederen, gebaseerd op de gedichten van Brentano, wordt in het 21ste hoofdstuk vermeld als een van de belangrijkste vroege werken van de componist.
In 1943 publiceerde Bertus Aafjes de bundel ‘De toverfluit’ met de vertaling van een gedicht van Brentano en zo werd ‘Wenn ich ein Vöglein wär’ ‘Als ik een vogeltje was’.
.
Als ik een vogeltje was
.
Als ik een vogeltje was
En ook twee vleugels had,
Vloog ik u toe;
.
Wijl ik die niet bezit,
Weet ik niet hoe.
.
Ben ik ook ver van u,
‘k Ben in de slaap bij u,
En praat met u;
Doch als ik wakker schrik,
Alleen ben ik…
.
De klok slaat even vaak,
Als ik des nachts ontwaak
En aan u denk,
Omdat gij mij uw hart
Gaaft als geschenk.
.
Lazarus
Ágnes Nemes Nagy
.
Afgelopen vrijdag las ik in de krant een stukje bij een fotoreportage over een van de grootste Hongaarse dichters Mihály Vörösmarty die schreef over het Balatonmeer (de fotoreportage ging over het Balatonmeer in Coronatijd). Ik moest meteen denken aan ‘The lost rider, a bilingual anthology’ uit 1997 dat ik jaren geleden kreeg van Tünde Kassa, uit Hatvan, die voor mij tolkte als ik daar beroepsmatig op bezoek was. Het betreft hier een overzicht van Hongaarse poëzie van de 16e tot en met de 20ste eeuw. Goede reden om deze bundel nog eens ter hand te nemen. In ‘The lost rider’ staan gedichten van Hongaarse dichters in het Hongaars en vertaald in het Engels. De dichter Vörösmarty (1800 – 1855) staat er inderdaad ook in (uiteraard) maar ik viel voor een gedicht van een wat modernere dichter namelijk Ágnes Nemes Nagy (1922 – 1991) getiteld ‘Lázár’ of in het Engels ‘Lazarus’ in een vertaling van George Szirtes.
Ágnes Nemes Nagy was dichter, pedagoog, schrijver en vertaler. Tot de jaren vijftig werkte ze als lerares in het onderwijs. Na de Tweede Wereldoorlog werkte Nemes Nagy mee aan een literair tijdschrift ‘Újhold’ (Nieuwe Maan). De redacteur was criticus Balázs Lengyel , met wie ze later trouwde. Het tijdschrift werd uiteindelijk verboden door de toenmalige regering. In 1946 publiceerde Nemes Nagy haar eerste dichtbundel ‘Kettős világban’ (In een dubbele wereld). In 1948 ontving ze de Baumgarten-prijs, een prestigieuze literaire Hongaarse prijs die tussen 1923 en 1949 werd uitgereikt. In de jaren vijftig werd haar eigen werk verboden en werkte ze als vertaler en vertaalde ze de werken van Molière , Racine , Corneille , Bertolt Brecht en anderen. Hieronder de Engelse vertaling, het origineel en een vrije vertaling van mijn hand.
.
Lazarus
.
As slowly he sat up, the ache suffused
his whole left shoulder where his life lay bruised,
tearing his death away like gauze, section by section
since that is all there is to to resurrection.
.
Lázár
.
Amint lassan felült, balválla-tájt
egy teljes élet minden izma fájt.
Halala úgy letépve, mint a géz.
Mert féltamadni éppolyan nehéz.
.
Lazarus
Terwijl hij langzaam rechtop ging zitten, kwam de hevige pijn
in zijn hele linkerschouder waar zijn leven gekneusd lag,
zijn dood afscheurend als gaas, sectie voor sectie
want dat is alles wat er nodig is voor wederopstanding.
.
Pier Paolo Pasolini
De as van Gramsci
.
Dat je nooit uitgeleerd bent in dit leven was me al heel lang duidelijk. Niet alleen veranderd de wereld in een rap tempo maar ook terugkijkend is er nog zoveel te leren, te weten en te ontdekken. Zo’n ontdekking is voor mij het feit dat de Italiaanse filmregisseur, schrijver en marxist Pier Paolo Pasolini (1922 -1975) die ik eigenlijk alleen kende van zijn films, ook dichter was. Sterker nog, van zijn poëzie is ook best het een en ander vertaald voor de Nederlandse markt.
