Site-archief
Het verlorene zal ik zoeken
Thomas Graftdijk
.
Thomas Graftdijk (1949 – 1992) was medeoprichter van het tijdschrift Soma en in 1974 van De Revisor. hij trad op als vertaler van het werk van Elias Canetti, Hermann Hesse en Rainer Maria Rilke. Postuum verschenen van hem nog vertalingen van het werk van Friedrich Nietzsche, Sigmund Freud, Thomas Mann en Franz Kafka. Daarnaast was hij dichter maar als zodanig is hij wat in de vergetelheid geraakt.
Hij publiceerde drie dichtbundels ‘Lachend op de achterste rij’ in 1970, ‘Treurarbeid’ in 1977 en ‘Positieve helden’ in 1980. Werk van Graftdijk werd gepubliceerd in onder andere Maatstaf, De Revisor, Raster en De Gids. Uit Raster 26 uit 1983 het gedicht ‘Het verlorene zal ik zoeken’.
.
Het verlorene zal ik zoeken
.
Het verlorene zal ik zoeken
in dit nevel-leven dat ik veins met zwak belichaamd zelf
in de vermoeide natuur, die ik ophef met mijn zachte
erts
.
Het verlorene zal ik zoeken
in het hoofd met jaarringen om de koeieogen
dat ik vrees in de donkere spiegels van mijn bankroet
.
Valsemunter, reeds bevroedend het verdwenene in de
toekomst
reeds in tijdnood redde ik het vuil dat eenzaam brandt
en gaf niet op de wil een weerlicht in de nacht te
scheppen, terwijl ik op mijn arrestatie wachtte
.
Kindse boer die van de bossen en de wolven
droomde, vrijend om de zuiverheid
ondanks het nut dat ik in honderd bevlekkingen
wou telen, voltrokken aan de mannequins van mijn
begeerte
Ondanks hun deeg dat goed was om mijn kiespijn te
verzachten
hun knutselen dat ik als kunst verstond:
illusies te proberen het vergeefse
te betrappen het verzuimde, te horen langverstomde
ruzies
in het geritsel van de telefoon (haarscheurtjes
in de samenzwering tegen mijn persoon)
te dulden de paniek, naakt en onherstelbaar
van mijn voldongen zoon
.
Ziehier mijn zaligheid: in nooddruft het verlorene
te vinden, te vullen het gemis van groot wit ding
mijn schulden uit verboden bron te voldoen
(de bloedpis van een vis, uitmiddelpuntig
zwemmend om een eiland van ellende)
en me te verzoenen met de legende
.
Dat mijn vorst zal komen op een dag
.
O wereldwijze, in solovlucht galopperend
op de valwind
van bevrijdende herinneringen.
.
In Juni
Elke Erb
.
Via via kwam ik het werk tegen van Elke Erb (Duitsland, 1938). Elke Erb is vertaler en literair criticus, maar schrijft voornamelijk poëzie, proza en essays op een manier die zich niet makkelijk laat plaatsen in een enkel genre. Geboren in de Duitse Eifel, verhuisde haar familie in 1949 naar Halle in de DDR . Daar studeerde ze Duits, Slavische studies, geschiedenis en onderwijs.
Aangetrokken door de onafhankelijke vredesbeweging, het meewerken aan een onofficiële poëziebloemlezing en haar protest tegen de schending van de burgerrechtenactivist Roland Jahn leidt ertoe dat ze onder toezicht van de staat wordt geplaatst. Heden ten dagen woont Erb in Berlijn en is ze lid van de Saksische Academie van de Kunsten.
.
In 1998 verscheen in Raster een groot artikel over haar en uit deze uitgave het gedicht ‘In Juni’.
.
In juni
Ze is midden dertig, haar scheiding zit in het midden.
Schenkt iets in een glas, doet de deur dicht.
Maakt haar veters vast.
Ze werkt: ontwerpt, voert uit, doet.
Ze houdt wel van twee-keer-zo-oud.
Ze gaat naar een bos. Ze fietst. Ze woont beneden.
De huizen in haar buurt kruipen weg in het donker als rustende dieren, dicht bij elkaar.
En wat ik tot voor kort niet wist: ze is in juni jarig.





