Site-archief
Ikaros
Mischa Andriessen
.
De nieuwste dichtbundel van dichter Mischa Andriessen (1970) is getiteld ‘Pieta’. Ik moest meteen denken aan het wereldberoemde beeldhouwwerk (1499) van Michelangelo de Pietà denken bij deze titel. Piëta (zoals het in het Nederlands geschreven wordt) of Pietà (Italiaans) betekent compassie of piëteit. In de recensie van Rob Schouten in het magazine van Trouw over deze bundel, schrijft hij: Mischa Andriessen wijdt zijn poëzie, ver van alle anekdotiek, aan emotionele diepte, gevoelens van liefde, rouw, verlangen, in bezwerende welluidende taal. Hij is geen dichter van afzonderlijke, afgeronde verzen maar een schepper van langdurige, soms episch aandoende gedichten, waarin hij eigen ervaringen spiegelt aan die uit de oude mythen, klassieke kunst (zoals de Piëta) en muziek.
Toen ik dit las moest ik even met mijn ogen knipperen. In een stuk over Mischa Andriessen op Poetry International lees ik namelijk: Andriessen heeft een voorkeur voor korte, schetsmatige gedichten in een heldere taal die soms op het spreektalige af is. Het gedicht Ikaros dat bij de recensie staat afgedrukt doet vermoeden dat de stijl van Andriessen (ten opzichte van de inderdaad korte gedichten op de website van Poetry International) is veranderd door de tijd.
‘Pieta’ is de zesde dichtbundel die Andriessen publiceert. Hij debuteerde in 2008 met de bundel ‘Uitzien met D’. Hij schrijft naast poëzie ook proza, teksten voor monografieën, artikelen over Jazz voor verschillende media en is hij redacteur van het tijdschrift Terras. Zijn werk werd bekroond met de C. Buddingh’-prijs, de J.C. Bloempoëzieprijs, het Charlotte Koehlerstipendium, de Awater-poëzieprijs en de Jan Campert-prijs.
.
Ikaros
.
Nu ik ineens kijk zoals jij begrijp ik de wereld
Niet meer en heb ik haar eindelijk leren waarderen
Het is alsof je mijn hoofd en hart verwisseld hebt
En op slag alles een raadsel een kloppend raadsel is
Niet eerder heb ik zo intiem en intens liefgehad
Niet eerder het idee dat zo van mij gehouden werd
.
Ik ben dankbaar dat ik daarmee alleen ophoud te bestaan
Heb het belangrijkste wat er te leren is geleerd opgaan
In de overgave de vurig hunkerende ogen van de ander
je dijen gestriemd je borsten hangen mooier kun je niet zijn
Dat je mij ook zo kunt zien is een gave je leert me kijken
Openbaart me de schuinte van je kuiten de lichte moedervlek
.
Rechts op je kaak ik hoor je ademhalen als ik onder in je ga
Er zit geen woord bij dat ik versta maar ik begrijp je
Je vraagt me niet bang te zijn dat de tijd verstrijkt
Maakt ons moment alleen maar waardevoller en jij
Zult altijd de mooiste zijn zelfs als ik word verblind
Door een licht dermate fel dat ik direct mijn dood herken daarin
.
Michelangelo
Sonnetten
.
Ik ken de Italiaanse schilder Michelangelo (1475 – 1564) net als vrijwel iedereen hem kent als schilder van de Sixtijnse kapel, zijn David, De schepping van Adam en zijn Pietà. Maar dat Michelangelo di Lodovico Buonarroti Simoni ook actief was als dichter wist ik dan weer niet (en waarschijnlijk de meeste mensen niet). Tot ik het bundeltje ‘Sonnetten’ in handen kreeg uit 1947. Michelangelo vond zichzelf geen dichter hoewel hij meer dan 60 jaar lang gedichten schreef. Zijn poëzie werd echter pas na zijn dood officieel uitgegeven.
De tien sonnetten in de bundel zijn gekozen en vertaald door Nico van Suchtelen, en onder toezicht van S. H. de Roos gezet uit diens Erasmus Mediaeval. Tien sonnetten die wat archaïsch aandoen maar desalniettemin zeer de moeite waard zijn.
Uit dit kleine maar fijne bundeltje koos ik het liefdessonnet dat hij schreef in 1504-1505.
.
Dankbaar en blijde eens wijl ’t mij was gegund
Uw wilde euvelmoed te wederstaan,
Baad ik mijn borst thans vaak in traan op traan,
Nu ‘k, liefde, weet hoe fel ge treffen kunt!
.
Nimmer had uwer schichten scherpe punt
De boezem mij doorboord, maar ach, voortaan
Kunt ge door Háár blik wreken en verslaan
Dit hart waarop zo lang ge ’t had gemunt.
.
Aan hoeveel strikken, hoeveel netten laat
Ontkomen ’t vogelken ’t boosaardig lot,
Om het ten lest nog droever te doen sterven!
.
Zo spaarde Liefde, o Vrouwen, mij haar smaad:
Maar ziet, te wreder doodt zij mij ten slot,
Nu ‘k, minnend zelf, haar wedermin moet derven.
.
Rafaello
De donkere bloei
.
In de bundel ‘De donkere bloei’ van Willem de Mérode (pseudoniem van Willem Eduard Keuning, 1887 – 1939) uit 1926 dat ik in bezit heb, is op de titelpagina een blad geplakt van de Chr. Reciteerclub “Da Costa” Schiedam. De eerste prijs werd toegekend in den onderlingen wedstrijd op maandag 15 juli 1929 aan den heer C.J. Nobel, in de afdeeling Ernst, Klasse A.
Kom daar nog maar eens om, een reciteerclub. Het voordragen van gedichten is tegenwoordig voorbehouden aan poëziepodia en dichtersclubjes waar men gedichten aan elkaar voorleest of voordraagt. Maar een club voor het reciteren van gedichten door jongelui (dat laatste bedenk ik erbij) is vooral iets vanuit een ver verleden. Grappig genoeg droeg C.J. Nobel geen gedicht voor uit de bundel ‘De donkere bloei’ en ook niet van Willem de Mérode maar het gedicht ‘De Vreemde Tocht’ van François Pauwels (1888 – 1966).
De bundel van Willem de Mérode bevat vele religieus getinte gedichten en een aantal gedichten gewijd aan kunstenaars zoals Michelangelo, Lionardo en Raffaello. Het gedicht over de laatste wil ik hier met jullie delen.
.
Raffaello
.
Hij houdt zoo argeloos van bonte kleuren,
Een kind, dat blij zijn fijnste verfjes nam,
En wachtte pooplend, of er iemand kwam,
Om met zijn glanzend bonte prent te geuren.
.
Hij schildert het verschrikkelijke gebeuren
Met lossen zwier en vol lieftalligheid
’t is alles zalig en gebenedeid,
Al moet de hemel ook van droefheid scheuren.
.
Hoe weent en dondert Michel Angelo,
Hoe hemels glimlacht Fra Angelico?
Maar hij werd nooit gestoord door moeite en zorgen.
.
Zijn naam is als een levend klankenspel.
Gods jongste engel heet zoo: Rafaël.
En wie bemint geen lichte lentemorgen!
.







