Site-archief

Profiel van een generatie

Wim Gijsen

.

In een tweedehandsboekenwinkel kwam ik ‘Paradox, profiel van een generatie’ tegen. Een bloemlezing uit de poëzie van de Zestigers, samengesteld door Peter Berger. Een bundel uit 1964. Op zichzelf is dit al vreemd dat je een groep dichters bij elkaar zet onder de naam Zestigers terwijl het decennium nog maar 4 jaar op stoom is. W. Raaijmakers maakt er in ieder geval gehakt van in een artikel in Streven uit 1964/1965 (jaargang 18).

Op Wikipedia worden de Zestigers als volgt beschreven: Met de Zestigers wordt een literaire beweging in Nederland uit de jaren zestig aangeduid. Na de vrije opvattingen van de literaire beweging de Vijftigers, predikten zij een nieuw realisme. De belangrijkste vertegenwoordigers hadden zich geschaard rond het tijdschrift Gard Sivik en De Nieuwe Stijl en het Amsterdamse tijdschrift Barbarber.

Het gegeven dat we nog steeds over de Vijftigers praten en er nog steeds aandacht voor de denkbeelden is van deze generatie dichters, terwijl we eigenlijk vrijwel nooit (meer) iets horen over de Zestigers zegt iets over de samenhang en de richting van deze laatste groep. De vijftigers waren een duidelijke groep jonge dichters die zich afzetten tegen kunstopvattingen van hun voorgangers (met name de oorlogs- en vooroorlogse generatie dichters). De Zestigers zetten zich af tegen Vijftigers, met een neorealistische stroming, waarin de realiteit als vorm van kunst werd gepresenteerd. Zij waren fel gekant tegen de ‘verbale experimenteerkunst van de Vijftigers’. Beeldspraak en de persoonlijke gevoelens van de kunstenaar werden afgewezen. Verwant met het Amerikaanse popart zocht men zijn inspiratie in de werkelijkheid, en vond dit bijvoorbeeld in reclameteksten.

De vertegenwoordigers van deze stroming die destijds als literaire avant-garde beweging werd gezien, was in zijn tijd invloedrijk, maar is later juist bekritiseerd als geperverteerd door commercie.  Hoe dan ook is het lezen van ‘Paradox’ interessant. Ik ben het wel eens met W. Raaijmakers die in zijn artikel schrijft dat er een aantal zeer goede dichters in deze bundel zijn opgenomen (Hamelinck, Hazeu, Bernlef en Oosterhuis) maar dat er ook nogal wat dichters in zijn opgenomen die de waardering van Raaijmakers niet krijgen. Natuurlijk is dit, zoals Raaijmakers terecht stelt, een persoonlijke voorkeur, maar ik begrijp wel wat hij bedoelt.

Een naam die zeker tot de eerste groep behoort is Wim Gijsen (1933-1990). Ik kende hem eigenlijk als schrijver van Science Fictionromans maar hij was ook hoorspelacteur en dichter. Hij publiceerde gedichten in Maatstaf, Ontmoeting, De Nieuwe Stem,  Bzzlletin en DW & B. In 1962 publiceerde Nijgh en Van Ditmar de bundel ‘Tot de tanden gewapend – Weerloos’ van Gijsen.

Uit deze bundel is een gedicht opgenomen in ‘Paradox’ getiteld ‘Ballade van de dodelijke regen’ waarin de voorliefde van Gijsen voor science fiction doorsijpelt.

.

Ballade van de dodelijke regen

.

nergens was ik sterk genoeg om tot de goden te bidden

maar ik zag de wereld nooit ouder dan vandaag,

een grijsaard die overal tekort schiet.

.

daar waren hele volkeren

liggende aan de gezaghebbende bronnen

onder bekoring der vooruitgang,

zij hoereerden op zeer wetenschappelijke wijze

en de felpijlige zonen

deze kinderen van ontucht

namen de wijk naar de ruimte.

van hun ouders

kregen zij niets mee dan een handvol erts

onherkenbaar – en bollen waarmee zij

de wereld van zichzelf konden bevrijden.

.

– desondanks – ieder volk had tovenaars

waarvan de oudsten zich in rimpels verscholen hielden

– onder hen heerste een groot gebrek aan haar –

en soms ontplofte een enkeling

in een stofwolk van duiven

(later als loos sprookje uitgegeven

deed hij zijn werk opnieuw en stierf niet meer)

.

