Site-archief

Heeft de tijd je niets te leren?

Willem van Iependaal

.

De verkiezingen voor de Tweede Kamer der Staten Generaal zijn bijna daar. Woensdag 22 november mogen we weer van ons democratisch recht gebruik maken door onze keuze, middels een rode pen, kenbaar te maken. In de krant van afgelopen zaterdag las ik een column van Kustaw Bessems over de verkiezingen en dan met name het stuk over de 26 jarige klimaatactiviste Hannah Prins waarin ze droomt van een links kabinet (want voor klimaatidealen moet je nou eenmaal niet bij de rechtse partijen zijn) vond ik bijzonder om te lezen.

Dat komt omdat ik pas geleden nog zat te lezen in de bundel ‘Liederen van de zelfkant’ van de Rotterdamse dichter Willem van Iependaal (1891-1970) pseudoniem van Willem van der Kulk. In die bundel staat het gedicht ‘Heeft de tijd je niets te leren?’ en dat raakt aan de strekking van de column van Bessems. Hij schrijft in zijn column over de aanvallen van Volt, D66 en SP op Groenlink/PvdA lijstrekker Frans Timmermans. ” Zo gaat het vaker aan progressieve zijde: zuiverheid boven resultaat en herverdeling  van een schrale oogst”. En over hoeveel moeite linkse partijen hebben om hun boodschap over te brengen. Linkse partijen die, uit hun partijprogramma’s blijkt, het beste van alle partijen voorhebben met mensen die in armoede leven. Als voorbeeld geeft hij de arme vrouw die in het SBS-debat woedend werd op Timmermans, ook al was hij van de aanwezige lijstrekkers degene die haar situatie wilde verbeteren.

Willem van Iependaals gedicht ‘Heeft de tijd je niets te leren?’ blijkt, ondanks dat het uit 1937 stamt (uit zijn bundel ‘De vink op de waslijn’) , verrassend actueel. Ik las op de achterflap van deze bundel: ‘Hij demonstreerde in vele verzenbundels en op vele planken, vanwaar hij kogelde met rijpe tomaten, zoals zijn pennevruchten met recht mogen heten. (De raap en de tomaat zijn beelden die bij deze ex-kwekersknecht-die-dichter-werd heel goed passen.). Weten we ook gelijk waar de tomaat van de SP vandaan komt.

.

Heeft de tijd je niets te leren?

.

Heeft de tijd je niets te leren,

Kerel, sta je in beraad

Of je ’t lot wel kan fourneren

Als de trekking tegenstaat?!

Ach, je houvast staat te kraken

En de Aard barst uit haar voeg…

Durf je oude sleur verzaken?

Heeft je hart nog fut genoeg?

.

Heeft de tijd je niets te leren?

Ja, je foetert en je laakt

En ik weet wel, dat begeren

Je verlammend heeft geraakt!

Kameraad, kom tot bezinnen!

Maak een vuist en breek je baan!

Zie! Een wereld is te winnen!

Kan je hart nog roffels slaan?

.

Heeft de tijd je niets te leren?

Maat, wat dunkt je van verzet?

Of wil jij de Houzeeërs keren

met je Zondagsblad in bed?

Op! Je sakkeren en zeuren

Over spijt en ongena’…

Ken je plaats in het gebeuren:

Kerel, maak een vuist en sla!!

.

Neem mijn verzen in acht

Osip Mandelstam

.

In de heerlijke dikke pil ‘Iedereen dichter’ poëzie is een manier van leven, van Ivo van Strijtem uit 2018 is een hoofdstuk gewijd aan de Russische dichters. Twee van deze Russische dichters zijn Anna Achmatova (1889-1966) en Osip Mandelstam (1891-1938). Osip Emilievich (Joseph Khatskelevich) Mandelstam was een dichter en essayist en stamde uit een geslacht van Poolse joden.

In 1917, het jaar van de Russische revolutie, schreef Mandelstam een gedicht waarvan de eerste regels over Anna Achmatova gaan. Het is, zoals van Strijtem treffend stelt, een gedicht tussen onschuld en pijn en zit vol prachtige poëtische beelden. In haar memoires schrijft Achmatova over dit gedicht dat de eerste vier regels gaat over hen beide, zij had koorts en nam haar temperatuur op.  Achmatova en Mandelstam waren collega dichters, zeer goede vrienden en ze bekommerden zich om elkaar.

Het gedicht is genomen uit de bundel ‘Neem mijn verzen in acht’ uit 2010 van Osip Mandelstam, samengesteld door Yolande Bloemen en Peter Zeeman in een vertaling van Nina Targan Mouravi.

.

