Site-archief
Muggen en hommels
Roos Rebergen
.
In 2022 schreef ik over de bundel ‘Liefde‘ gedichten samengesteld door Tjitske Jansen (1971) die eind 2021 werd gepubliceerd. Een fijne bundel waaruit ik een gedicht koos van Roos Rebergen (1988). Het gedicht ‘Ruimte’ werd genomen uit haar debuutbundel ‘Ik ben al 11 jaar geen 16 meer’. En laat ik die bundel nu pasgeleden weer, of eigenlijk voor de eerste keer, in handen hebben. In de bibliotheek van Rotterdam, waar ik even wat tijd over had, kwam ik de bundel tegen. Een bijzondere bundel want de enige bundel die ze heeft gepubliceerd (Roos is dan ook vooral muzikant, je zou haar vooral kunnen kennen van haar band Roosbeef) en vol voorbeelden van haar bijzondere manier van met taal spelen.
Een eerste gedichtje dat ik tegen kwam bestaat uit twee zinnen waarbij de tweede zin uit één woord bestaat dat golvend van de regel loopt, dat kan ik hier niet nadoen maar het is als volgt:
.
de muggen pakken ons werk en onze vrouwen af
K L O O T H O M M E L S
.
Een tweede gedicht is het gedicht ‘blijven’ waarin een onderwerp wordt aangesneden dat voor veel mensen herkenbaar zal zijn. Een voorbeeld dat niet in het gedicht voorkomt is bijvoorbeeld wanneer een bepaald liedje op een begrafenis of uitvaart wordt gespeeld. Dan blijft zo’n liedje, door de emotionele lading die erbij komt kijken, voor altijd aan die gebeurtenis plakken. Maar er zijn meer voorbeelden zoals Roos in ‘blijven’ beschrijft.
.
blijven
.
jij zet iets op en we luisteren samen
naar wat we beiden goed kennen
maar los van elkaar
het is niet ons liedje
dat hebben we niet
daar ben ik mee gestopt
het café moet een café blijven
het strand moet een strand blijven
die straat moet een straat blijven
ik wil er altijd naar toe kunnen
wat er ook gebeurt
ik kom nog steeds graag in oostende
ik kan nog steeds there she goes my beautiful world horen
ik hou nog steeds van de schelde
ik wil triestig van een film worden omdat het een zielige film is
en niet omdat ik die met jou heb gezien
je mag het niet afpakken
wil je me dat beloven?
.
De loon-poëet
Anton Hirschig
.
In het onvolprezen werk ‘Dichten over dichten’ bloemlezing uit de Nederlandse poëzie van de 19e en 20ste eeuw, samengesteld door Atte Jongstra en Arjan Peters uit 1994, is een gedicht opgenomen van dichter, kunstschilder Anton Hirschig (1867 – 1939). Het gedicht werd genomen uit ‘Objective en Subjective Poëzy’ van Isaac Marcus Calisch (1808 – 1885).
Wat bijzonder is aan Anton Hirschig is niet zozeer zijn werk als kunstenaar noch zijn literaire nalatenschap (daar is bitter weinig over te vinden) maar het feit dat hij bij Vincent van Gogh inwoonde in de Auberge Ravoux in Auvers- sur-Oise ten tijde van Van Goghs dood in 1890. Hij was niet alleen aanwezig bij de begrafenis van Vincent van Gogh maar hij hielp ook bij het regelen, het verzamelen van bloemen voor de kist en hij ging naar het nabijgelegen Méry om de lijkwagen te huren.
Ondanks dat zijn broer wel als amateurschilder is opgenomen in Pieter Scheens monumentale Lexicon Nederlandse Beeldende Kunstenaars 1750 – 1950 en zijn zus zelfs werd verward met hem in dat zelfde werk is Anton Hirschig dus vooral bekend door zijn relatie met van Gogh.
Desondanks kun je dus in een kwalitatief goede bloemlezing terechtkomen als dichter.
.
De loon poëet
.
Wat stoft ge, loon-poëet, dat ge andren moogt behagen?
En wat veracht ge hem, die slechts uit aandrift zingt?
Die niet zichzelv’ hergeeft, is ’t speeltuig aangeslagen,
Waan niet, dat die te regt naar Phaebus’ * straalkroon dingt.
.
Die prijsgezangen wrocht, behoort tot die minstreelen,
Die, vorstenslaven, ’t lied slechts stemden op bevel.
Wie louter voor zich zelv’ zijn geestrijk lied wil kweelen,
Misbruikt de Godsgaaf niet tot een eerzuchtig spel.
.
’t Heete objectiviteit, die zulke benten prijzen,
Zij doet zichzelv’ geweld en zingt slechts voor ’t publiek;
De Mammon spant haar en de gunst der pseudo-wijzen,
Die gissen naar het schoon, en leven van – kritiek
.
’t Is wel, als voor hun werk hun beeldtenis mag prijken;
Want zelfs geen trek van hen is in ’t gedicht vervat.
Lavaters* mogen zien, of zij naar dichters lijken,
Wanneer hun beeldtenis in ’t koper is gevat.
.
Een dichter kan alleen uit eigen aandrift zingen;
Zijn zang is subjectief in de objectieve stof;
Hij laat zich tot een lied zelfs door de goden dwingen,
En maakt nooit Recensent, noch Maecenaten ’t hof.
.
Die ’t zijne leest, zal ’t hart en ’t leven van hem kennen;
Hij leeft in elk gedicht, en daarom sterft hij nooit;
Moog’hem een valsche teelt van verzengoochlaars schennen,
Hij groeit bij ’t nageslacht, de toekomst maakt hem groot.
.
* Phaebus (bijnaam van Apollo) god van de zon, medicijnen, muziek, wetenschappen en poëzie.
* Johann Kaspar, Zwitsers schrijver, dichter, filosoof en theoloog (1741 – 1801)
Zijn reis is net begonnen
Ellen Brenneman
.
Afgelopen weekend zat mijn familie op Netflix naar de een of andere obscure serie te kijken met als titel ‘The One’. Ik heb met een half oog mee zitten kijken, het idee van de serie is dat er (via DNA) voor ieder persoon op aarde één perfecte match is. Een vrij onwaarschijnlijk gegeven maar ja, in fictie is alles mogelijk.
Normaal gesproken zou ik hier niet over schrijven ware het niet dat in een aflevering bij een begrafenis een gedicht wordt voorgedragen dat ik nog niet kende. Even googlen op een paar zinnen en ik had het gevonden. Op een website over hulp bij begrafenissen funeralhelper.org.
Het betreft hier het gedicht ‘His Journey’s Just begun’ van de dichter Ellen Brenneman. Op zoek naar meer informatie van deze dichter kwam ik niet verder dan vele duizenden websites waar dit gedicht gedeeld wordt. Maar niets, maar dan ook helemaal niets over Ellen Brenneman. Geen informatie over haar leven, over mogelijk meer werk van haar, helemaal niets! Desalniettemin is het een fraai gedicht dat (vooral) veel aandacht krijgt bij begrafenissen.
Mocht er iemand zijn die meer informatie over Ellen Brenneman heeft laat me dit dan even weten.
.
His Journey’s Just Begun
.
Don’t think of him as gone away
his journey’s just begun,
life holds so many facets
this earth is only one.
.
Just think of him as resting
from the sorrows and the tears
in a place of warmth and comfort
where there are no days and years.
.
Think how he must be wishing
that we could know today
how nothing but our sadness
can really pass away.
.
And think of him as living
in the hearts of those he touched…
for nothing loved is ever lost
and he was loved so much.
.









