Site-archief

Soms moet het werkelijk stil zijn…

Erward van de Vendel

.

Poëziebundels worden over het algemeen uitgegeven door uitgevers of in eigen beheer. En soms door organisaties waar je het niet meteen van verwacht. Zo bezit ik sinds kort de bundel ‘Soms moet het werkelijk stil zijn…’ onderwijsgedichten 1591-2010 dat is uitgegeven door een samenwerkingsverband bestaande uit de Onderwijsraad, het Nationaal Onderwijs Museum, de CED groep en, dat dan weer wel, Poetry International.

De bundel werd samengesteld door Theo Magito (1951) en Henk Sissing (1954) met een voorwoord van de toenmalig Tweede Kamervoorzitter Gerdi Verbeet. In deze bundel passeren veel aspecten uit het schoolleven de revue; vanuit het perspectief van de leerlingen, de ouders van die leerlingen en de leraren. De bundel is opgedeeld in tijdvakken, vanaf voor 1600 tot 1900 steeds per eeuw en na 1900 per stukje van deze eeuw, tot 2010.

De samenstellers zijn beide actief geweest in het onderwijsveld of in onderwijsorganisaties. Henk Sissing verzameld gedichten over het lager-, basis- en voortgezet onderwijs. Zijn verzameling stond aan de basis van deze bundel. De titel is juist nu heel bijzonder want als er iets is binnen het onderwijs waar men zo snel mogelijk weer van af wil dan is het de stilte. Hoe sneller de scholen weer open kunnen hoe beter.

Veel beroemde en bekende dichters zijn met gedichten opgenomen, maar ook minder bekende en (voor mij) volledig onbekende dichters. Ik koos voor een gedicht van Erward van de Vendel (1964) getiteld ‘Staartdelingen’ (die schijnen niet meer te worden onderwezen tegenwoordig) uit zijn debuutbundel ‘Betrap me’ uit 1996.

.

Staartdelingen

.

Op het klimrek kan ik

de borstwaarts om,

maar staartdelen

wil me niet lukken.

.

Ik durf aan de rekstok

de molendraai, maar

juf legt iets uit

en ik duizel.

.

Vaak krijg ik de sommen

niet in mijn kop.

Soms denk ik:

Nu!

De Dodenzwaai!

Met afsprong!

en ik steek mijn vinger op.

.

Schoon in elk oog is wat het bemint

Hafid Bouazza

.

In 2005 en 2006 publiceerde dichter Hafid Bouazza bij uitgeverij Prometheus drie bundels met vertaalde Arabische poëzie. Over het deel ‘Om wat er nog moet komen’ Pornografica, schreef ik al op 22 februari van dit jaar https://woutervanheiningen.wordpress.com/2020/02/22/pornografica/ maar nu wil ik het tweede deel uit deze drie bundels van deze Arabische bibliotheek, zoals Bouazza het noemt,  bespreken dat handelt over Arabische liefdesgedichten met de titel ‘Schoon in elk oog is wat het bemint’.

In het woord vooraf schrijft Bouazza dat het hier een persoonlijke keuze van hem is uit de gigantische hoeveelheid klassieke Arabische minnepoëzie zowel lyrisch en melancholisch als vrolijk en fysiek uitbundig. Het hart wordt niet altijd boven externe lichaamsdelen verkozen- en waarom zou het? voegt hij er nog aan toe.

We realiseren het ons tegenwoordig, zeker in de westerse wereld, niet meer maar in de klassieke oudheid heeft het Arabisch schiereiland maar ook landen uit Noord Afrika, Turkije en Iran, grote en beroemde dichters voortgebracht. Van de meeste (en misschien van alle) dichters in de bundel hebben de meeste mensen nog nooit gehoord (ik ook niet) maar dat wil niet zeggen dat deze dichters niet meer dan de moeite waard zijn.

Omdat ik, zoals gezegd, de dichters in de bundel ook niet ken heb ik voor een gedicht gekozen dat me beviel en dat is een gedicht geworden van Dik al-Djinn die leefde tussen het jaar 777/778 en 849/850 in de nu Syrische stad Homs. Dik al-Djin leefde ten tijde van het Abbasid kalifaat en was vooral beroemd door zijn liefde voor een christelijke vrouw met de naam Ward. Veel van zijn poëzie is voor haar geschreven. Daarnaast gaat veel van zijn poëzie over zijn liefde voor wijn.

.

Kijk naar de zon van de kastelen en hun naam

En naar hun lavendel en het blaken van hun bloesemrijk

Nimmer beproefde je oog een blank dat van zwart

Zo veel schoonheid vergaarde als haar gezicht in haar haar

Rozig van konen en wie nooit van haar heeft gehoord

Kan uit haar speeksel haar naam verkrijgen

Zij heupwiegde en ik lachte verwonderd om haar billen

Maar ik huilde om haar middel

Uit haar hand schenkt ze je een beker rozige wijn

En een wijn van twee van haar voortanden

.