Site-archief

Howl

Allen Ginsberg

.

De film ‘Howl’ (2010) volgt het leven van Allen Ginsberg (1926-1997), een Amerikaanse dichter uit de ‘Beat Generation’. De film gaat in het bijzonder over het proces dat volgde na de publicatie van Ginsbergs gedicht ‘Howl’ uit 1956.  De bundel ‘Howl an other poems’ werd in de preutse jaren ’50 als obsceen beschouwd. Het maakte van de auteur, die toen nog relatief onbekend was, een bekende voorvechter van de Amerikaanse tegencultuur.

‘Howl’ verkent het leven en werk van de 20e-eeuwse Amerikaanse dichter Allen Ginsberg . De film is op een niet-lineaire manier opgebouwd en plaatst historische gebeurtenissen naast een verscheidenheid aan filmische technieken . Het reconstrueert het vroege leven van Ginsberg in de jaren veertig en vijftig . Het toont ook Ginsbergs debuutuitvoering van ” Howl ” in de Six Gallery Reading op 7 oktober 1955 in zwart-wit. De film wisselt af tussen verschillende scènes – soms uit de jeugdjaren van Ginsberg, soms uit een opvoering van het gedicht zelf, dan weer fragmenten over het de totstandkoming.  ‘Howl’ kan dan ook, behalve als film, gezien worden als een kritisch essay over de poëzie.

Ginsberg schreef het gedicht, dat ook wel bekend staat als ‘Howl for Carl Solomon’ in 1954-1955. Het hele gedicht lees je hier. Ik plaats hier een fragment van deel I (van II).

.

Howl

for Carl Solomon

.I

I saw the best minds of my generation destroyed by madness, starving hysterical naked,
dragging themselves through the negro streets at dawn looking for an angry fix,
angelheaded hipsters burning for the ancient heavenly connection to the starry dynamo in the machinery of night,
who poverty and tatters and hollow-eyed and high sat up smoking in the supernatural darkness of cold-water flats floating across the tops of cities contemplating jazz,
who bared their brains to Heaven under the El and saw Mohammedan angels staggering on tenement roofs illuminated,
who passed through universities with radiant cool eyes hallucinating Arkansas and Blake-light tragedy among the scholars of war,
who were expelled from the academies for crazy & publishing obscene odes on the windows of the skull,
who cowered in unshaven rooms in underwear, burning their money in wastebaskets and listening to the Terror through the wall,
who got busted in their pubic beards returning through Laredo with a belt of marijuana for New York,
who ate fire in paint hotels or drank turpentine in Paradise Alley, death, or purgatoried their torsos night after night
with dreams, with drugs, with waking nightmares, alcohol and cock and endless balls,

Ik heb het rood van het joodse bruidje lief

Pierre Kemp

.

Van sommige dichtbundels of bloemlezingen weet ik nog precies wanneer of bij welke gelegenheid ik ze voor het eerst zag of las. Dat geldt zeker voor de bloemlezing ‘Ik heb het rood van het joodse bruidje lief’ uit 1988 en samengesteld door Ton van Deel. Ik herinner het mij zo goed omdat ik destijds net was begonnen met het collectioneren voor de bibliotheek waar ik werkte. De recensie was niet bijzonder positief, maar mijn interesse was gewekt zodat ik de bundel toch heb aangeschaft terwijl poëzie voor zo’n kleine bibliotheek zeker geen automatisme was om aan te schaffen (eerder het omgekeerde).

Toen ik de bundel een aantal weken later in handen kreeg sloeg ik als eerste het gedicht van Pierre Kemp met de (bijna) gelijknamige titel op. Bij het gedicht een afbeelding van het schilderij van Rembrandt (in zwart-wit, dat wel maar de afbeelding stond op de voorkant in kleur). Toen, en nog steeds, leest het gedicht als een liefdesgedicht, de liefde van de dichter die hij voelde voor het schilderij en de schilder toen hij het schilderij bezag.

.

Het Rood van het Joodse Bruidje

.

