Site-archief

Stand van de poëzie

Een doorkijkje

.
Op zoek naar de stand van de poëzie in Nederland kwam ik al snel terecht bij een artikel op Neerlandistiek.nl van Evi Aarens. Een behoorlijk kritisch stuk over de  poëzie-enquête van Awater en Poëziekrant uit 2023. Ik heb het artikel met veel interesse gelezen en ik deel haar mening als het gaat over de (weinig opzienbarende) uitkomsten van deze enquête, over de hiaten in de enquête en de ontwikkelingen in de poëzie die voor iedereen, die zich een beetje interesseert in poëzie, zichtbaar zijn en te weinig of niet aan bod komen. Een mooi voorbeeld vind ik de spokenwordisering van de poëzie die door Anne Vegter aan de orde wordt gesteld:
.
“Anne Vegter is kritisch over wat ze de ‘Spokenwordwave’ noemt, omdat de beweging in haar ogen eerder sociologisch dan literair is geïnspireerd. Spoken word is een golf die in de Verenigde Staten is ontstaan en nu ook over de Europese stranden uitwaaiert. Maar als dit fenomeen zoals Vegter stelt nauwelijks door literaire ambities wordt gedragen, waarom wordt er dan zoveel aandacht aan besteed? Waarom houden serieuze poëzietijdschriften, literaire festivals en subsidieverstrekkers zich er überhaupt mee bezig?”
.
Ook het gegeven dat poëziebundels in toenemende mate als een soort thematisch werkstuk moeten worden opgeleverd (ik weet niet of dat zo is maar die tendens herken ik zeker). In het artikel schrijft Evi hierover:
.
“Dichters beklagen zich over de afnemende belangstelling voor poëzie. Maar het afgelopen jaar stond Marieke Lucas Rijneveld met zijn dichtbundel ‘Komijnsplitsers‘ maar liefst twaalf weken in de Bestseller 60. Hoe is dat te verklaren? Niemand die er iets over zegt. Wie de poëzie volgt ziet ook dat de traditionele dichtbundel (vrij letterlijk de bundeling van de pakweg veertig recentste gedichten van een dichter) langzaam verdwijnt, ten gunste van publicaties waarin vaak één thema of overkoepelend verhaal centraal staat. Ook deze evidente en boeiende ontwikkeling blijft onbesproken.”
.
Met name deze opmerking over de afnemende belangstelling voor poëzie verbaasde me. Ik schreef in 2023 al een blogbericht over poëzie die niet verkoopt maar of dat betekent dat de belangstelling voor poëzie afneemt die bestrijd ik in dit stuk. Dat de poëzie verandert en dat we poëzie op een andere manier tot ons nemen is een gegeven. Het boek, de bundel bestaat nog altijd. Dat er teveel poëzie wordt uitgegeven zoals gesteld en dat er een soort eenheidsworst ontstaat door de vele schrijf- en poëzieopleidingen onderschrijf ik ook (reden waarom ik een lans wil breken voor eigenzinnige dichters zoals Anouk Smies).
.
Wanneer je op zoek gaat naar de staat van de hedendaagse poëzie in Nederland komen er een aantal aspecten naar voren. Zo is er tegenwoordig in toenemende mate aandacht voor diversiteit en inclusiviteit. Er is aandacht voor een diversiteit aan perspectieven, culturele achtergronden en maatschappelijke thema’s. Dichters met verschillende achtergronden krijgen meer platforms, wat leidt tot een rijker en inclusiever poëzielandschap.
Er is meer aandacht voor de performance en spoken word (ook al kun je het eens zijn met Anne Vegter en gaat dit wellicht ten koste van de ‘dichtkunst’,  het is een gegeven). De invloed van orale tradities en podiumkunsten is zeer prominent aanwezig. Spoken word en slam poëzie zijn enorm populair, vooral onder een jonger publiek, en evenementen en festivals spelen hierop in. 
Digitalisering en social media spelen een steeds belangrijkere rol in de verspreiding van poëzie. Veel (vooral beginnende en amateur-) dichters publiceren hun werk online en bereiken zo een breed publiek. Ongeveer 35% van de lezers zoekt poëzie op internet.
In stijl en vorm is er een enorme diversiteit waarbij er aandacht is voor traditionele poëzie (Feest der poëzie), ruimte voor meer experimentele poëzie (bijvoorbeeld de uitgaves van uitgeverij Opwenteling) maar ook concrete poëzie, en in toenemende mate het verschijnen van prozagedichten.
En als laatste zie je een toename in de hoeveelheid poëzieactiviteiten, poëzie-evenementen en poëzieprijzen.
.
Kortom, de Nederlandse poëzie van nu is levendig, maatschappelijk betrokken en zoekt actief naar nieuwe manieren om gelezen en ervaren te worden, zowel op papier als op het podium en online.
.
Geen blog zonder gedicht en ik koos uit het enorme aanbod het gedicht het gedicht ‘Bubbel’ van Froukje van der Ploeg uit de bundel ‘Soms blijft iets’ uit 2025. Want als er (ook) iets meespeelt in onze kijk op poëzie dan is het de bubbel waarin we ons bevinden. Zitten we in de spoken word bubbel, de jonge-vrouwendichtersbubbel, in de bubbel van de klassieke poëzie , in de experimentele poëziebubbel of in de digitale poëziebubbel. De bubbel waarin we zitten kleurt onze kijk op poëzie in. Pas als je bereid bent om die bubbel steeds weer opnieuw lek te prikken (zoals ik probeer op dit blog) kun je komen tot een brede kijk op (de staat) van de hedendaagse poëzie. En dat dat niet altijd zonder oordeel is maakt deze kijk er niet beter of slechter op.
.
Bubbel
.
Laten we wachten tot de wereld
weer ruimer wordt, de bubbel
tegen elkaar spat, samen
verdwalen en kijken hoe het gras
groeit tot boven onze hoofden
.
De zon de heuvel af rolt, meeuwen
Boeing spelen bij een boom en zee
test alle tinten blauw, de enig overgebleven
afstand bestaat uit twee grassprieten
tussen jouw huid en de mijne.
.

