Site-archief
Blauwe magie
Ineke Riem
.
In de nieuwe bundel van Ineke Riem (1980) ‘Fantasii’ (haar tweede dichtbundel) doet de dichter verslag van een crisis die haar verlamt en haar werkelijkheid uiteen laat spatten, momenten uit haar vroege jeugd drijven boven. Ze neemt je mee in de wereld van een meisje dat een levendige fantasie heeft. Ineke Riem is schrijfster, dichter en illustrator. Voor het gedicht ‘Pegasus in galop’ ontving ze de juryprijs van de Melopee poëzieprijs Laarne (die sinds 2009 elk jaar wordt uitgereikt). Het gedicht verscheen eerder in de Poëziekrant. Ik koos echter voor een ander gedicht uit deze bundel getiteld ‘Blauwe magie’.
.
Blauwe magie
.
Onderschat de magische kwaliteiten van je balpen niet. Alles
wat je schrijft wordt waar.
.
Momenten zijn gemaakt van dunne lagen inkt op luchtpostpapier,
de potloodlijnen in je notitieboekje schetsen de dag.
.
Deze wereld hangt van paperclips en losse velletjes aan elkaar.
In den beginne was er de typemachine.
.
Wees heel voorzichtig met verhalen, schrijf niet over het verdriet
van Tristan, over de zeeën tussen hem en Isolde, het tovergif
in zijn bloed, in haar bloed, de wond die niet heelt.
.
(Schrijf niet: ‘onmogelijke liefde’ als je liever een mogelijke wilt.)
.
Liederen van de zelfkant
Willem van Iependaal (1891 – 1970)
.
Vandaag vond ik een bundeltje van Willem van Iependaal uit 1975, in een winkel met tweedehands goederen. Vooral de kaft trok me meteen aan. Na lezing van enkele gedichten en de achterflap kocht ik het. Het betreft hier de eerste poëziebundel van de Rotterdamse schrijver en dichter Willem van Iependaal. De tekst op de achterflap luidt:
Als iemand in Nederland recht voor zijn raap heeft gedicht, dan is het Willem van Iependaal wel. Hij bezong in de jaren dertig met geestelijke werkelijkheidszin en vaak zeer bewogen de crisis met haar werkeloosheid, armoede en misdaad-uit-nood en getuigde ook lang erna in liedvorm van zijn kritiek op maatschappelijke misstanden.
In zijn gedichten maakt Willen Iependaal veel gebruik van (Rotterdamse) straattaal uit het begin van de 20ste eeuw. Hier een mooi voorbeeld.
.
Jou, Joekel, Nabij
.
Zeg, joekel, jij schrokt en jij schranst zonder schroom
De piepers en prak uit een krant aan de boom
Fortuin was je gunstig, zoals haar betaamt
Ze liet je de schurft en onthield je de schaamt
.
‘k Heb honger, een dakloze ben ik als jij,
Een smetzieke zwerver, jou, straathond, nabij
Die prak aan mijn voet… Zal ik grijpen? Nee stop!
De mens zoekt het hoger: de mens hangt zich op…
.
Joekel=hond, prak=kliekje
.