Zing de krekelklok een liedje,

ritsel beverig de koorts,

ruist de kachel droog, dan weet je:

rode zijde staat in brand.

.

Hebben muizen deze schrale

levensbodem aangeknaagd,

’t is de dochter, ’t is de zwaluw

die mijn schuit heeft losgemaakt.

.

Murmelt op het dak de regen-

zwarte zijde staat in brand.

Maar de vogelkers zal horen

uit de diepste zee: vergeef.

.

Want de dood is maar onschuldig,

en je kan er niets aan doen

dat je hart nog altijd nagloeit

van de nachtegalenkoorts.

.

Herman Melville

In de gevangenis

.

Eens in de zoveel tijd kom ik een schrijver tegen van naam die ook poëzie schrijft of heeft geschreven terwijl ik daar niet van op de hoogte was. Zo iemand is de Amerikaanse schrijver Herman Melville (1819 – 1891) Zijn bekendste werken zijn de romans ‘Typee’ (1846) maar vooral ‘Moby-Dick’ (1851). In zijn tijd waren Zuidzee avonturen een populair literair genre in de Verenigde Staten, maar bij zijn dood was hij alweer vrijwel vergeten.  Toch hebben zijn romans van de zee, en dan vooral Moby-Dick, de tand des tijds weerstaan en behoort deze roman inmiddels tot de klassieke Amerikaanse romans.

Hoewel zijn poëzie minder vaak wordt gelezen, beweren critici dat deze ook historisch significant, thematisch complex en hoogstaand is. Stanton Garner, auteur van ‘The Civil War World of Herman Melville’ , beschreef Melville als ‘de derde deelnemer aan de Amerikaanse poëtische revolutie in het midden van de 19e eeuw’, samen met Emily Dickinson en Walt Whitman. 

In feite bracht Melville de laatste decennia van zijn leven door met het schrijven van poëzie. Zijn gepubliceerde collecties omvatten ‘Battle-Pieces and Aspects of the War’ (1866), een intieme en zeer persoonlijke reactie op de burgeroorlog en het allegorische epos ‘Clarel: A Poem and Pilgrimage in the Holy Land’ (1876).

Uit : ‘Words for the Hour’: A New Anthology of American Civil War Poetry , uitgegeven door Faith Barrett en Cristanne Miller (University of Massachusetts Press, 2005) komt het gedicht ‘In the Prison Pen’ (In de gevangenis).

.

In the Prison Pen

.

Listless he eyes the palisades
     And sentries in the glare;
’Tis barren as a pelican-beach—
     But his world is ended there.
 .
Nothing to do; and vacant hands
     Bring on the idiot-pain;
He tries to think—to recollect,
     But the blur is on his brain.
 .
Around him swarm the plaining ghosts
     Like those on Virgil’s shore—
A wilderness of faces dim,
     And pale ones gashed and hoar.
 .
A smiting sun. No shed, no tree;
     He totters to his lair—
A den that sick hands dug in earth
     Ere famine wasted there,
 .
Or, dropping in his place, he swoons,
     Walled in by throngs that press,
Till forth from the throngs they bear him dead—
      Dead in his meagerness.

.

Voordracht

Richard Minne

.

Hoewel ik een paar boekenkasten vol poëzie heb en dus alle mogelijkheid om van poëzie te genieten, mis ik toch iets. En dat iets is het in levende lijve aanschouwen en aanhoren van dichters die hun werk voordragen. Er gaat niets boven zelf voordragen en al helemaal niet als je op een podium staat met andere dichters. Zo heb ik bijvoorbeeld dit jaar de podia van Ongehoord! In Rotterdam en de Haarlemse dichtlijn enorm gemist. Op 1 dag met zoveel dichters en op verschillende podia voordrachten. Dat is waarlijk genieten.

En omdat het momenteel niet mogelijk is om zelf voor te dragen op een podium of om naar andere dichters te luisteren, heb ik als pleister op de wonde een gedicht opgezocht dat over de edele kunst van het voordragen gaat. Het is het gedicht ‘De voordracht’ van de dichter Richard Minne (1891 -1965).

Minne was een Vlaams dichter en prozaschrijver. Hij debuteerde in 1927 met de bundel ‘In den zoeten inval’. Zijn gedichten verschenen in allerlei literaire tijdschriften. Met name in de jaren dertig en vijftig werd veel van zijn werk gepubliceerd in tijdschriften als ‘De Gids’, ‘Forum’ en Nieuw Vlaams tijdschrift’. Het gedicht ‘De voordracht komt uit ‘In den zoeten inval’ dat in 1955 werd heruitgegeven.

.

De voordracht

.