Tijd voor de liefde

Jacobus Bellamy

.

Het mooie van liefdesgedichten is dat hoe lang geleden het ook is dat ze geschreven zijn, ze altijd naar het hier en nu te brengen zijn. En wanneer zo’n gedicht gelezen wordt dan is het alsof het nu geschreven is. De liefde is van alle tijden en het gevoelsleven veranderd door de loop van de eeuwen niet of nauwelijks. Als je het gedicht ‘De liefde’ van dichter Jacobus Bellamy (1757-1786) leest dan zou dit, los van de taal misschien, gisteren geschreven kunnen zijn.

Bellamy klom op van bakkersknecht tot een van de populairste dichters van Nederland in de 18e eeuw. Lang heeft Bellamy niet van zijn succes kunnen genieten, want hij stierf als student, slechts achtentwintig jaar oud. Bellamy studeerde met grote tegenzin theologie want zijn hart en passie lag bij de literatuur. Hij deed niets liever dan schrijven. Zo schreef hij proza in tijdschriften en brieven. Maar hij werd beroemd met zijn poëzie.  ‘Gezangen mijner jeugd’ (1782), ‘Vaderlandse gezangen van Zelandus’ (1782-1783) en ‘Gezangen’ (1785) staan vol met gedichten waarin Bellamy ‘de taal van ’t hart’ spreekt, zoals hijzelf zei.

Dat hart ontvlamde door de liefde. Bellamy was eeuwig verliefd, op zijn vriendin Fransje, Francina Baane, het meisje met wie hij van haar moeder niet mocht trouwen en dat in het anoniem gepubliceerde ‘Gezangen mijner jeugd’ optreedt onder de naam Fillis

Het gedicht ‘De liefde’ komt uit deze bundel (ik nam het over van Neerlandistiek.nl) maar is van een schoonheid die opgaat voor elke dichter en zijn muze.

.

De liefde

.

Wanneer vertoont de Liefde
Zich op het allerschoonste,
In ’t hijgende verlangen,
Of na het gul genieten? —
Wij smaaken het genot reeds
In de armen der verbeelding,
Wanneer wij nog verlangen.
Maar, na het vrij genieten,
Wanneer, door al de vreugde,
De snaaren der verbeelding
Geheel zijn overspannen,
Dan heerscht in onze ziele
Een sombere verwarring.
Dan geeft het droevig denkbeeld:
Wij hebben reeds genoten!
Der ziele een matte houding.
Maar, geeft een blik der hope
Weêr leven aan ’t verlangen,
Dan leeft de ziel, en schept zich,
Uit loutre harsenschimmen,
Wel duizend vreugdebeelden.

.

Ten minste houdbaar tot

Jana Arns

.