Zadkine

Lucebert

.
Uit mijn boekenkast nam ik vandaag de bundel ‘de amsterdamse school’ uit 1952 van dichter Lucebert (1924-1994). Het gedicht dat ik koos is getiteld ‘Ossip Zadkine’. Lucebert was één van de voormannen van de beweging van de Vijftigers, een groep schrijvers en dichters die vanaf einde jaren ’40 van zich lieten horen.
De Vijftigers verzetten zich tegen de kunstopvattingen van hun voorgangers. ‘Er is een lyriek die wij afschaffen’, zoals ze dat stelden. In deze bundel van Lucebert veel van de kenmerken van de Vijftigers: Ze benaderden ritme en rijm op een eigen manier, braken met klassieke versvormen en lieten zich intuïtief leiden bij het opeenstapelen van reeksen klanken. De Vijftigers traden ook op de meest willekeurige plekken op, wat lang niet altijd gewaardeerd werd door de toevallig aanwezigen, iets wat tegenwoordig als heel normaal wordt ervaren.
Wat ik bijzonder vind is het gegeven dat een gedicht getiteld ‘Ossip Zadkine’ dat overduidelijk gaat over het beeld ‘De verwoeste stad’ dat hij maakte tussen 1951 en 1953, voorstellende een man zonder hart, een gedenkteken voor de verwoesting van het centrum van Rotterdam in 1940 door de nazi-Duitse Luftwaffe, in een bundel is opgenomen met als titel ‘de amsterdamse school’. Desalniettemin een indrukwekkende gedicht.
.
ossip zadkine
.
brandende straten zijn de stenen
door de poriën van de stenen zwemmen de vlammen
zij bidden en roepen
springen uit de ontstoken stenen huizen
springen uit de ontploffende wolken
gekletter gekletter gekletter
een regen van kikkers
een hagel van hagedissen
de stenen zijn een regen van bloedende schouders
zijn een stroom van blaffende handen
een stapel van schichtige spieren
zij bidden en roepen
hoor onze ruimte
hoor de drie verschrikte rinkelende triangels van onze vluchtende
           ruggen
zaad spartelt op onze stijgende paden
klimmende klimmende
klimmende zijn de geschrokken zingende stenen:
.
zwevende zwepen zijn de stenen
fluwelen snaren zijn de stenen
niet tegenstrijdig zijn de stenen
niet tegenstaande de tweedracht
de stenen bloeden en genieten
een steekvlam is hun schaduw
hologig is hun welvaart
op violen spelend zwarte explosies
in peau-de-pêche holen vechtend
vechtend met blauwe vleugels
de stenen vallen en vallen
vliegen vliegen vliegen
hier is muziek
en daar is met donkere knokels kloppen
hier is rust en liefde
ginds van distels drift en pijn is
gebouwd de minzieke ruimte
.
biddende spieren spinnewielen gewonde winden
brandende steden zijn de stenen
.
.

Vinkenoog

Zonneklaar

.

Schrijver, dichter en voordrachtskunstenaar Sim on Vinkenoog (1928-2009) was één van de dichters van de beweging van de Vijftigers, een groep dichters die zich vanaf eind jaren ’40 afzetten tegen de kunstopvattingen van hun voorgangers van de poésie parlante of parlando poëzie uit de jaren ’30. Simon Vinkenoog ontwikkelde zich echter ook als rock & roll dichter en performer. Zijn voordrachten zijn legendarisch net als zijn openlijke drugsgebruik.

Vinkenoog debuteerde in 1950 met de bundel ‘Wondkoorts’ en één van de laatste bundels van zijn hand is de bundel ‘Zonneklaar’ gedichten in het nieuwe millenium, samengesteld en uitgeluid door Coen de Jonge uit 2006, zestig jaar nadat hij voor het eerst een gedicht naar een uitgever stuurde.

Uit deze bundel koos ik het gedicht ‘Dingtaal’ dat Vinkenoog schreef als plaatsvervangend dichter des Vaderlands. In 2004 bleek dat Gerrit Komrij het laatste jaar van zijn termijn als Dichter des Vaderlands niet vol zou maken. Na een onofficiële verkiezing op de poëziewebsite www.epibreren.com werd Vinkenoog verkozen tot plaatsvervangend Dichter des Vaderlands.

.

Dingtaal

.

Noem de dingen bij hun naam
of geef ze andere namen.
Ja kunnen zeggen tegen alles wat je ziet,
ook al doet het je pijn en verdriet.
De wereld wil bedrogen worden,
dus leggen wij de wortels bloot.
.
Al wat rijmt of ongerijmd is
– met het oog op ieders dood –
leidt tot een leven scherp op de snede,
naar een weten dat altijd
onverrichter zake blijkt:
.
Het woord dat van iedereen is,
hel of hemel, verrukking of verdoemenis,
desalniettemin en onvermijdelijk.
.
In de taaltuin groeien geleende woorden
en hardhandig taalgebruik,
wanklank in de klinkers
en medeklinkers zonder mededogen.
.
Het goede voorbeeld geven:
articuleren, psalmodiëren, rapsodiëren
De stem is een muziekinstrument
op taal en betekenis afgestemd,
op het onhoorbaar ongeziene
immer deinende wegebbende
einde, verder strekkend
dan verder weg –
.
op de weg die een taal gaat door de eeuwen
als beschavingen verstenen
onder zand verdwenen
of in het moeras van de vergetelheid
.
De dichter heeft zich schrap gezet
Tussen vecht- en vlucht-reflex;
Hij dient zijn tijd. Zon schijnt.
Taal blijft.

.