Site-archief
Voordrachten
19 november en 29 november
.
Op zondag 19 november zal ik bij de bundelpresentatie van ‘Sloppenwijk van het hiernamaals’ van Joris Miedema (1978) en gedicht uit deze bundel voordragen. De bundel is een derde deel na ‘De oneindige oester’ (2022) en ‘Algen uit een andere dimensie’ (september 2023). Vanaf 15.00 uur is de presentatie in De Alkenaer in Alkmaar (Ritsevoort 36) . Ik zal uit het derde deel het gedicht ‘Druif’ voordragen. Ik ben één van 20 dichters die allemaal een gedicht uit één van de drie bundels zullen voordragen in een soort medley van gedichten van Joris.
Op woensdag 29 november zal de voordracht in het kader van Dichter bij de Dood, die zou plaats vinden op Allerzielen, maar toen niet doorging door de storm, op begraafplaats Oud Eik en Duinen alsnog plaats vinden. Twaalf dichters hebben een bekende Nederlandse dichter, schrijver of kunstenaar geadopteerd en daar een gedicht bijgeschreven. Zij zullen dit gedicht op 29 november voordragen. Ik heb de dichter Jan Prins (pseudoniem van C.L. Schepp, 1876 – 1948) gekozen en schreef er het gedicht ‘Tussen steden’ over. De toegang tot de begraafplaats is uiteraard gratis, de avond begint om 19.00 en duurt tot 21.00 uur. De begraafplaats ligt aan de Laan van Oud Eik en Duinen 40 in Den Haag.
Als voorproefje een gedicht van Joris Miedema dat eigenlijk heel mooi aansluit bij het thema van de andere activiteit van Dichter bij de Dood, uit ‘De dood en drie andere gedichten’ uit 2017 getiteld ‘Door de dood’.
.
Door de dood
.
in een interview zei een dokter
dat de dood niet zozeer een staat is
maar een ruimte
waarin je verkeert
je kunt er jaren in doorbrengen om jezelf
en anderen te vergeven
er staat een stoel voor je klaar en een tafel
waarop een pakje sigaretten ligt
.
je draagt geen jas in de dood
er is geen plek voor beleefdheden
je kunt alleen maar ziek worden
van jezelf
er groeien geen bloemen
omdat er geen vruchtbare grond is
als je verliefd wordt in de dood
is het verstandig om iets zwaars
op je buik te leggen
.
Voor Jan Prins
Tussen steden
.
Vandaag is het 2 november en dus Allerzielen. Op deze dag wordt al jaren op begraafplaats Oud Eik en Duinen stil gestaan bij de overledenen. Dit gebeurt onder de noemer Dichter bij de dood. Poëziestichting Ongehoord! organiseert samen met de begraafplaats, Dichter bij de dood en met financiële ondersteuning van de Cultuurschakel Den Haag een avond vol poëzie.
Op een route over de begraafplaats die met fakkels wordt verlicht kunnen bezoekers langs verschillende dichters wandelen die een gedicht hebben geschreven over een bekende dichter, schrijver of kunstenaar die op Oud Eik en Duinen ligt begraven. Dit jaar heb ik gekozen voor de dichter Jan Prins, pseudoniem van Christiaan Louis Schepp (1876-1948).
Jan Prins was marine officier. Dit bracht hem verschillende malen naar Nederlands-Indië. Dat gegeven heb ik gebruikt voor mijn gedicht, dat ik vanavond zou voordragen. Helaas is door de storm dit evenement afgelast maar zal het later deze of volgende maand alsnog worden georganiseerd.
.
Tussen steden
Voor Jan Prins
In het gevecht tussen havensteden
won die van hier dichtbij, vrij van
herinneringen maar met een hart
vol smart over verre horizonnen
Een bruid onder de wolkenhemels
van Ruisdael in je armen, een hoofd
vol oosterse gedachten en verlangens
en daar tussenin erbarmen en hoop
Hoe de smaak van Soerabaya zich steeds
vermengt met de geur van specerijen en
hout in de havens van Holland. Je bent hier
thuis waar je steen ligt, waar je herinnerd wordt
.
De bruid
-
Jan Prins
- .
- Op 2 november tijdens Allerzielen wordt al enige jaren het bijzondere poëzie-evenement Dichter bij de dood georganiseerd. Ik deed al mee als deelnemer en sinds een paar jaar organiseer ik namens poëziestichting Ongehoord! dit mooie evenement mee. Elk jaar adopteren een aantal dichters een van de bekende Nederlandse dichters, schrijvers of kunstenaars die begraven liggen op de begraafplaats Oud Eik en Duinen in Den Haag.
Op de avond van 2 november nemen de dichters plaats langs een, middels fakkels, afgezette route. De bezoekers van de begraafplaats kunnen bij de dichters langs lopen waar ze het gedicht, speciaal voor deze avond geschreven, ten gehore brengen. Ook ik doe dit jaar mee met een gedicht geschreven op een van de dichters die begraven liggen op Oud Eik en Duinen, Jan Prins (1876-1948) pseudoniem van C.L. Schepp. Prins werd geboren in Rotterdam en overleed in Naarden maar ligt dus begraven in Den Haag.