In 1939 ging Pasolini studeren aan de universiteit van Bologna. Hij publiceerde zijn eerste gedichtenbundel ‘Poesia a Casarsa’ al op 19 jarige leeftijd in 1941. Tijdens de toen aan de gang zijnde Tweede Wereldoorlog werd hij in het leger opgenomen en raakte hij later in Duitse krijgsgevangenschap waaruit hij echter wist te ontvluchten. Na de oorlog werd hij lid van de Italiaanse Communistische Partij; het lidmaatschap werd hem echter een paar jaar later weer ontnomen toen hij er openlijk voor uitkwam homoseksueel te zijn.
Na zijn studies in Bologna kwam hij begin jaren vijftig definitief in Rome terecht, samen met zijn moeder. Zijn vader, een officier in het fascistische leger, was op dat moment al overleden. Zijn jongere broer was als partizaan tijdens de oorlog gesneuveld. Moeder en zoon woonden in een verpauperde buitenwijk van Rome, onderwerp van zijn spraakmakende novelle Ragazzi di vita (1955), en later van de film Accattone. Voor zijn novelle kreeg hij behalve literaire lof ook kritiek vanwege het obscene karakter van het betreffende werk. In de jaren ’50 schreef hij ‘poemetti’, vrij lange verhalend-didactische gedichten, meest in terzinen, die hij in 1957 bundelde. Nadat hij eind jaren vijftig al enige schreden had gezet op het gebied van de film, debuteerde hij 1961 met zijn eerste eigen, hierboven reeds vermelde, film Accattone.
Pasolini werd vooral bekend met zijn opmerkelijke film ‘Il Vangelo secondo Matteo’ (Het evangelie volgens Matteüs) uit 1964, die zelfs vanuit de Kerk werd geprezen. Vanuit zijn sociale bewogenheid groeide zijn kritiek op de gangbare christelijke opvattingen. Zijn films schiepen verwarring en waren omstreden, niet het minst vanwege bepaalde obsceniteiten. De bekendste uit zijn laatste jaren daarvan is Salò of de 120 dagen van Sodom uit 1975, naar de roman van de Markies de Sade in combinatie met de Republiek van Salò.
Pasolini was echter dus ook een begenadigd dichter en zijn poëzie heeft zeker een sociaal maatschappelijk tintje maar is daarnaast ook zeker zeer poëtisch. Een goed voorbeeld daarvan is het gedicht IV dat verscheen in de in 1989 door Meulenhof uitgegeven bundel ‘De as van Gramsci’ in een vertaling van Karel van Eerd. Gramsci was één van de stichters van de communistische partij in Italië in 1921. De as van Gramsci is bijgezet in een sobere tombe op de begraafplaats voor niet-katholieken in Rome, die rond 1800 vooral voor Duitsers was gesticht – ook de enige, in Rome geboren, onwettige zoon van Goethe ligt er – maar nadien vooral bekend gebleven als ‘Engelse begraafplaats’, omdat de graven van Keats en Shelley er zo veel pelgrims heenleiden.
.
IV
.
Het schokkende feit dat ik mezelf tegenspreek,
met en tegen jou ben; met jou van harte,
bij licht, tegen jij in de duistere onderbuik;
,
was ik verrader van de staat der vaderen
-indenken, een zweem van activiteit-
ik weet me eraan gehecht in de warmte
.
van instinct, esthetische bevlogenheid;
bekoord door een proletarisch leven
van voor jouw jaren, koester ik piëteit
.
voor de levenslust daarvan, voor zijn strijd van eeuwen
echter niet: voor zijn eerste wezen, voor
zijn bewustzijn niet; die de mens gegeven
.
oerkracht ging gerealiseerd teloor,
maar liet er de roes van heimwee achter,
een licht van poëzie, een ander woord
.
heb ik er niet voor dan liefde, waarachtig,
echter niet oprecht gemeend, abstract,
geen zeer-doend delen van gevoel en gedachte…
.
Arm zoals de armen, klamp ik me vast
net zoals zij aan hoop die vernedert,
net zoals zij lever ik alle dag
.
strijd voor het bestaan. Maar moge ik onterfd zijn,
moge troosteloos mijn situatie zijn,
bezitter ben ik: en van het meest verheffend
.
bezit dat burgerdom zich wenst, het eind
van alle staten. Maar, bezitter van de historie,
ben ik ook haar bezit; sta ik haar lichtende schijn:
.
maar welk nut heeft licht?
.
De mens
H.A. Spandaw
.
