Site-archief

Aan de fontein

J. Slauerhoff

.

In 1930 verscheen voor het eerst de bundel ‘Saturnus’ van Slauerhoff. Dit is de vermeerderde herdruk van ‘Clair-obscur’ een bundel uit 1927. Tenminste dit staat voorin het exemplaar dat ik heb uit 1984. Achterin diezelfde bundel wordt van 1929 gesproken en op Wikipedia staat 1926. Ik vaar in deze op de gegevens van dbnl.org https://www.dbnl.org/titels/titel.php?id=slau001clai01

De gedichten die zijn toegevoegd (en waarmee ‘Clair-Obscur’ dus is vermeerderd) stmmen uit diezelfde periode namelijk 1924-1926. In de bundel ‘Saturnus’staan gedichten van Slauerhoff (1898 – 1936) waaruit een grote belangstelling van de dichter voor het verleden doorklinkt alsmede voor Franse invloeden (Baudelaire, Villon, Verlaine). Naast deze gedichten staan er ‘landelijke gedichten’ in de bundel waaronder het drieluik gedicht ‘Landelijke liefde’ dat in 1927 de poëzieprijs van de stad Amsterdam kreeg. Een poëzieprijs die slechts twee keer (1925 en 1927) aan in totaal 7 dichters met een gedicht is toegekend. Naast Slauerhoff waren dat in 1927 A. Roland Holst, Hendrik Marsman en Jan Greshoff.

Uit de gedichten in deze bundel koos ik het sonnet ‘Aan de fontein’ een gedicht zoals ze heden ten dage niet meer gemaakt worden.

.

Aan de fontein

.

Zij spant haar boezem, achteroverhellend.

Een dubble straal ontspringt de borstkoralen

En valt, uiteengespreide bogen welvend,

Doeltreffend in de ontvangende bokalen.

.

Over wier randen witte kransen wellen.

Er onder zit een nymph bij het ovale

Bassin de droppen – één moment opalen! –

Aandachtig door haar holle hand te tellen.

.

Over haar beeld, in donker water deinend,

Tintlen goudvisschen, roode gloed rondschijnend,

Als diepgezonken vonken van de zon.

.

Stil onder ’t looverruischen, droppelklaatren,

’t Hoofd hoog als overzag ze verre waatren.

Zit de godin bij haar beperkte bron.

.

Dame seule

J. Slauerhoff

.

Ook op deze derde zondag van maart een gedicht van de dichter van de maand J. Slauerhoff. Lezend in de bundel ‘Saturnus’ kwam ik het gedicht ‘Dame seule’ tegen (een vrouw alleen) en ook uit dit gedicht blijkt weer dat de dichter eigenlijk een hele schalkse man is. Uit ‘Saturnus’ uit 1930 ( dat eigenlijke een uitgebreide heruitgave van Clair-obscur uit 1926) het gedicht ‘Dame seule’.

.

Dame seule

.

Zij voelt zich onder ’t donker van de boomen

Zoo eenzaam, dat zij zelf haar schouder liefkoost.

Haar handje, met de ronding ingenomen,

Die over ’t zomerkleed is bloot gekomen,

Daalt af, dwaalt af; zij richt zich op en bloost,

Gaat dan weer voort een kledingstuk te zoomen.

.

%d bloggers liken dit: