Site-archief
Limericks en limericken
Geschiedenis en techniek
.
Van een oude vriend Peter kreeg ik het bijzonder aardige boekje ‘Limericks & limericken’ geschiedenis, techniek en rijmwoordenlijst, uit 1998. Nu is de limerick in mijn beleving een vrij eenvoudige versvorm waar, als je er een beetje moeite voor doet, best een heel aardig gedicht met enige gelaagdheid in kan brengen. Zo schreef ik in 2014 in het plaatsje Limerick in Ierland een limerick waar wel enige diepgang in zat.
En wie (de ouderen onder ons) herinnert zich niet de poplimericks die Frits Spits destijds in de Avondspits op radio 3 ten gehore bracht. Waar in elke poplimerick een band en de titel van een liedje verwerkt zat. In dit boekje schrijft de samensteller Bas Hageman “Het maken van limericks is vooral een ambachtelijke bezigheid waarbij de muze dikwijls komt helpen als ze frivool en kolderiek, maar soms ook filosofisch is gestemd”. Mijn limerick is een beetje van beide. Hageman schrijft ook in zijn voorwoord: “Het is dan ook niet verwonderlijk dat de serieuze limerickmaker voortdurend in de clinch ligt met spelling, syntaxis, rijm, metrum, interpunctie en klemtoon”.
Hoewel de term limerick pas in 1898 voor het eerst in The Oxford English Dictionary werd opgenomen als benaming voor vijfregelige versjes met rijmschema aabba is de limerick al veel ouder. De term limerick is waarschijnlijk ontleend aan een refrein dat soldaten van de Ierse brigade zongen op weg naar de kazerne in Limerick, waarbij ze de mensen langs de weg opwekten met hen mee te lopen. Deze soldaten dienden regelmatig in de legers van de Franse koning Lodewijk XIV, en volgens Langford Reed, prominent limericksdeskundige en schrijver van het standaardwerk over limerickgeschiedenis ‘The Complete Limerick Book’ uit 1925, namen zij naast roem en buit ook musische souvenirs mee naar huis. Zoals eenvoudige versjes en melodietjes waarop zij vaak eigen, doorgaans pittige teksten zongen.
Het oudste voorbeeld is een Frans versje met het bekende rijmschema waarvan de eerste regel ook nog eens eindigt op een persoonsnaam.
On s’étonne ici que Caliste
Ait pris l’habit de Moliniste
Puisque cette jeune beauté
Ote à chacun sa liberté
N’est-ce pas une Janseniste?
.
Men verbaast zich (erover) dat Caliste
het kleed van een Molinist heeft aangetrokken
want deze jeugdige schoonheid
ontneemt iedereen zijn vrijheid (vrije wil)
is ze niet een Janseniste?
.
Hoewel de benaming limerick dus pas een paar honderd jaar oud is bestaan limerick rijmvormen al duizenden jaren. Er zijn sporen van limerickachtige dichtsels gevonden die vijf eeuwen voor Christus in het oude Griekenland werden opgetekend. Limerickrijm en -metrum zijn in de oorspronkelijke Griekse tekst heel ver te zoeken want de schrijver Aristophanes schreef zijn teksten volgens de Griekse traditie zonder eindrijm. In dit boek heeft de schrijver er een Nederlandse limerick van proberen te schrijven (op basis van de tekst van het Griekse origineel). Die limerick gaat dan als volgt:
.
Een Sybariet viel uit een wagen.
Zijn pijn was bijna niet te dragen.
Een vriend raadde hem aan
alleen op jacht te gaan
als hij de kunst verstond van ’t jagen.
.
Dan de techniek van het limerick schrijven volgens de Learse traditie. De eerste regel van een limerick moet eindigen op een -liefst aardrijkskundige- naam. Het rijmschema is altijd aabba, de versregels 1,2 en 5 moeten vrouwelijk eindrijm hebben en de versregels 3 en 4 moeten (liefst) mannelijk eindrijm hebben. Vrouwelijk eindrijm is rijm waarbij na de beklemtoonde rijmklank nog één onbeklemtoonde lettergreep volgt: dalen/falen, breekzand/spreektrant. Bij mannelijk rijm volgt op de beklemtoonde rijmende lettergreep geen andere lettergreep meer: brand/zand, brood/schoot.
De lettergreepregel: De versregels 1,2 en 5 moeten uit elk negen lettergrepen bestaan. De versregels 3 en 4 uit elk zes of vijf lettergrepen.
