Site-archief
Facetten der Nederlandse poëzie
Geplaatst door woutervanheiningen
Jan Prins
.
Vandaag uit mijn boekenkast een bundel gepakt die er op het eerste oog wat saai uitziet. Cremekleurig met op de voorkant slechts een frame met letters (de n en de d van de uitgeverij Nijgh & van Ditmar te) en daarbinnen de titel ‘Facetten der Nederlandse poëzie, van Kloos tot Elsschot’ uit 1964.
Dit is deel 68 uit de Nimmer dralend reeks (enkel deel) en deel 3 uit de ‘Facetten van de poëzie’. Samengesteld door Pierre H. Dubois, Karel Jonckheere en Laurens van der Waal. In de inleiding stellen zij over de totstandkoming en keuze der dichters onder andere: “..dat de litteratuur in Noord en Zuid als één geheel wordt beschouwd en er derhalve naar een redelijk evenwicht tussen beide werd gezocht.” Poëzie en dichters uit Nederland en Vlaanderen dus.
Omdat er vele prachtige gedichten in deze bundel staan, heb ik gekozen voor een gedicht van een, mij onbekende, dichter namelijk Jan Prins.
Jan Prins (1876 – 1948) werd geboren in Rotterdam, werkte van 1892 tot 1924 bij de Marine. In zijn poëzie geeft Prins blijk van zijn liefde voor het Nederlandse (en later ook Indische) landschap. Jan prins kreeg bekendheid door de gedichten die hij schreef over het bombardement op Rotterdam in 1940. Oorspronkelijk uit de bundel ‘Bijeengebrachte Gedichten’ uit 1947 het gedicht ‘De stad’.
.
De stad
.
De stad ligt in den avondgloed, –
De torens en de tinnen blinken, –
En ’t laag gedaalde zonlicht doet
Wat kleurig was in schaduw zinken.
.
De schemerige wegen zijn
Nog vol, en in de nauwe stegen
Ziet men zich in den valen schijn
Een vagen mensendrom bewegen.
.
Chinezen met hun onbehaard
Gelaat en rustige Javanen
En Arabieren, trots-behaard,
In hun wijdzeilende soutanen.
.
De bruggen over de rivier
Bespannen met haar smalle bogen
Het bleke water, waarin hier
En daar iets donkers wordt bewogen.
.
De vrouwen komen af en aan,
Die water in de kruiken halen,
En met een doek gesluierd gaan
Als in de Bijbelse verhalen.
.
De kooplui zitten op den grond
Bij lampen, die nu de gezichten
Der stille kopers, in het rond
Gebukt, beginnen te verlichten.
.
Een enkele beweging slaat
Nog uit de menigte naar voren
En vlamt in ’t rosse licht, en gaat
Weer in de menigte verloren.
.
En vreemder wordt, nu ’t avonduur
Opnieuw de mensen komt vertroosten,
In ’t licht dat zwicht na ’t middagvuur,
De vreemde wereld van het Oosten.
.
Geplaatst in (bijna) vergeten dichters, Dichtbundels, Uit mijn boekenkast
Tags: 1876, 1892, 1924, 1940, 1947, 1948, 1964, Bijeengebrachte gedichten, Bloemlezing, bombardement op Rotterdam, De stad, Deel 69, derde bundel, dichtbundel, dichter, Facetten der Nederlandse poëzie, gedicht, gedichten, Indië, Jan Prins, Karel Jonckheere, landschappen, Laurens van der Waa, Marine, Nijgh & van Ditmar, Pierre H. Dubois, Rotterdam, samenstellers, van Kloos tot Elsschot