Site-archief
Koe
Dubbel-gedicht
.
Vandaag een Dubbel-gedicht over de koe. Het is mij gebleken dat dieren een graag gekozen onderwerp zijn voor poëzie en de koe is daar geen uitzondering op. Twee gedichten dus over dit prachtige dier.
Het eerste gedicht is van dichter en essayist C.O. Jellema (1936 – 2003) en is getiteld ‘Ontmoeting met een blaarkop’. Het gedicht werd gepubliceerd in ‘De Groninger blaarkop’ een uitgave van uitgeverij Kleine Uil uit 2002.
Het tweede gedicht is een veel ouder gedicht van dichter Jacob Winkler Prins (1849 – 1904), dichter, prozaschrijver, kunstschilder en zoon van Anthony Winkler Prins, naamgever en samensteller van de gelijknamige encyclopedie. Het gedicht ‘Trek-os’ komt uit ‘Verzamelde gedichten’ van de Maatschappij tot verspreiding van goede en goedkoope lectuur uit 1929.
Twee gedichten over de koe, het rund (een blaarkop en een os in dit geval) van een Gronings en een Fries dichter.
.
Ontmoeting met een blaarkop
.
Je vindt me vreemd, eng haast, blijkt uit je blik,
met zo’n geboortemasker, wit, en ogen
zo zwart omrand die jou enkel gedogen,
denk je, op afstand, want ik merk jouw schrik
.
als je je hand uitsteekt en kopschuw ik
terugdeins zelf – voor wat, voor een te hoge
verwachting? die, bij voorbaat al bedrogen,
maakt dat, uit schaamte wijs, ik weeg en wik.
.
Maar vaak, ontwaakt in ochtendschitterdauw
– ze slapen nog, de anderen, gewonen –
mijmer ik hoe me niet meer te verschonen
.
voor dat ik zo ben, me lijk te verbergen,
prins van Sneeuwwitje en haar zeven dwergen –
wat niemand aan me ziet vertel ik jou.
.
Trek-0s
.
Uit koele kalme schaduw van het bos,
Treedt langzaam-aan kopschuddend-schomlend, de os;
.
Treedt op het blinkend zandpad, dat gevlekt
Met tak- en bladeren-schauw, is overdekt
.
Van brandend zonlicht, zomer-zon-gegloor
De hele dag, van vroeg tot ’s avonds, door.
.
Hij keert naar stal en ziet het open hek…
Een korte ruk aan ’t leidzeel… Uit zijn bek
.
Valt vlokkig schuim, en eensklaps staat hij pal,
De voerman roept… Daar zijn de kindren al!
.
Ze klimmen naast hem, allen rood en ros,
Op ’t kleine bankje, naast hem met geklos.
.
Dan weer een rukje aan ’t leidzeel rond de bek
En langzaam-aan gaat ’t weer vooruit, trek, trek.
.