Op de zeer leesbare website Neerlandistiek.nl las ik in een recensie van Marc van Oostendorp over de bundel ‘De spronglaag’ van Esther Jansma, dat recensenten zich tegenwoordig nogal vaak schuldig maken aan het uitleggen van een dichtbundel. Marc schrijft bijvoorbeeld: ” Voor zover een recensie bedoeld is om lezers te informeren of ze iets wel of niet moeten kopen, is het volkomen ongeschikt: detectives recenseer je toch ook niet door te vertellen wie het precies gedaan heeft? Zou het niet eerder moeten gaan over wat er nu zo mooi of zo goed is aan deze bundel? Brengt close reading – hoe zinnig die activiteit op zich ook is – ons daar ooit dichterbij?”

Hoewel ik denk dat enige uitleg in een recensie wel degelijk een functie kan hebben bij het begrijpen van een bundel voor de wat minder geoefende lezer, ben ik het wel eens met hem. Een recensie is toch vooral een mening op basis waarvan je een bundel denkt te gaan lezen of kopen (of lenen bij een bibliotheek). Ik begin dit stuk met deze verwijzing naar het artikel in Neerlandistiek omdat ik de bundel ‘Ten minste houdbaar tot’ van Jana Arns voor me heb liggen waarvan ik hoop dat de lezer, na lezing van dit stuk, zal denken; Ja, die bundel wil ik lezen of kopen (of lenen).

Jana Arns (1983) is dichter, muzikant, docent schrijven en een beetje fotograaf. In de bundel staan 5 zelfportretten. Na haar debuut ‘Status: het is ingewikkeld’ uit 2016, ‘Nergens in het bijzonder’ uit 2018, ‘Het is het huis dat niet goed alleen kan zijn’ uit 2019, ‘In welke vrouw ik leef’ uit 2021 is dit haar vijfde bundel.

De bundel bestaat uit een aantal hoofdstukken waarvan ik er een al kende. Suite Paternelle bevat een aantal gedichten die Jana schreef, verdichtte passages uit Suite Paternelle, een kameropera van Frank Nuyts. Vier van de 5 passages verschenen reeds in MUGzine #13. De andere gedichten uit de 6 hoofdstukken waren nieuw maar bij lezing van de gedichten moest ik regelmatig aan de woorden van Marc van Oostendorp denken. Het heeft geen zin om een uitleg te geven aan deze hoofdstukken, interessanter is het de taal van Jana Arns tot je te nemen. Want die taal is rijk, heel rijk.

Neem het gedicht ‘De nacht is een syncope’. De verwijzingen naar de nacht, het donker, hoe gedachten zich ontwikkelen tijdens de slaap of je juist uit de slaap houden, de elementen die de nacht omringen, in dit gedicht komen ze allemaal voorbij maar op een manier die niet alledaags is, of voorspelbaar maar speels, poëtisch, onverwacht. En in vrijwel elk gedicht neemt Jana Arns je mee in haar gedachtewereld, in haar hoofd vol fantasiebeelden, plakt ze moeiteloos fysieke zaken aan elkaar die op zijn minst creatief en soms absurd genoemd kunnen worden. Ze gebruikt in haar poëzie antropomorfisme; geeft dode zaken een leven en levende zaken zonder ziel een geestesleven, .

In haar Annie M.G. Schmidtlezing uit 2002 sprak Joke van Leeuwen over de term uitgesteld begrip. Ze zegt daarover: “Er is een soort denken waar nog niet altijd de goede woorden voor zijn, een soort begrijpen dat nog niet het soort is dat wij volwassenen meestal bedoelen als we vragen: begrijp je het wel?” Dat uitgestelde begrip lees ik terug in de gedichten van Jana Arns. En betekent dat dat haar poëzie onbegrijpelijk is? Nee, in tegendeel, maar door de rijkdom van de taal in haar poëzie is er sprake van een begrijpen zonder precies te weten. Zulke poëzie maakt nieuwsgierig naar meer en herlezen.

.

Coupe de Colruyt

.

We treffen elkaar in de wijnstreek van gang 1.

Twee onthouders met uitgeweken honger

en een blanco boodschappenlijst.

.

In het vriesvak talmen we quattro minuti.

Tongen kleven aan een fantasie uit ijs.

Tussen droogwaren rijst de verbeelding.

.

Bij de granaatappels plukken we

een laatste maal bijeen,

schuiven rookgordijnen open, want

,

thuis krijgt het bed nieuwe heupen

en nu eelt van het matras wordt geschraapt,

verschijnen jongere lakens.

