Site-archief

Zwerversliefde

Adriaan Roland Holst

.

Al zwervend over het wereld wijde web, kom je soms interessante pagina’s tegen. Op de website van Rozemarijnonline kwam ik een bespreking van een gedicht van Adriaan Roland Holst (1888-1976) tegen. Toen ik het gedicht las moest ik meteen aan de serie B & B vol liefde denken. Deze serie liep tot en met vandaag en voor wie de serie niet kent: single Bed & Breakfast eigenaren in het buitenland doen een oproep op televisie waarop mensen kunnen reageren. Het uiteindelijk doel ius de liefde te vinden. Mensen reageren hierop en gedurende de serie worden deze mensen ‘gevoerd’ aan de B & B eigenaren. Dat dit tot hilarische en zeer ongemakkelijke momenten leidt is duidelijk. Dat is waarschijnlijk ook waarom deze serie zo populair is. De reden dat ik aan deze serie dacht is dat er bijna nooit een liefde wordt gevonden. En als er al een vorm van ‘liefde’ wordt gevonden is dat iets dat heel veel op een vorm van zwerversliefde lijkt zoals Rozemarijn deze in haar analyse beschrijft.

Tel daarbij op dat Adriaan Roland Holst een dichter is die toch een beetje in de vergetelheid dreigt te raken, dus leek het me goed om deze bespreking hier te delen. En ook om te kijken in hoeverre je het eens bent met haar analyse. Het gedicht ‘Zwerversliefde’ komt uit de bundel ‘Voorbij de wegen’ uit 1920.

Analyse: Het gedicht ‘Zwerversliefde’ staat in de vierde bundel van Roland Holst, ‘Voorbij de wegen’ (1920). Het gedicht is een monoloog, bestaande uit vijf strofen (van elk vier regels) met een duidelijk metrum, gelijke regellengtes (vijf beklemtoonde lettergrepen) en een strak rijmschema (omarmend rijm: abba). Het gedicht heeft dus een duidelijke, vrij strakke poëtische vorm.

In het gedicht is er sprake van een sprekende figuur en een persoon die aangesproken wordt met ‘kind’. Omdat het gaat over liefde tussen die twee, in aannemelijk dat de aangesproken persoon een (jonge) vrouw is.

De sprekende persoon suggereert in de eerste twee strofen om niet over de liefde te spreken (dat leidt vaak tot een gebroken hart), maar om zacht te zijn voor elkaar. Mensen zijn als de bladeren in de wind (strofe 3). Soms ‘waaien’ twee mensen bij elkaar, zijn ze een tijdje samen, raken ze weer uit elkaar. Het is vaak onduidelijk waarom dit gebeurt, dat weet alleen de wind. In plaats van over liefde te gaan spreken, wat leidt tot teleurstelling en gebroken harten, is het beter om ‘zacht te zijn’ voor de tijd dat je bij elkaar bent.

De titel ‘Zwerversliefde’ dekt in één woord de lading van dit gedicht. Het gaat hier niet om het aangaan van een langdurige relatie of huwelijk, het gaat om tijdelijke liefdes, die door de wind bij elkaar waaien en door de wind, zonder begrijpelijke redenen, na enige tijd weer uit elkaar waaien. Tijdens het zwerven door de wereld, kan de verlatenheid en eenzaamheid tijdelijk worden opgeheven door je naar elkaar toe te neigen en zacht te zijn voor elkaar.

.

Zwerversliefde

.

Laten wij zacht zijn voor elkander, kind –
want o, de maatloze verlatenheden,
die over onze moegezworven leden
onder de sterren waaie’ in de oude wind.
.
O, laten wij maar zacht zijn, en maar niet
het trotse hoge woord van liefde spreken,
want hoeveel harten moesten daarom breken
onder den wind in hulpeloos verdriet.
.
Wij zijn maar als de blaren in den wind
ritselend langs de zoom van oude wouden,
en alles is onzeker, en hoe zouden
wij weten wat alleen de wind weet, kind –
.
En laten wij omdat wij eenzaam zijn
nu onze hoofden bij elkander neigen,
en wijl wij same’ in ’t oude waaien zwijgen
binnen één laatste droom gemeenzaam zijn.
.
Veel liefde ging verloren in de wind,
en wat de wind wil zullen wij nooit weten;
en daarom – voor we elkander weer vergeten –
laten wij zacht zijn voor elkander, kind.

.

Louter droefheid

Karel Bralleput

.

Simon Carmiggelt (1913 – 1987) is als schrijver en columnist natuurlijk heel bekend. Zijn Cursiefjes op televisie zijn legendarisch. Als dichter schreef hij aanvankelijk onder het pseudoniem Karel Bralleput. Drie gedichtenbundels zijn er verschenen van Karel Bralleput, te weten ‘Het jammerhout’ (1948), ‘Al mijn gal’ (1954) en ‘Fabriekswater’ 1956). Later werden deze titels allemaal samen gebracht in een verzamelbundel met de echte Carmiggelttitel ‘Torren aan de lijm’. De keuze voor het pseudoniem zegt iets over de manier waarop Carmiggelt aankeek tegen het dichtersvak. Vanuit de diepte van een put komen geluiden met veel eigenwaan.

Rijm en strak metrum zijn de twee hoofdingrediënten in het werk van de dichter Carmiggelt. Het zijn ambachtelijke gedichten met een ironische ondertoon. Zoals in het gedicht ‘Louter Droefheid’ uit de bundel ‘het jammerhout’ waarin viervoetige jamben, omarmend rijm (abba), aan het einde een klein enjambementje: ‘te kijk / in ‘Gouden aren’ (…).

.

Louter droefheid

.

Ik voel mij somber. Ei, wat zal ik doen?
Een platte geest dronk nu een glaasje.
Maar ik ben een poëtisch baasje
en ga mijn weemoed in een versje doen.

.

Dat is het voordeel van mijn gave.
De burger kan zijn ei niet kwijt,
terwijl ik, rustig, mijn neerslachtigheid
gelijk een paardje voor mijn kar laat draven.

.

Is het volbracht, dan ben ik opgelucht.
‘k Heb schoonheid uit mijn pijn gewrongen.
Mijn lieve pen heeft mooi gezongen.
Ik stap in bed. Ik geeuw en zucht.

.

En staan mijn versjes later soms te kijk
in ‘Gouden aren’ of in ‘Dichterschat’,
dan zegt de leraar bij deez’ pennenspat
‘Kijk jongens, hier had hij het moejelijk.’

.