Site-archief

Voor Middernacht

Theun de Vries

.

Op de middelbare school las ik voor mijn lijst Nederlands het boek ‘De vrijheid gaat in het rood gekleed’ van Theun de Vries. Een roman over de slavenopstand in Guadeloupe op de Franse Antillen. Ik herinner me dat mijn leraar er gloedvol over sprak en dat ik basis daarvan het boek ben gaan lezen. Ik herinner me ook dat ik het een erg goed en ook wel spannend boek vond.

Theunis Uilke (Theun) de Vries (1907 – 2005) was een Nederlands (Fries) schrijver van vooral historische en sociale romans. Hij was ook actief als toneel- en hoorspelschrijver, en hij schreef tevens biografieën en essays.

Dat hij ook dichter was wist ik toen nog niet en daar ben ik pas sinds zeer recent achtergekomen, In het boek ‘Weerspiegeling, bloemlezing uit de Nederlandse Poëzie van 1880 tot heden’ (waarbij het heden gelezen moet worden als 1961) staan een aantal gedichten van de Vries.

De Vries was jarenlang een hard-line communist, ook toen de Sovjet Unie Hongarije binnen viel verdedigde hij het communisme. Hij zat enige tijd voor de CPN in de Amsterdamse gemeenteraad en pas in 1971 brak de Vries met de CPN. Zijn sociaal geëngageerdheid spreekt uit veel van zijn werk.

In 1925 debuteerde de Vries met het boek ‘Friese sagen’ gevolgd in 1927 met de dichtbundel ‘De terugkeer’. De Vries was een zeer productief schrijver, tijdens zijn leven schreef hij rond de 140 boeken en bundel, hoorspelen en essaybundels. In 1930 verscheen van hem de bundel ‘Westersche nachten’ waaruit de gedichten in ‘Weerspiegeling’ komen. Zo ook het gedicht ‘Voor Middernacht’.

.

Voor Middernacht

.

Met gouden monstrans is het volk gezegend.

De litanie zweeg stil. – Het uur der nacht

hangt boven ’t mistig plein waar ’t waait en regent.

.

Nog zit de blinde aan de hoek der straat;

en in hun omslagdoek verbergen vrouwen

een donkere glimlach en een oud gelaat.

.

De regen trekt over de smalle werven

en stort zich suizend op het hospitaal –

over het schreien en het langzaam sterven –

.

Blauwe lantaarns rinklen bij het veer.

De nachtboot roept en verre treinen schuiven.

Er reizen velen af. Er keeren weinig weer.

.

Rita Mae Brown

Gedichten

.

Toen ik in 1982 als jongste bediende bij een heel klein bibliotheekje begon in Den Haag aan de Segbroeklaan was het hoofd van de bibliotheek een vrijgevochten, intelligente en zeer sympathieke feministe. Zij zette mij aan tot het lezen van allerlei romans waaronder de roman ‘Koningin van Amerika’ van Rita Mae Brown. Dit boek, dat ik nog altijd als één van mijn favoriete boeken aller tijden beschouw bracht mij in aanraking met het werk van Brown. Ik heb al haar vertaalde boeken gelezen (zo’n 15 waaronder een aantal detectives met katten!) en ben dan ook een groot fan.

Rita Mae Brown (1944) werd bekend door haar roman over een jonge lesbische vrouw ‘Rubyfruit Jungle’ uit 1973 dat als een klassieker in het genre wordt gezien. In 1979 kreeg ze een relatie met de beroemde tennisster Martina Navrátilová. Ze schreef vele romans, detectives,  filmscenario’s, televisiescripts, historische romans en poëzie.

Dat laatste wist ik tot voor kort niet. In het begin van haar schrijversleven publiceerde ze twee poëziebundels: ‘The hand that cradles the rock’ uit 1971 en ‘Songs to a handsome woman’ uit 1973. In 1994 werden deze twee bundels heruitgegeven in een volume onder de titel ‘Poems’.

Uit deze bundel een aantal gedichten.

 

.

For Those of Us Working For a New World

The dead are the only people
to have permanent dwellings.
We, nomads of Revolution
Wander over the desolation of many generations
And are reborn on each other’s lips
To ride wild mares over unfathomable canyons
Heralding dawns, dreams and sweet desire.

The Woman’s House of Detention

Here amid the nightsticks, handcuffs and interrogation
Inside the cells, beatings, the degradation
We grew a strong and bitter root
That promises justice.

A Short Note for Liberals

I’ve seen your kind before
Forty plus and secure
Settling for a kiss from feeble winds
And calling it a storm.

The Bourgeois Questions

“I wonder about the burn
Behind your eyes,
What is it in me that disquiets me so?
Do you hate me for my softness?”

“No, I’ve come through a land
You’ll never know.”

A Song for Winds and My Vassar Women

Here among the trees
The world takes the shape of a woman’s body
And there is beauty in the place
Lips touch
But minds miss the vital connection
And hearts wander
Down dormitory halls
More hurt than hollow.

.