Site-archief
James Ramlal
Bhai
.
Ik schreef al een aantal keren over Surinaamse poëzie en dichters maar dichter, filosoof, vormingswerker en vedantist (Het Hindoeïstische Vedanta gaat er van uit dat de mens in essentie goddelijk is en dat het doel van ons leven is om deze essentie te ervaren) James Ramlal (1935-2018) die als dichter ook onder de naam Bhai bekend is, kende ik nog niet. Tot ik zijn naam tegenkwam bij een tentoonstelling over Anil Ramdas in de voormalige Amerikaanse ambassade in Den Haag. Bij een stukje over zijn leven in Nickerie was een strofe opgenomen van Bhai (volgens het opschrift pseudoniem van James Ramlall, met twee ll-en aan het eind in plaats van één l) over de rijstvelden van Nickerie.
Ramlal debuteerde in 1962 met acht van zijn gedichten in Soela onder de naam Bhai (broer). Twintig jaar later, in 1982, verscheen van zijn hand zijn enige bundel ‘Vindu’. Voor deze bundel ontving Bhai de Literatuurprijs van Suriname 1980-1982. Zijn weinige poëzie van daarna verscheen in De Ware Tijd Literair. Hij heeft ook in Tirade gepubliceerd. Zijn tweede bundel Avinash (onsterfelijk) werd in het Hindi gepubliceerd. Op de dag dat Ramlal overleed in 2018 stierf ook Michaël Slory, een andere iconische dichter uit Suriname.
Dr. James Ramlal, werd geboren als zoon van een rijstboer In de tijd, dat hij leerling was van de rooms-katholieke St. Paulusmulo en de openbare Surinaamse Kweekschool in Paramaribo, hielp Bhái zijn ouders met rijstplanten en -oogsten. Dat schoolgaande kinderen in die jaren meehielpen op de rijstakkers, was gebruikelijk. Toen bekommerde niemand zich om kinderarbeid. Later studeerde James Ramlal in Nederland en in India. Met die ervaring uit zijn jonge jaren kon de dichter Bhai als een ‘insider’ over de zware arbeid op de blubberige rijstvelden schrijven. Het volgende gedicht publiceerde Bhái in het literaire tijdschrift Soela 2 van 1962.
Rijste-smart
.
Slechts zij,
die uit rijst geboren zijn
Slechts zij,
die in rijst zijn opgegroeid
Slechts zij,
die door de rijst gestorven zijn
Kennen alleen de jammerklachten der halmen.
Want weet, dat iedere groei
In wezen sterven is
En iedere bloei vergaan.
Zo weet dan ook, dat iedere oogst
Zeer smart’lijk is.
.
Jan Lauwereyns
Schmidt-Rodenko-Lucebert-Claus-Vasalis
.
Op Poetry International ontmoette ik Jan Lauwereyns (1969), de Vlaamse dichter en neurofysioloog die al jaren in Japan woont. In het gesprek vertelde hij dat hij zich bedient van drie talen; het Japans voor alledag (thuis met zijn Japanse vrouw en kinderen), het Engels (op de universiteit van Kyushu) en het Nederlands voor zijn poëzie. Toen ik ’s avonds naar huis reed vanuit de kop van Zuid in Rotterdam, was er een interview met hem door Lotje Ijzermans in het radioprogramma ‘Nooit meer slapen’ waarin hij nog wat verder inging op die drie talen. Daar vertelde hij dat hij zijn poëzie eigenlijk in zijn moedertaal schrijft, het Antwerps dialect.
Het gesprek met hem en Marieanne Hermans (mede-initiatiefnemer van MUGzine) heeft er overigens in geresulteerd dat hij gedichten aanlevert voor MUG #19 die verschijnt in oktober, waar we natuurlijk zeer verguld mee zijn. Het interview kan ik om meerdere redenen aanbevelen. Bij de opening van Poetry International droeg Jan Lauwereyns het gedicht ‘Schmidt-Rodenko-Lucebert-Claus-Vasalis’ voor uit zijn meest recente bundel ‘Zombie zoekt ziel geno(o)t’ uit 2023. Dat gedicht waarin hij op post moderne manier citeert en parodieërt op werk van de dichters in de titel, deed me denken aan de tentoonstelling in Museum West in de voormalige Amerikaanse ambassade in het centrum van Den Haag, aan de tentoonstelling ‘Gödel Escher Bach’ waar hedendaagse kunstenaars verwijzen naar en citeren uit het werk van deze drie kunstenaars.
.
Schmidt-Rodenko-Lucebert-Claus-Vasalis
.
Er zijn geen mensen meer, er zijn hormonen, meende Zombie,
.
een tikkeltje filosofisch gestemd, hij had zijn tweede kopje
koffie nog niet op, en altijd is er weer wat anders bietebauw,
.
en boze tweets bejammeren vlotte inflatie, zoveel teddyberen
.
zijn hier dood, weer gaat de wereld als een meisjeskamer dicht,
waar is mijn zielgeno(o)t behalve ergens op de verkeerde plek,
.
ha, dolle hondenglimlach van de pijn, grote heksenangsten
.
van de honger, in ijzeren longen gevangen libretto’s, ik tracht,
beweerde Zombie, op poëtische wijze, dat wil zeggen, de taal
.
in haar schoonheid, mijn heidens altaar, ik nagel je adem en je
.
lichaam neer, het jonge hoofd nog ongeschonden, de trotse
romp nog onverslagen, en legde met een zucht zijn iPad weg,
.
niet het bijten doet zo’n plezier, maar het doorgebeten hebben.
.





