Site-archief

Onderkoorts

Een recensie

.

De Vlaamse dichter Kris De Lameillieure (1962) publiceerde bij uitgeverij P zijn debuutbundel ‘Onderkoorts’. De bundel, zoals altijd bij P netjes uitgegeven, werd ‘geboren’ onder docentschap van een andere Vlaamse dichter Jana Arns, geen onbekende voor wie dit blog al wat langer leest. Voor dit debuut werden al verschillende van zijn gedichten  gepubliceerd in onder andere Het Gezeefde Gedicht, Het Liegend Konijn en De Schaal van Digther. Andere werden in wedstrijden genomineerd (Rob de Vos-prijs 2023, Boontje 2024) of bekroond als winnend gedicht (Sint-Gillis-Waas 2023, Ronse en Sint-Truiden 2024).

Dan de bundel. In 34 gedichten (volwassen verzen zo vermeld de binnenflap) geeft De Lameillieure in 4 hoofdstukken een inkijk in zijn dichterschap. Elk hoofdstuk wordt vooraf gegaan door een gedicht van Miriam Van hee (opnieuw een Vlaamse dichter) uit een van haar bundels.

Een eerste conclusie is dan ook snel getrokken; De Lameillieure omringt zich met niet de minste, en dat legt de lat al gelijk hoog. De opbouw van zijn gedichten is veelal dezelfde: strofen van twee regels en af en toe drie regels of een losse tussenregel. Maar wat verder meteen opvalt is hoe secuur De Lameillieure is in zijn beschrijvingen. Secuur en poëtisch. Het eerste hoofdstuk behandelt het afscheid en de dood. Op een liefdevolle manier, zonder sentiment.

De woorden die De Lameillieure gebruikt zijn zorgvuldig gekozen, dat is steeds het gevoel dat ik krijg wanneer ik de gedichten lees. Woorden met betekenis. Ik noteerde: gebreken, sterven, geslagen, onbewogen, wankel, verwart, voorbijschuift, vervreemd, scheuren in de plooien, de grond is ijl, kleuren verweerd, verwelken, verzinken, vermoeid en gerimpelde kilte. Hier wordt een palet geschilderd door de dichter dat aan de ene kant niets verbergt maar dat onder de oppervlakte de lezer meeneemt in de emoties die de afstand en het afscheid kleur geven.

De combinatie van onalledaagse verbindingen van woorden en hun betekenissen is een terugkerende factor in de poëzie van De Lameillieure. Een voorbeeld is het gedicht ‘Schaduwboksen’

.

Schaduwboksen

.

Herfst hangt uitgeteld in bomen en over muren

kruipt klimop verder dan voorheen terug.

.

Onze woorden met meeldauw bedekt, het blad

kleurloos en verkreukt, rijp voor het containerpark.

.

Wat rest aan oogst is doorgeschoten, het hart

verbloeid, nog goed voor zaad en overwintering.

.

Iemand in de spiegel houdt schijn  op, werkt zich in

nepzweet. Een stoot in het ijle, geen weerstand meer.

.

Bij twee gedichten op de site van Meander zegt De Lameillieure: “Mijn bedoeling en hoop was (en is) telkens dat het gedicht het persoonlijke overstijgt en de lezer even kan laten stilstaan. Poëzie is daarbij voor mij niet ‘levensnoodzakelijk’ maar een heel fijn ‘geschenk’. Ze mag mij tot verwondering leiden, tot verbazing en stilte, tot dankbaarheid en dikwijls tot diepe troost. Ik reken ze – in mijn gezonde egoïsme – tot een grote kostbaarheid.”

Uit deze uitspraak en uit de gedichten in de bundel blijkt voor mij dat De Lameillieure zijn  lezers en vooral ook zichzelf serieus neemt. In gedichten die qua poëtische elementen misschien hier en daar iets te wensen (of mogelijk te vragen) overlaat, ze zijn vrij in vorm maar vooral in expressie, wordt je als lezer steeds opnieuw uitgedaagd een gedicht te herlezen. Wat er staat bij een eerste lezing is niet noodzakelijk wat er een tweede of derde keer staat. De gelaagdheid en het spel met de taal maken de gedichten in deze bundel volwassen poëzie.

Op het eerste hoofdstuk na lijken de inleidende gedichten van Miriam Van hee in de volgende hoofdstukken wat willekeurig gekozen. Ik weet dat uitgeverijen en dichters graag thematische delen van een dichtbundel willen benoemen, ook als deze er op het eerste gezicht niet zijn. Ik vind dat geen probleem ware het niet dat ik dan toch naar de verbindende factoren op zoek ga. Als die er niet steeds blijken te zijn kan dat een teleurstellende conclusie opleveren. In ‘Onderkoorts’ is dat geenzins het geval. De gedichten zijn als unieke gedichten heel leesbaar en te genieten, ook zonder een leidraad of thema.

De Lameillieure levert met dit debuut een volwassen poëziebundel af, een bundel waarin veel te genieten valt voor de ware poëzieliefhebber. En voor mij geeft dit maar eens weer dat uitgeverij P een goede neus heeft voor dichters van deze tijd. Dichters die poëzie afleveren die een kop en een staart hebben, die niet gedreven worden door allerlei moderne ideeën over poëzie (prozagedichten, vormvereisten) maar gedichten afleveren waarbij je wat langer op kan kauwen en waar bij herlezing steeds nieuwe inzichten verschijnen.