Hajo Albertus Spandaw (1777-1855) was een bekend bestuurder en dichter in zijn tijd. Zo was hij lid van de Provinciale Staten van Groningen, Gedeputeerde van de provincie Groningen, buiten gewoon lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal voor de provincie Groningen (zo ging dat destijds) en raadsheer van het Provinciaal gerechtshof in dezelfde provincie.
Maar Spandaw was ook dichter.In 1800 debuteerde hij met de publicatie van een toneelspel maar met zijn ‘De Vrouwen: Dichtstuk in vier zangen’ werd hij bekend. Naast zijn werk en zijn geschriften was hij ook een veel gevraagd redenaar. In 1851 presenteerde hij ‘Mijn afscheid als dichter’ maar in 1857 (twee jaar na zijn overlijden) werden zijn verzamelde gedichten uitgegeven in vier delen.
Een bekend gedicht van Spandaw is ‘De mens’ uit zijn ‘Gedichten 1857-1859’. En hoewel het gedicht meer dan 150 jaar oud is, is het nog steeds zeer lezenswaardig en actueel.
.
De mens
.
Wat is de mens? Zie hem in volle overvloed
Van aards geluk: zijn borst zal steeds onrustig zwoegen;
De toekomst, die hem vleit en zijn verbeelding voedt,
Vertoont nog hoger heil, belooft hem meer genoegen.
Zijn aanzien stijgt in top – zijn wens blijft onvoldaan;
Zijn roem, luid klinkend, heeft zijn eerzucht niet
bevredigd;
Hij hijgt naar zinvermaak – de wellust lacht hem
aan…
En met een enkle teug heeft hij de kelk geledigd.
Hij streeft naar nieuw genot – en walgt, als hij ‘t
ontvangt;
Hij dorst naar schatten – geeuwt, wanneer ze ’t oog
verblinden;
Hij hoopt en droomt en zwoegt en reikhalst en
verlangt…
Totdat hij in de groeve in ’t eind de rust mag vinden.
Ontneem hem hoop en droom, begoocheling en
schijn,
En hij houdt op, een mens te zijn.
.
Schipbreukeling
Poëzie in de film: Castaway van William Cowper
.
William Cowper leefde van 1731 tot 1800 en was een Engels dichter. Cowper had van tijd tot tijd te lijden van hevige depressies, soms in zulke mate dat hij diverse pogingen ondernam zich van het leven te beroven. Hij werd verliefd op zijn nicht Theodora Cowper, maar haar vader stond een huwelijk in de weg, omdat hij twijfelde aan Williams mentale stabiliteit en omdat hij vond dat de twee te nauw aan elkaar verwant waren. In die voor hem ongelukkige periode werden er al wel wat zijn verzen in bladen gepubliceerd en vertaalde hij werk van Voltaire.
In 1763 kreeg hij een baan aangeboden als klerk bij het Hogerhuis. Hij moest hiervoor een eenvoudig examen doen, maar hij zag hier zo tegenop, dat hij in een diepe depressie raakte en een zelfmoordpoging ondernam. Hierop werd hij opgenomen in een tehuis, waar hij onder de zorgen van arts en dichter Nathaniel Cotton langzaam genas. Zijn broer en vrienden bezorgden hem daarna een onderkomen en een klein inkomen in Huntingdon. Hier brak een gelukkige periode aan. Hij maakte kennis met het gezin van Morley en Mary Unwin en hun kinderen en hieruit ontstond een warme vriendschap. Hij trok uiteindelijk bij hen in. Morley Unwin overleed in 1767 en het gezin, inclusief Cowper, verhuisde naar Olney. Hier raakte hij onder invloed van de gedreven evangelische geestelijke en voormalig slavenhandelaar John Newton. Deze zette hem ertoe aan mee te werken aan een liedboek. De aan hem gestelde eisen vielen Cowper echter zwaar en hij geraakte opnieuw in een depressie. Olney Hymns verscheen uiteindelijk in 1779, met een aantal zeker al zes jaar eerder geschreven bijdragen van Cowper, waaronder een aantal liederen die nog altijd gezongen worden. Newton zelf was overigens de schrijver van het nog altijd bekende lied Amazing Grace.
