Erasmus
Jan Prins
.
In Rotterdam is men trots op zijn dochters en zonen. Een van hen is de dichter en vertaler Jan Prins (1876-1948) pseudoniem van Christiaan Louis Schepp. Literair-historisch wordt hij gesitueerd in de kring rond het tijdschrift ‘De Beweging’ van Albert Verwey. Het was echter in het tijdschrift ‘De XXe eeuw’ dat Prins in 1903 als dichter debuteerde. Jan Prins vertaalde onder meer de fabels van Jean de La Fontaine maar ook toneelstukken van Racine en Molière en klassieke teksten vertalen, waaronder Plato’s ‘Timaeus’ (1937).
In de bundel ‘De stad waar men is kind geweest’ uit 1946 heeft Prins een gedicht geschreven over het oudste bronzen beeld van Nederland (1622). Het beeld heeft een onrustige geschiedenis achter de rug, zo werd het verschillende keren verplaatst (onder andere door de aanleg van de metro in Rotterdam in 1963) toen het van de Coolsingel naar het Grotekerkplein voor de Grote of Sint-Laurenskerk verhuisde.
.
Erasmus
.
Wij staan in de nabijheid van dat hart
Van ’t oude Rotterdam: De Groote Markt.
.
De huizen in het rond, onder hun daken,
Staan dagen en staan jaren door te maken,
Ontkomen met hun stilte aan het rumoer,
Dat tot hem komt van de bestrate vloer.
Zij schijnen aan het leven zelf ontvlucht
Binnen de ronding van de wolkenlucht.
.
Erasmus is nog altijd niet gekomen
Tot aan den laatsten regel van zijn blad.
Hij heeft v het goed onder zijne olmenboomen.
Hij voelt zich thuis in deze binnenstad.
.
Hij ziet fruit, de groenten en de bloemen
Van de verkoopers tot de koopers gaan.
Hij kan u een voor een de namen noemen
Van wie daar in hun kraam te venten staan.
.
De kinders, die naar school gaan, kent hij allen.
Hij kent de menschen van de paardetrem.
Hij wacht, hoe de uren uit den toren vallen
Van de Sint Laurens met haar diepe stem.
.
Hij waakt over de wat te late lieden
die nog bij nacht voorbij gaan op het plein,
hij waakt dat hun geen onheil zal geschieden
mochten zij een ietsje onder de invloed zijn.
.
Op al wat rijdt houdt hij het oog geslagen,
op hand- en hondenkar, en bovenal
op de droefgeestig trage sleperswagen,
vanwaar die komt, waarheen die wenden zal.
.
De paarden slaan hun uitgesleten hoeven
in stugge ijver op de stenen neer
De sleper die zijn pruimpje zit te proeven,
hoog op de bok, schommelt daar heen en weer.
.
Zo kijkt hij naar het Steiger, naar het Hang,
en naar het oude Huis van Duizend Vrezen.
Hij denkt waar hij getuige van moest wezen
destijds: hij denkt aan veel, de dag is lang.
.
Dan ziet hij, met hare opgeschorte rokken,
een dienstmeid bezig met de glazenspuit.
Hij ziet een meeuwenvlaag rondom zich vlokken
en daar beneden op een platte schuit
ziet hij twee mannen diep gebogen staan,
die met hun baggernetten modder scheppen.
.
Dan, om de hoek, begint een klok te kleppen.
Erasmus weet het al de Beurs gaat aan.
.
Geplaatst op 31 maart 2023, in Dichtbundels, Favoriete dichters en getagd als 1622, 1876, 1903, 1946, 1948, 1963, Albert Verwey, beeld, Christiaan Louis Schepp, Coolsingel, De Beweging, De stad waar men is kind geweest, De XXe eeuw, debuut, dichtbundel geduichgtenbundel, dichter, Erasmus, fabels, gedicht, gedichten, Grotekerkplein, Jan Prins, La Fontaine, literair historisch, metro, Molière, oudste bronzen beeld van Nederland, poëzie, poëziebundel, pseudoniem, Racine, Rotterdam, Rotterdams dichter, Sint-Laurenskerk. Markeer de permalink als favoriet. 3 reacties.
Er staat hier maar de helft van het gedicht, het origineel gaat nog enkele verzen door.
Inderdaad zie:
https://www.google.com/url?sa=t&source=web&rct=j&url=http://4umi.com/prins/erasmus&ved=2ahUKEwi0remo64b-AhWJtqQKHZ1tC8cQFnoECAgQAQ&usg=AOvVaw0bR3lOcjy9ixdbJ0aIQJYo
Helemaal gelijk, ik heb het gedicht nu in zijn geheel geplaatst.