Wie durft er cynisch te beweren

dat schoonheid geen gemeengoed is?

Vol dames is de zaal en heren

voor des dichters belijdenis.

.

Daar troont hij op het spreekgestoelte,

met zijn Zondagse kleren aan

(Door ’t open raam speelt de onweerszwoelte).

Een volk dat leest kan niet vergaan.

De dichter spreekt in keurge termen:

‘koopt boeken!’ Maar in zijn gemoed

is het alsof de vlammen zwermen.

Koopt boeken? ’t Is ook brandbaar goed.

.

De slaper in het dal

Arthur Rimbaud

.

Ik lees de verzamelbundel ‘Van Dante tot Neruda, 123 wereldgedichten om uit het hoofd te kennen’, uitgegeven door uitgeverij Lannoo in 2009. De bundel is samengesteld door Koen Stassijns en Ivo van Strijtem en bevat een doorsnee van de bekendste en beroemdste dichters uit Europa en het Amerikaanse continent. Opvallend genoeg geen Aziatische dichters (Perzië, Japan, China), Afrikaanse dichters (Zuid Afrika, Noord Afrika) of dichters uit Australië. Als verklaring geven de samenstellers dat deze gedichten niet tot ons collectieve geheugen behoren en daar is iets voor te zeggen, zeker wanneer je je beperkt tot 123 gedichten uit alle eeuwen poëzie.

Veel bekende gedichten, ook (voor mij) wat minder bekende gedichten. Ik heb uit deze fijne bundel gekozen voor het gedicht ‘De slaper in het dal’ van de Franse dichter Arthur Rimbaud (1854 – 1891). Rimbaud was een vertegenwoordiger van het Symbolisme en het Decadentisme en in zijn korte leven één van de grote vernieuwers van de dichtkunst. Rimbaud schreef dit anti-oorlogsgedicht op zijn zestiende jaar. De vertaling is van Paul Claes.

.

De slaper in het dal

.

Een kuil vol groen waar een rivier door zingt
Die kruid met flarden zilver onbesuisd
Bespat; vanaf de fiere bergkam blinkt
De zon: een klein dal dat van stralen bruist.
.
Een jong soldaat, blootshoofds, met open mond,
De nek in blauwe kers gedompeld, ligt
In open lucht te slapen op de grond,
Bleek in zijn groene bed vol plenzend licht.
.
Zijn voeten in het lis, zo slaapt hij. Zwakjes
Lachend zoals een ziek kind, soest hij zachtjes:
Natuur, wieg hem vol warmte: kou lijdt hij.
.
De geuren doen zijn neusvleugels niet trillen;
Hij slaapt in de zon, één hand op zijn stille
Borst, rechts twee rode gaten in de zij.

.

Ik wil dat je een ding weet

Pablo Neruda

.

Op de geweldige website Poemhunter.com was ik wat aan het rondstruinen toen ik het gedicht ‘If you forget me’ tegen kwam van Pablo Neruda.

De Chileense dichter Pablo Neruda (1904 – 1973) werd geboren onder de naam Neftalí Ricardo Reyes Basoalto (volledig: Ricardo Eliecer Neftalí Reyes Basoalto). Hij noemde zich Pablo Neruda naar de door hem bewonderde Tsjechische dichter Jan Neruda (1834-1891). Het willen voorkomen van een conflict met zijn ouders zou hierbij een rol gespeeld hebben; zij wilden niet dat hij schrijver zou worden. Pablo Neruda werd later zijn officiële naam.

Op Poemhunter zijn meerdere van zijn gedichten te lezen maar omdat dit zo’n prachtig liefdesgedicht is wil ik dit graag met je delen.

.

If you forget me

.

I want you to know
one thing.

You know how this is:
if I look
at the crystal moon, at the red branch
of the slow autumn at my window,
if I touch
near the fire
the impalpable ash
or the wrinkled body of the log,
everything carries me to you,
as if everything that exists,
aromas, light, metals,
were little boats
that sail
toward those isles of yours that wait for me.

Well, now,
if little by little you stop loving me
I shall stop loving you little by little.

If suddenly
you forget me
do not look for me,
for I shall already have forgotten you.

If you think it long and mad,
the wind of banners
that passes through my life,
and you decide
to leave me at the shore
of the heart where I have roots,
remember
that on that day,
at that hour,
I shall lift my arms
and my roots will set off
to seek another land.

But
if each day,
each hour,
you feel that you are destined for me
with implacable sweetness,
if each day a flower
climbs up to your lips to seek me,
ah my love, ah my own,
in me all that fire is repeated,
in me nothing is extinguished or forgotten,
my love feeds on your love, beloved,
and as long as you live it will be in your arms
without leaving mine.