In 1773, Cowper was inmiddels verloofd met Mary Unwin, ontstond bij hem het idee dat hij een verdoemd man was en dat God zijn leven van hem eiste als offer. De huwelijksplannen waren hiermee ten einde, maar Mary Unwin bleef hem verzorgen en bracht hem er weer bovenop.Mary Unwin, met wie hij niet trouwde maar wel altijd goede vrienden bleef, overleed in 1794, wat hem lichamelijk en mentaal hevig aangreep. In zijn laatste jaren schreef hij in zijn wanhoop nog het gedicht The Castaway. Hij overleed in East Dereham, waar hij ook werd begraven.
The Castaway werd gebruikt in de film Sense and sensibility uit 1995 van Ang Lee met Kate Winslet, Emma Thompson, Alan Rickman en High Grant.
.
The Castaway
.
Obscurest night involved the sky,
The Atlantic billows roared,
When such a destined wretch as I,
Washed headlong from on board,
Of friends, of hope, of all bereft,
His floating home forever left.
.
No braver chief could Albion boast
Than he with whom he went,
Nor ever ship left Albion’s coast,
With warmer wishes sent.
He loved them both, but both in vain,
Nor him beheld, nor her again.
.
Not long beneath the whelming brine,
Expert to swim, he lay;
Nor soon he felt his strength decline,
Or courage die away;
But waged with death a lasting strife,
Supported by despair of life.
.
He shouted: nor his friends had failed
To check the vessel’s course,
But so the furious blast prevailed,
That, pitiless perforce,
They left their outcast mate behind,
And scudded still before the wind.
.
Some succour yet they could afford;
And, such as storms allow,
The cask, the coop, the floated cord,
Delayed not to bestow.
But he (they knew) nor ship, nor shore,
Whatever they gave, should visit more.
.
Nor, cruel as it seemed, could he
Their haste himself condemn,
Aware that flight, in such a sea,
Alone could rescue them;
Yet bitter felt it still to die
Deserted, and his friends so nigh.
.
He long survives, who lives an hour
In ocean, self-upheld;
And so long he, with unspent power,
His destiny repelled;
And ever, as the minutes flew,
Entreated help, or cried,
.
“Adieu!” At length, his transient respite past,
His comrades, who before
Had heard his voice in every blast,
Could catch the sound no more.
For then, by toil subdued, he drank
The stifling wave, and then he sank.
.
No poet wept him: but the page
Of narrative sincere,
That tells his name, his worth, his age,
Is wet with Anson’s tear.
And tears by bards or heroes shed
Alike immortalize the dead.
.
I therefore purpose not, or dream,
Descanting on his fate,
To give the melancholy theme
A more enduring date:
But misery still delights to trace
Its semblance in another’s case.
.
No voice divine the storm allayed,
No light propitious shone;
When, snatched from all effectual aid,
We perished, each alone:
But I beneath a rougher sea,
And whelmed in deeper gulfs than he
.
Gerrit Achterberg
Het weerlicht op de kimmen
.
Vorige week heb ik bij een winkel in tweedehands goederen (en op dat moment veel poëzie) een paar zeer aardige verzamelbundels gekocht. Een daarvan was ‘Het weerlicht op de kimmen, een keuze uit de gedichten’ van Gerrit Achterberg, een herdruk uit 1988 van Querido.
Sinds ik in de ontmoetingskamer van museum het Dolhuys in Haarlem ( Nationaal museum van de psychiatrie) een ‘pop’ van Achterberg tegenkwam en me wat meer in hem heb verdiept is het één van mijn favoriete dichters.
De ontmoetingszaal was tussen 1800 en 1850 een ziekenzaal waarin men kon doodgaan. Men leverde daartoe een loden penning in. Daar komt het spreekwoord ‘het loodje leggen’ vandaan. Tegenwoordig staat de zaal vol met poppen van bekende mensen die te maken hebben met de relatie creativiteit – gekte zoals Gerrit Achterberg.
Uit de bundel het bekende maar prachtige gedicht dat Achterberg schreef in 1962 over Den Haag ‘Passage’.
.
Passage
Den Haag, stad, boordevol Bordewijk
en van Couperus overal een vleug
op Scheveningen aan, de villawijk
die kwijnt en zich Eline Vere heugt.
Maar in de binnenstad staan ze te kijk,
deurwaardershuizen met de harde deugd
van Katadreuffe die zijn doel bereikt.
Ik drink twee werelden, in ene teug.
Den Haag, je tikt er tegen en het zingt.
In de passage krijgt de klank een hoog
weergalmen en omlaag een fluistering
tussen de voeten over het graniet;
rode hartkamer die in elleboog
met drie uitmondingen de stad geniet.
.