Ik heb het Rood van ’t Joodse Bruidje lief,
van toen ik het zag voor het eerst
en ik nog niet begreep,
welk een verkering ik die dag begon.
Ik kwam er ook op dagen zonder zon,
of dat haar licht zich even maar verhief
en vloeide weg in een wankele streep,
dan zocht ik de nuance, die het teerst
en toch nooit diep genoeg
mij lang te blijven vroeg.
Ik zag het Bruidje met de linkerhand
piano spelen op de rechter- van
haar door de tijd bedeesde man
en ik werd niet jaloers. Dat was hún band.
Ik kwam niet door hun minne-schikking treden,
het is mij om het Rood van haar kleed en
anders niets te doen,
ook niet om de entourage in goudig-groen.
Alleen díe kleur zien als een kleur van heden,
of Rembrandt naast mij er mee speelde
binnen de bronzen van de achtergrond
en welke kleuren hij er nog penseelde,
er toch die kleur voor alle tijden vond.
Ontstond zij met of zonder schilderstok,
het is zijn Rood, waarin hij zong Bruidjes rok;
het is mijn Rood, rondom haar rechterhand,
neen, geen juwelen, franjes of kant,
het is maar rood, het Rood, dat ik aanbid,
vooral als ik in de zon naast Rembrandt zit.
.
.

Poëzie en Muziek in de Hof

WAK Festival

.

Afgelopen zaterdag was in de Hof van Wouw in Den Haag het eerste WAK festival in het kader van de week van de amateurkunst. Georganiseerd door Cultuurschakel en GMTekst van Geraldina Metselaar. De eerste keer dat dit festival georganiseerd werd en wat mij betreft zeker voor herhaling vatbaar. 6 dichters, 5 koren en een fanfareband waren te zien en te beluisteren op dit soepel georganiseerde, en mede door het prachtige weer, succesvolle festival.

De dichters (en 1 troubadour) die optraden waren in volgorde van opkomst: Simon Mulder, Wouter van Heiningen, Antoinette Sisto, Paulina Vanderbilt, Luuk Imhann en Martijn Breeman (troubadour).

Een zeer kleurrijk gezelschap met heel uiteenlopende poëzie. Simon Mulder, een dandyachtige verschijning, kwam prachtig tot zijn recht in deze historische omgeving met zijn verzen, Antoinette Sisto wist met haar mooie, breekbare poëzie de hof stil te krijgen, Paulina Vanderbilt bracht een paar Engelstalige gedichten (zij heeft 18 jaar in Schotland gewoond) en een paar prachtige gedichten over haar dochter in het Nederlands, Luuk Imhann deed het op zijn eigen, bijna surrealistische manier met wonderbaarlijke maar bijzondere poëzie en Martijn Breeman wist met zijn liederen het publiek te ontroeren en op te vrolijken in een stijl die mij nog het meest deed denken aan die van Cornelis Vreeswijk. Zelf bracht ik wat nieuwe gedichten en wat oudere waaronder ‘Noodzaak van het gunnen’ over cultuur (uiteraard), ‘Mannenman’ en een gloednieuw gedicht ‘Zwart-wit’. Hieronder kun je zien waar wij dichters zicht op hadden (publiek).

.

Publiek WAK

.

Van Antoinette Sisto kreeg ik haar laatste bundel ‘Dichter bij de dagen’ die ik zondag in het zonnetje heb zitten lezen. Een persoonlijk verslag in gedichten in een sobere maar heldere stijl. Gedichten die je vaker wil lezen om alles goed in je op te kunnen nemen. Uit deze bundel één van de mooiste gedichten wat mij betreft ‘Koorts”.

.

Koorts

.

Steevast daagden we elkaar uit

jij, de late avond en ik

.

Moeiteloos werd je mijn minnaar

met filter deluxe sigaretten

gesprekken aan tafel

die zich uitstrekten

tot bank of bed.

.

We schiepen nieuwe werelddelen

met elkaar, oceanen kleurden we in

vol gedachten

blauwe wolkenloze verwachting.

.

Een hemels visioen

van zwarte stranden, kokospalmen

heet zand dat schuurde

tussen onze tenen.

Het kwik steeg tot boven veertig.

.

Jij, de late avond en ik:

.

we vlogen over hooggebergten

heen en over schiereilanden

Jij, die geen hoogtevrees kende

noch grijze golven van heimwee.

.

wak1

Simon Mulder en Martijn Breeman

wak2

 

Paulina Vanderbilt

wak3

Luuk Imhann

wak4

Antoinette Sisto

Wak5

Wouter

.