.

Liefste

J.W.F. Werumeus Buning

.

Vandaag onder de noemer (bijna) vergeten dichters, de Nederlandse dichter en schrijver Werumeus Buning (1891 – 1958). Werumeus Buning was bevriend met Adriaan Roland Holst. Roland Holst moedigde zijn vriend, die op dat moment kunstredacteur bij de Telegraaf was, aan gedichten te gaan schrijven.

In 1921 verscheen zijn eerste dichtbundel ‘In memoriam’, over de dood van zijn geliefde. Daarop volgde ‘Hemel en Aarde’ (1927) waarin Werumeus Buning de stijlvorm van de ballade uitprobeerde. In die vorm dichtte hij zijn grootste succes: ‘Mária Lécina’ (1932) gevolgd door ‘Drie balladen’ (1935), waarvan de ‘Ballade van den boer’ de bekendste is ( wie kent de regel :”Maar de boer, hij ploegde voort” niet?).

In de oorlog trad Werumeus Buning toe tot de Kultuurkamer, wat hem na de oorlog een publicatieverbod van één jaar opleverde. Mede hierdoor was zijn populariteit tanende. Na de oorlog bleef hij actief als dichter en vertaalde hij werken van Shakespeare, Cervantes en Herman Melville.

Uit de bundel ‘Verzamelde gedichten’ uit 1948 het gedicht ‘Liefste’.

.

Liefste

.

Liefste ik ben de droefenis gaan beminnen,

omdat geen andere méér uw ogen had.

Het was een duister, roekeloos beminnen;

Ik heb niet meer van haar dan u gehad.

.

Want droefenis was als gij waart in mijn leven

om uwe ogen heb ik haar bemind.

Was zij van u niet liefde’s enigst kind?

Zij was als gij, zij is niet lang gebleven.

.

En droefenis ging henen om het smeken

dat zij van u zou laten wat nog was:

de zachtheid, die in mij gebleven was

als een oud nest, waarom de takken breken.

.

En droefenis, mijn lief, heeft mij verlaten

want ik was nimmer gans met jaar alleen

ik bleef van u, ik ben alleen gelaten;

Zij was als gij, en anders was er geen.

.

En droefenis, mijn lief, heeft al het oude

gebroken uit de takken van het hart.

Waar zijn haar ogen, ùwe bleke, gouden,

en waartoe zwelt genezen in het hart?

.

J.W.F.-Werumeus-Buning

Hun billen

Arthur Rimbaud

.

Arthur Rimbaud (1854 – 1891) was een vertegenwoordiger van het Symbolisme en het Decadentisme en in zijn korte leven één van de grote vernieuwers van de dichtkunst. Dat Rimbaud ook een lichte, speelse kant had blijkt mooi uit het gedicht ‘Hun billen’ of ‘Nos fesses’ (uit zijn vroege verzen).

.

Hun billen

.

Hun billen zijn de onze niet. Dat ondervond

ik als ik heren hurken zag achter de hagen

en bij de plonspartijen die de jeugd behagen

ontdekte ik model en vorm van onze kont.

.

In veel gevallen vaster, bleker, minder rond,

zo ziet ons achterwerk eruit, met ruige lagen

beharing; vrouwenbillen daarentegen dragen

slechts in de fraaie gleuf een bloei van welig bont.

.

Een blootheid die aandoenlijk is en wondermooi

als slechts bij engelen op vrome taferelen

tovert een glimlachende wang rond deze plooi.

.

Zó naakt te zijn om ’t spel van lust en rust te spelen,

het hoofd wenden naar de uitverkoren prooi

en in gefluister snikken met elkaar te delen.

.

Nos fesses

.

Nos fesses ne sont pas les leurs. Souvent jái vu

des gens déboutonnés derrière quelque haie,

et, dans ces bains sans gêne ou lénfance s’égaie,

jóbservais le plan et léffet de notre cul.

.

Plus ferme, blême en bien des cas, il est purvu

de méplats évidents que tapisse la claie

des poils; pour elles, c’est seulement dans la raie

charmante que fleurit le long satin touffu.

.

Une ingénuité touchante et merveilleuse

comme lón ne voit quáux anges des saints tableaux

imite la joue où le sourire se creuse.

.

Oh! de même être nus, chercher joie et repos,

le front tourné vers sa portion glorieuse,

et libres tous les deux murmurer des sanglots?

.

Dikke billen schilderijen

Uit: Arthur Rimbaud: Gedichten, vertaling door Paul Claes.

 

Arthur Rimbaud

De tuin van de Franse poëzie

.

