Site-archief
Maria Magdalena
Dubbel-gedicht
.
Vandaag een dubbelgedicht met als verbindend thema een naam. In dit geval de naam van Maria Magdalena (een Bijbelse figuur, een leerling van Jezus en degene die bij zijn kruisiging was, bij zijn graflegging, die als eerste bij zijn lege graf aankwam en de eerste die hem zag na zijn opstanding).
Het eerste gedicht (waarin Maria Magdalena voor komt) is van Hans Verhagen (1939-2020) en is getiteld ‘Je naam ben ik vergeten’ dat ik nam uit ‘Duizenden zonsondergangen’ uit 1971.
Het tweede gedicht is van Gerrit Achterberg (1905-1962) en is getiteld ‘Maria Magdalena en komt uit de bundel ‘Het weerlicht op de kimmen’ uit 1965.
.
Je naam ben ik vergeten
.
Ik heb geen naam,
ik heb geen kleren aan,
ik heb geen lichaam.
.
Ik heb jou,
jij hebt mij,
meer hebben we niet nodig.
En mocht je mij niet treffen,
zo zal het altijd zijn
Maria Magdalena.
.
Maria Magdalena
.
Mijn lichaam ligt bereid tot Pasen.
Ik keer met u de zoete zalen in
dier witte, laatste maanden.
O tuin der aarde, die ik nu bemin
meer dan mijn eigen ademhalen,
omdat mijn bloed erin verging.
O bruid die na mijn hemelvaren
zal zingen in Jeruzalem.
.
Diagnose
Gerrit Achterberg
.
Uit mijn boekenkast, uit de bundel ‘Het weerlicht op de kimmen’ een verzamelbundel, het gedicht ‘Diagnose’ uit ‘Inertie’ waarvan geen jaartal bekend is maar dat in 1951 als onderdeel van ‘Oude cryptogamen’ verscheen.
.
Diagnose
.
De dingen komen nu vertrouwelijk bij de serre:
de hond, de avond en de verre
horizon.
Ik wou dat ik nu kon
sterven;
of dat nog eens begon
leven;
dan viel dit wel aan scherven,
wat van de liefde is gebleven;
waarin alleen nog waanzin wonen kan.
.
Met dank aan http://www.dbnl.org
Gedicht van Gerrit Achterberg
Gedicht
.
Omdat er zoveel mooie gedichten in staan nog maar een uit ‘Het Weerlicht op de kimmen’ van Gerrit Achterberg .
.
Continuïteit
.
Gij gist in mij met ongestorvenheid.
Wat gij zonder uw dood had kunnen zijn
wil met zijn voortzetting tesamen zijn
volgens de wet der continuïteit
.
Aan beide zijden van de spa die splijt,
kronkelt de worm en weet zich zonder eind.
En de geamputeerde voelt nog pijn
in voet of hand die hem is afgezet
.
Zo ook beweegt zich langs dezelfde lijn
van onze zielen de saamhorigheid,
stip en gedachtestreep ten spijt.
.
.
Gerrit Achterberg (1905-1962) wordt gezien als een van de grootste Nederlandse dichters van de 20e eeuw. In Utrecht waar hij op kamers woonde, vermoordde hij zijn 40-jarige hospita en verwondde hij haar dochter Beppie. Hij werd opgesloten in het Rijkasyls voor Psychopathen ‘Veldzicht’ in Balkbrug (gemeente Avereest) waar hij van 1938 (tot 1941) werd belast met het beheer van de bibliotheek.
Bovenstaande informatie komt van het zeer informatieve blog Hetvergetenboek. Over schrijvers en dichters die bibliothecaris waren (en dat zijn er nogal wat) lees je alles op http://hetvergetenboek.blogspot.nl/2011/02/ditmaal-geen-vergeten-boek-maar-een.html
Gerrit Achterberg
Het weerlicht op de kimmen
.
Vorige week heb ik bij een winkel in tweedehands goederen (en op dat moment veel poëzie) een paar zeer aardige verzamelbundels gekocht. Een daarvan was ‘Het weerlicht op de kimmen, een keuze uit de gedichten’ van Gerrit Achterberg, een herdruk uit 1988 van Querido.
Sinds ik in de ontmoetingskamer van museum het Dolhuys in Haarlem ( Nationaal museum van de psychiatrie) een ‘pop’ van Achterberg tegenkwam en me wat meer in hem heb verdiept is het één van mijn favoriete dichters.
De ontmoetingszaal was tussen 1800 en 1850 een ziekenzaal waarin men kon doodgaan. Men leverde daartoe een loden penning in. Daar komt het spreekwoord ‘het loodje leggen’ vandaan. Tegenwoordig staat de zaal vol met poppen van bekende mensen die te maken hebben met de relatie creativiteit – gekte zoals Gerrit Achterberg.
Uit de bundel het bekende maar prachtige gedicht dat Achterberg schreef in 1962 over Den Haag ‘Passage’.
.
Passage
Den Haag, stad, boordevol Bordewijk
en van Couperus overal een vleug
op Scheveningen aan, de villawijk
die kwijnt en zich Eline Vere heugt.
Maar in de binnenstad staan ze te kijk,
deurwaardershuizen met de harde deugd
van Katadreuffe die zijn doel bereikt.
Ik drink twee werelden, in ene teug.
Den Haag, je tikt er tegen en het zingt.
In de passage krijgt de klank een hoog
weergalmen en omlaag een fluistering
tussen de voeten over het graniet;
rode hartkamer die in elleboog
met drie uitmondingen de stad geniet.
.