Prins was dichter en vertaler. In 1903 debuteerde hij in het tijdschrift ‘De XXste eeuw’. Zijn eerste poëziebundel ‘Tochten’ verscheen acht jaar later, in 1911. Daarin staat zijn bekendste gedicht, ‘De bruid’. In dit gedicht wordt Nederland (Holland) allegorisch vergeleken met een bruid, waarbij de lentezon de bruidegom is. De laatste twee strofen zijn in de twintigste eeuw aan generaties Nederlanders op school bijgebracht: De bruigom is de lentezon / En Holland is de bruid.
.
- De bruid
- .
- De lucht, over de jonge dag,
- Was helderder dan ooit.
- Iets ongewoon-verblijdends lag
- In weide en veld gestrooid.
- De torenklok zong, wat ze kon,
- De vlaggen staken uit:
- De bruigom was de lentezon
- En Holland was de bruid.
- .
- Ze was des morgens opgestaan,
- Een ranke, frisse meid.
- Ze deed haar gazen sluier aan
- van dunne dauwigheid.
- Ze stak zich van de perenboom
- De bloesem in het haar,
- Die witter dan een winterdroom
- Is, – wonder, wonderbaar.
- .
- Ze deed een gladde gordel om
- Van zilverig allooi,
- Van zuivre waterglans, – wat glom
- Die ronde gordel mooi!
- Toen hechtte ze als een donzen vacht
- Aan haar satijnen kleed
- De schuimrand die de zee haar bracht.
- Toen was de bruid gereed.
- .
- Een ooievaar trad op de deel,
- Gewichtig, met zijn stok.
- De merel was in zwart fluweel,
- De zwaluw kwam in rok.
- Toen keken, daar ’t zó prachtig was
- – En Holland is de bruid, –
- De madeliefjes in het gras
- Haar gouden oogjes uit.
- .
- De bruigom is een edel man,
- De bruid is jong en sterk.
- Daar komen schone kinders van
- En blijdschap bij het werk.
- De bruid, – waar zag men weker leest,
- Een vriendelijker mond, –
- De bruid, – die maakten zeewind meest
- En ruimte zo gezond.
- .
Erasmus
Jan Prins
.
In Rotterdam is men trots op zijn dochters en zonen. Een van hen is de dichter en vertaler Jan Prins (1876-1948) pseudoniem van Christiaan Louis Schepp. Literair-historisch wordt hij gesitueerd in de kring rond het tijdschrift ‘De Beweging’ van Albert Verwey. Het was echter in het tijdschrift ‘De XXe eeuw’ dat Prins in 1903 als dichter debuteerde. Jan Prins vertaalde onder meer de fabels van Jean de La Fontaine maar ook toneelstukken van Racine en Molière en klassieke teksten vertalen, waaronder Plato’s ‘Timaeus’ (1937).
In de bundel ‘De stad waar men is kind geweest’ uit 1946 heeft Prins een gedicht geschreven over het oudste bronzen beeld van Nederland (1622). Het beeld heeft een onrustige geschiedenis achter de rug, zo werd het verschillende keren verplaatst (onder andere door de aanleg van de metro in Rotterdam in 1963) toen het van de Coolsingel naar het Grotekerkplein voor de Grote of Sint-Laurenskerk verhuisde.
.
Erasmus
.
Wij staan in de nabijheid van dat hart
Van ’t oude Rotterdam: De Groote Markt.
.
De huizen in het rond, onder hun daken,
Staan dagen en staan jaren door te maken,
Ontkomen met hun stilte aan het rumoer,
Dat tot hem komt van de bestrate vloer.
Zij schijnen aan het leven zelf ontvlucht
Binnen de ronding van de wolkenlucht.
.
Erasmus is nog altijd niet gekomen
Tot aan den laatsten regel van zijn blad.
Hij heeft v het goed onder zijne olmenboomen.
Hij voelt zich thuis in deze binnenstad.
.
Hij ziet fruit, de groenten en de bloemen
Van de verkoopers tot de koopers gaan.
Hij kan u een voor een de namen noemen
Van wie daar in hun kraam te venten staan.
.
De kinders, die naar school gaan, kent hij allen.
Hij kent de menschen van de paardetrem.
Hij wacht, hoe de uren uit den toren vallen
Van de Sint Laurens met haar diepe stem.
.
Hij waakt over de wat te late lieden
die nog bij nacht voorbij gaan op het plein,
hij waakt dat hun geen onheil zal geschieden
mochten zij een ietsje onder de invloed zijn.
.
Op al wat rijdt houdt hij het oog geslagen,
op hand- en hondenkar, en bovenal
op de droefgeestig trage sleperswagen,
vanwaar die komt, waarheen die wenden zal.