In 2011 verscheen van Paul Claes de bloemlezing ‘De tuin van de Franse poëzie, een canon in 100 gedichten’. In deze lijvige bundel (440 pagina’s). In deze bundel staat van elke dichter die is opgenomen een korte biografie, een typering van het werk, een bibliografie en commentaar door Claes.

Van Arthur Rimbaud (1854 – 1891) zijn (vanzelfsprekend) meerdere gedichten opgenomen. Van het gedicht ‘De slaper in het dal’ zegt Claes: Een antimilitaristisch anthologiestukje van een voorlijke adolescent. Oordeel zelf.

.

De slaper in het dal

.

Een plek vol groen waar een rivier door zingt

Die ’t kruid met flarden zilver onbesuisd

Bespat; vanaf het fier gebergte blinkt

De zon: een klein dal dat van stralen bruist.

 

Een jong soldaat, blootshoofds, met open mond,

De nek in blauwe kers gedompeld, ligt

In openlucht te slapen op de grond,

Bleek in zijn groene bed vol plenzend licht.

 

Zijn voeten in het lis, zo slaapt hij. Zwakjes

Lachend zoals een ziek kind, soest hij zachtjes:

Natuur, wieg hem vol warmte: kou heeft hij.

 

De geuren doen zijn neusvleugels niet trillen;

Hij slaapt in de zon, één hand op zijn stille

Borst, rechts twee rode gaten in de zij.

.

Tuin der

 

 

arthur-rimbaud

Arthur Rimbaud

De schamele droom

.

Arthur Rimbaud (1854 – 1891) was als dichter vertegenwoordiger van het symbolisme en decadentisme en een van de grote vernieuwers van de dichtkunst. Andere bekende decadenten zijn Oscar Wilde, Paul Verlaine en  Stanislaw Prybyszewski. Kunst, zo vonden de decadenten, moet een een vrijplaats van de banale wereld zijn. Uiterste schoonheid en zuiverheid moeten worden nagestreefd.

Bij het symbolisme worden verbeeldingskracht, fantasie en intuïtie centraal gesteld. Het symbolisme kenmerkt zich door een sterke hang naar het verleden en een gerichtheid op het onderbewuste, het ongewone en het onverklaarbare. Het symbool staat daarbij centraal, en wordt een zintuiglijk waarneembaar teken dat verwijst naar een poort naar de niet-zintuiglijke wereld.

Als dichter heeft Rimbaud een eigen kijk op poëzie en de dichter. Rimbaud heeft het over de dichter als ziener. “Je est un autre” (ik is een ander) zo stelt hij. Om ziener te kunnen worden moet een ‘beredeneerde ontregeling van alle zintuigen’ plaatsvinden. De dichter moet de eigen zintuigen rationeel ontregelen om zo een nieuwe werkelijkheid te scheppen, met nieuwe beelden, een nieuwe universele taal. Rimbaud hanteert zijn beginselverklaring principieel en stapt af van alle conventionele paden als het gaat om zijn levensstijl en zijn poëzie: hij wordt een van de grootste vernieuwers van de poëzie.

In 1998 verscheen bij uitgeverij Athaneum-Polak & Van Gennep ‘Gedichten’ met een keuze uit het werk van de Franse dichter met vertalingen en toelichtingen. De vertalingen zijn van Paul Claes. Uit deze bundel het gedicht ‘De schamele droom’.

.

De schamele droom

.

Een Avond wacht wellicht

Waarop ik weltevreden

In een dier oude Steden

Met drank mijn dood verlicht:

Omdat geduld me ligt!

.

Als ooit mijn kwaal verdween

en ooit me goud behoorde,

Trok ik naar het Hoge Noorden

Of naar de Wijnstreek heen?…

– Ach dromen zijn gemeen

.

Omdat ze gauw vergaan!

Nooit zal, al word ik weer

De zwerver van weleer,

De groene kroeg voortaan

Nog voor me openstaan

.

.

Le pauvre Songe

.

Peut-être un Soir m’attend

Où je boirai tranquille

en quelque vieille Ville,

Et mourrai plus content:

Puisque je suis patient!

.

Si mon mal se résigne,

Si jái jamais quelque or

Choisirai-je le Nord

Ou le Pays des Vignes?…

– Ah songer est indigne

.

Puisque c’est pure perte!

Et si je redeviens

Le voyageur ancien

Jamais l’auberge verte

Ne peut bien m’être ouverte.

.

800px-P1110482_Paris_VI_rue_Ferou_le_bateau_ivre_rwk

 

‘Le bateau ivre’ als muurgedicht in Parijs

 

Rimbaud