Als voorbeeld het gedicht ‘Gouden uur’ dat is opgenomen in het hoofdstuk dat voorafgegaan wordt door het gedicht ‘Vakantie’ van Van hee.

.

Gouden uur

.

Voor elkaar zijn we klinisch, halen alles uit de kast.

We vegen het huis met een schop, knopen misverstanden

met sisaltouw tot bundels. Het snijdt de bloedtoevoer af

in ons bestand. De spankracht breekt.

.

In de kamer waait stof op bij elke zucht, blijft kleven

op het netvlies. we zeggen dat het wind is, wrijven de ogen

dieper in het rood, krassen op de lens. Kinderen zijn veilig

achter ons de kreukelzones.

.

Op mijn ribben draag ik je naam in blackwork. De inkt

puur en onverdund, de tekening in wervelingen.

Nog elke dag kruis ik jou, plooi mijn vingers in een kom

met barsten, was mij in zwerfkleuren.

.

Kalfsvlies

Marieke Rijneveld

.

Toen ik op 6 april 2014 samen met Marieke Rijneveld (1991) op het Taalpodium in Zeist stond vertelde ze me dat ze vlak daarvoor een contract had afgesloten bij uitgeverij atlas Contact voor een poëziebundel en een roman. Ik kende Marieke toen al van een optreden in 2012 bij Ongehoord! en wist dat ze over een bijzonder talent beschikte. In juni 2015 verscheen ‘Kalfsvlies’ haar poëziedebuut.

Inmiddels heb ik de bundel gekocht en gelezen en alles wat er al over dit debuut geschreven is, is waar. Het bijzondere ritme van haar poëzie, het gebruik van metaforen, de ongerijmde buitenissigheden in haar gedichten, ik heb het allemaal terug kunnen vinden.

Wat mij steeds weer fascineert als ik haar gedichten lees is dat ik bijna vanzelf haar taal hardop ga spreken terwijl ik lees. De taal die Marieke gebruikt is zowel alledaags als heel bijzonder. Het bijzondere zit hem wat mij betreft in de verbindingen die ze legt, de interpunctie die ze gebruikt (of juist niet gebruikt) en het feit dat ze lange zinnen aan elkaar rijgt die, ondanks dat ze opgedeeld zijn in hoofd- en bijzinnen, toch een geheel blijven vormen.

Voor de gemiddelde poëzielezer die korte zinnen gewend is zal het even wennen zijn. Voor een liefhebber van lange, samengestelde zinnen, zoals ik, is het vooral genieten. Soms moest ik zinnen twee keer lezen om haar bij te blijven maar altijd pakte ik de draad weer op.

De keuze van onderwerpen, het feit dat je soms denkt dat deze jonge dichter zich in een parallel universum bevindt dat hetzelfde universum is als waar jij je als lezer in bevindt maar dan met net even minder kennis van die omgeving, maken het lezen van de gedichten een soms verwarrende maar tegelijkertijd spannende ervaring. Ik betrapte me er tijdens het lezen op, dat ik dacht dat de gedichten een soort bezwering waren, dat Marieke mij, de lezer iets wilde vertellen zonder dat ik meteen doorhad wat precies en dat pas later het kwartje bij mij zou vallen. Als je zo poëzie kan schrijven ben je een bijzonder dichter/schrijver.

Sommige gedichten lezen meer als prozagedichten, of ultrakorte verhalen, maar altijd in diezelfde poëtische sprankelende stijl. Hoewel ik meer van de poëzie dan van de proza ben zal ik haar debuutroman ook zeker gaan lezen.

Uit Kalfsvlies heb ik gekozen voor het gedicht ‘Als het land niet meer plat is’. Over het platteland dat verdwijnt onder druk van de stad.

.

Als het land niet meer plat is

.

Stropakken liggen als blokken roomboter in het weiland, hier heeft het

platteland een berg maar vanaf de berg gezien is alles plat, en we

stotteren terwijl we toch geen last van spraakgebrek, maar elkaar duidelijk

willen maken dat de meeste onderbrekingen ongepland zijn.

.

Je overall is te ruim bij je schouders, we zouden er twee dwergkonijnen

onder kunnen stoppen, dat staat toch beter als ze straks de boerderij een

injectie geven, in laten slapen als de hond van de boer twee sloten

verderop. Sommige onderbrekingen speelden zich af op de hooizolder

.

waar je je bezwete gezicht op mijn blote buik legde, mijn navel

vergeleek met een kijkgat in de schutting, daarachter kon je alles zien

wat zich in mij afspeelde en we zouden de berg onthoofden zoals je een

eitje en dan samen oud en knotwilgen, maar nu staat er een bord met een

.

blije man in pak erop met in zijn hand een stad als een zwarte kever.

Denk aan al die uitgestrooide boeren in de koeien getrokken die als

wandelende graven tussen de bloesems als rouwboeketten lopen, we klampen

ons aan elkaar vast en kijken naar het laatste huis op het platteland dat instort

.

als een composthoop zonder luchtholtes. Iemand zegt dat je meerdere

huizen kunt bewonen, dat een koe met zeven magen zich toch niet vaker

verslikt, en we vragen ons af hoe het je vergaat als je een maag wegneemt

wat je dan nog wel en niet zal kauwen. Mijn hoofd verstikt een dwergkonijn

.

omdat ik gebruikmaak van zijn schouder, ergens fladdert het baasje van de

kever, er zijn onderbrekingen in onderbrekingen, stiltes die naar kuilgras ruiken.

.

Kalfsvlies

MR

Foto: Joost Bataille