.
De paarden slaan hun uitgesleten hoeven
in stugge ijver op de stenen neer
De sleper die zijn pruimpje zit te proeven,
hoog op de bok, schommelt daar heen en weer.
.
Zo kijkt hij naar het Steiger, naar het Hang,
en naar het oude Huis van Duizend Vrezen.
Hij denkt waar hij getuige van moest wezen
destijds: hij denkt aan veel, de dag is lang.
.
Dan ziet hij, met hare opgeschorte rokken,
een dienstmeid bezig met de glazenspuit.
Hij ziet een meeuwenvlaag rondom zich vlokken
en daar beneden op een platte schuit
ziet hij twee mannen diep gebogen staan,
die met hun baggernetten modder scheppen.
.
Dan, om de hoek, begint een klok te kleppen.
Erasmus weet het al de Beurs gaat aan.
.
Drogist
En dichter
.
Schreef ik deze week al over het gedicht van Fritzi Harmsen van Beek met de titel ‘Allerzielen 2 november 1974’, vandaag alweer een aan Allerzielen gerelateerd gedicht. De afgelopen twee jaar mocht ik meedoen aan ‘Dichter bij de dood’, een initiatief van Marjon en Liesbeth en de begraafplaats Oud Eik en Duinen in Den Haag, op 2 november (Allerzielen). Op die dag is de begraafplaats niet alleen ’s avonds open voor publiek maar er werd door de organisatie een activiteit met dichters en muzikanten georganiseerd rond de vele bekende Nederlandse dichters, schrijvers, musici en kunstenaars die daar begraven liggen. Bekende namen als Louis Couperus, Pieter Cornelis Boutens, Menno ter Braak, Ferdinand Bordewijk, Aad Nuis en Jan Prins. Maar ook iets minder bekende name. Zo heb ik twee jaar geleden de dichter Dop Bles in het zonnetje gezet en vorig jaar de dichter George Boswell. En mocht je nu gaan denken dat dat helemaal geen bekende Nederlanders zijn, in hun tijd waren ze dat wel degelijk. Zie hiervoor https://woutervanheiningen.wordpress.com/2019/10/26/tranen/ en https://woutervanheiningen.wordpress.com/2018/10/16/voordracht-tijdens-allerzielen/ .
Dit jaar koos ik voor de negentiende-eeuwse drogist en dichter (wat een fijne combinatie) Samuel Johannes van den Bergh (1814 – 1868) . Sam Jan van den Bergh was iemand die leefde voor zijn vak, niet alleen dat van drogist maar zeker ook dat van dichter. Hij schreef in de traditie van Tollens en richtte samen met enkele andere ondernemers in Den Haag het genootschap ‘Oefening kweekt kennis’ op. Naast eigen dichtwerk was van den Bergh ook actief als vertaler uit het Duits, Frans en Engels.
In 1851 verscheen van S.J. van den Bergh samen met J.J.L. ten Kate en illustrator Jacob van Lennep de bundel met jeugdpoëzie ‘Het nachtegaaltje’ en daaruit komt het gedicht ‘De zwaluw’.
.
De zwaluw
Rijmenderwijs
Jan Prins
.
In 1964-1965 werden op de schoolradio (ja die bestond toen) gedichten voorgelezen. De Stichting Nederlandse Schoolradio bracht in 1965 het bundeltje ‘Rijmenderwijs’ uit met de gedichten die op de radio werden voorgedragen. Samensteller was Jaap Maarleveld. In dit mooi geïllustreerde bundeltje staan vele grote namen zoals Willem Elsschot, Bertus Aafjes, A. Roland Holst, H. Marsman en Leo Vroman en Jan Prins.
Jan Prins (1876 – 1948) was een Rotterdamse dichter die actief was in de kring rond het tijdschrift ‘De Beweging’ van Albert Verwey. Prins (pseudoniem van Christiaan Louis Schepp) debuteerde in 1903. Zijn eerste dichtbundel verschijnt in 1911 en is getiteld ‘Tochten’. Prins vertaalde vele gedichten en in zijn eigen werk komt de liefde voor zijn geboortestad Rotterdam regelmatig voorbij. Of hij voor het gedicht ‘De zwerver’ uit ‘Rijmenderwijs’ inspiratie heeft opgedaan in Rotterdam is onduidelijk.
.
De zwerver
.
Door de leegen kouden akker
Loopt een oude, arme stakker,
Zoekend in den harde grond
Of-ie geen petatters vond.
.
Wroetend gaan de zwarte handen,
Klapperend de zwarte tanden,
Gulzig glimt de grauwe mond
Of-ie geen petatters vond.
In de avond nog, bedrogen,
Ging de moede schim gebogen,
Kroop de zwarte schaduw rond
Of-ie geen petatters vond.
.
En alvorens te beginnen
Aan het maal, zei de bazinne
Hoe een groote, vreemde hond
Zocht, of-ie petatters vond
.