De klemtoonregel: De versregels 1,2 en 5 moeten zijn opgebouwd uit drie drieletterige versvoeten waarvan alleen de middelste lettergreep beklemtoond is (amfibrachen). De versregels 3 en 4 moeten bij vijf lettergrepen zijn opgebouwd uit een tweeletterige versvoet (jambe en een drielettergrepige versvoet (anapest), of als zij uit zes lettergrepen bestaan, zijn opgebouwd uit twee anapesten waarbij de eerste twee (onbeklemtoonde) lettergrepen sneller worden uitgesproken dan de andere.
Tot zover een stukje techniek. Het aardige van limericks zit hem natuurlijk vooral in het plezier van het schrijven en wanneer een limerick niet helemaal voldoet aan deze regels dan is dat natuurlijk helemaal niet erg. Maar een limerick die helemaal voldoet aan deze regels haal je er wel meteen uit. Tot slot nog een voorbeeld over de keeper van Almere.
.
De keeper van Almere
weet doorgaans de ballen te keren.
Maar laat hij ze door
– dat komt wel eens voor –
dan kan hij zich danig generen.
.
Dichtung und Wahrheit
Jules Deelder
.
Een van de favoriete onderwerpen van dichters is het dichterschap, de poëzie en alles wat daarmee samenhangt. In 1994 werd een bloemlezing door Atte Jongstra (1956) en Arjan Peters (1963) gepubliceerd met de veelzeggende titel ‘Dichten over dichten’. Bloemlezing uit de Nederlandse poëzie van de 19e en 20ste eeuw. Meer dan 600 pagina’s poëzie over poëzie, het dichterschap, de dichtbundel, het proces van het schrijven, vormen van poëzie en nog veel meer.
Een dichter die regelmatig de poëzie en het dichterschap als onderwerp nam is Jules Deelder (1944-2019). Deelder was serieus over zijn dichterschap maar hij mocht er ook graag op schertsende op kolderieke wijze over schrijven. Een voorbeeld van dat laatste is het gedicht ‘Dichtung und Wahrheit’ uit de bundel ‘Interbellum’ uit 1987.
.
Dichtung und Wahrheit
.
‘Heb je ’t al gehoord
van de dichter D.?’
.
‘Nee, wat is er dan
met D.?’
.
Die heeft z’n lier
aan de wilgen gehangen
.
‘Is dàt alles? Nee
dan E.!’
.
‘Wat is er dan met E.?’
.
‘Die heeft zichzelf
aan z’n lier gehangen
.
Schilderij: Dick Bakhuizen van den Brink (1950)
Verliefde versjes
Jan Rot
.
Jan Rot (1957) is een Nederlandse zanger, componist en tekstdichter. Hij werd musicus in 1978, maar een doorbraak bleef aanvankelijk uit. Hij deed werk voor verscheidene media en theatertournees. In de jaren na 2000 werd hij vertaler van hits van anderen en van beroemde werken uit de klassieke muziek. Maar Jan Rot is ook dichter. In 2003 verscheen van hem het heerlijk amateuristische bundeltje ‘Huisje aan zee’ met als ondertitel ’29 verliefde versjes’.
Volgens een kort stukje achterin dit ‘pamflet’ dat in een oplage gedrukt werd door Okapi (Okapiboek 8) is het een loflied geschreven door Jan Rot voor B. de G. Het kostte zeven dagen. Maar zo deed Heine ’t ook want kunst laat zich niet vragen, dan gaat ze op in rook.
De rijmende versjes geven een goed beeld van de virtuoze taalvaardigheid van Jan rot zoals in gedicht nummer 23 waarin onder andere een verwijzing naar ‘ik wou dat ik twee hondjes was’.
.
23
[in driekwart]
.
Zeeuws meisje in Vrouwenpolder
Zo krabbel ik op zolder
Maar kolderrijm is meestal
Alleen de leukste thuis
.
Ik zoek bij mijn Chinezen
Maar stop al snel met lezen
Krijg veels te zin in kezen
De hand al aan het kruis
.
Mijn meisje staat de vaat te doen
Ik was net in de keuken
Ik wou dat ik mijn meisje was
Dan liet ik me nu …
Verdomd, dat is een leuke!
.
Olifant
Kolder
.
Dat Herman de Coninck niet alleen prachtige gedichten schrijft over de vrouw, de poëzie, het leven, zijn kinderen en de liefde, bewijst hij met het kolderieke gedicht ‘Olifant’ dat werd gepubliceerd in ‘De Gedichten’ uit 1998.
.
Olifant
.
Hij is gemaakt van de grofste effecten,
draagt zijn broek als clown August,
de knieën slodderend, maakt danspasjes
als tante Bertha die een tango de grond
inheit, terwijl z’n kont doet denken
aan een vals gebit
.
dat net is uitgenomen. En dan zijn slurf
en vlak daarnaast zijn ogen. Hoe zou jij kijken
als ze je lul op je neus hadden gezet?
.