.

Zo delen wij reeds maanden de rekening.

Soms kus je me in de hals van je glas.

Ik schenk telkens bij.

.

Stadsdichters

Harry Zevenbergen

.

Op de zeer interessante website Neerlandistiek.nl lees ik in een artikel van Anke Martens over stadsdichters. Anke deed voor haar  bachelorscriptie aan de Radboud Universiteit onderzoek naar wat het stadsdichterschap nou precies inhoud. Ze onderzocht de ontwikkelingen van het stadsdichterschap tussen 2005 en 2020 in Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Eindhoven en Groningen. Natuurlijk zijn er veel meer stadsdichters (en gemeente-, dorps-, wijk-, provincie- en gemeentedichters maar ik begrijp dat ze zich heeft beperkt tot deze grote steden. Waarbij Den Haag heel pijnlijk ontbreekt.

Opvallend was dat de genoemde steden rond 2005 voor het eerst een stadsdichter benoemden waarbij er echter ook grote verschillen zijn. Zo ligt bijvoorbeeld niet vast door welke instantie het stadsdichterschap gefaciliteerd wordt. In de meeste gevallen speelt de gemeente een rol, maar of de gemeente de stadsdichter ook daadwerkelijk zelf aanstelt varieert. Vaak worden er bij de benoeming of het ondersteunen van stadsdichters organisaties die zich met literatuur bezig houden of bibliotheken gevraagd een rol te spelen. Ik ken zelfs een voorbeeld waar de stadsdichter vanuit een samenwerking van een kerk met een sociaalmaatschappelijke organisatie werd geïnitieerd.

Dan zijn er verschillen in de financiering, de bedragen die stadsdichters krijgen, het aantal aan te leveren gedichten, hoe en door wie de stadsdichter wordt benoemd en wat voor soort dichters er gevraagd worden (of verkozen). Een korte conclusie van Anke: “Zoals wel is gebleken, wordt het stadsdichterschap op veel verschillende manieren vormgegeven. Ook de ideeën over de inhoud van het ambt verschillen. Het stadsdichterschap is dus geen vastomlijnd fenomeen, maar kan in allerlei gedaantes gerealiseerd worden. Het is dan ook niet gek dat zich nog steeds nieuwe ontwikkelingen voordoen.”

Wat je er ook van vindt, het stadsdichterschap is in Nederland inmiddels aardig geworteld. Steeds meer steden en gemeenten gaan over tot het benoemen van een stadsdichter of gemeentedichter. Op deze manier worden mensen op een laagdrempelige manier geconfronteerd met poëzie (net als met bijvoorbeeld straatpoëzie) waardoor de belangstelling voor poëzie en (misschien zelfs) het lezen van poëzie wordt bevorderd. En daar mogen we alleen maar blij mee zijn.

Zelf mag ik aanstaande woensdag voor de 4e keer alweer juryvoorzitter zijn bij de verkiezing van de stadsdichter van Maassluis, terwijl in mijn woonplaats nog steeds geen stadsdichter actief is. De enige en meteen laatste stadsdichter van Den Haag (2007-2009) was Harry Zevenbergen (1964-2022) en sindsdien is het stil. Als enige van de grote steden heeft Den Haag het al die tijd zonder moeten doen. Daarom en omdat Harry een goede bekende dichter was hier een stadsgedicht van zijn hand getiteld ‘De was moet schoon’.

.

De was moet schoon
.
kleurrijk aroma in de wasmand
mijn terugblik op een week
zweet, eten, deo en jouw resten
gevangen in textiel en ik weet
.
precies waar, wanneer en waarom
voor de deur wordt het leven
in tien minuten geknipt en geschoren
het is zomer in de Boekhorststraat
.
terwijl wit en bont zich mengt
worstelen fietsen met de autostroom
westwaarts het centrum in en verder
oostwaarts lonkt de Schilderswijk
.
wanneer ik klungel met de machine
staan er altijd mensen klaar om me
te helpen het duurt een paar weken
voor ik door heb wie er werkt
.
Achmed vertelt van de broek in vijf
die eruit kwam met slechts één pijp
Harry vult aan dat de andere
terug werd gevonden in machine vier
.
van buiten roept Ria: “Ben je nieuw hier?”
en dat ik ze niet moet geloven
maar dat van die broek is echt waar
het is zomer in de Boekhorststraat

.