Site-archief

Klein verzet : Kamiel Choi

Een recensie

.

Iedereen die zich met poëzie bezig houdt weet dat poëzie slechts een bezemkast bezet houdt in het huis van de literatuur. Poëzie is een niche. Vraag aan 100 mensen wat ze van poëzie vinden en 95 zullen er waarschijnlijk zeggen dat ze er niks van begrijpen. En dat terwijl er toch heel veel goed leesbare poëzie is. Misschien leest het niet zo makkelijk als een roman waarin met heel veel woorden iets wordt beschreven maar dat maakt poëzie er natuurlijk niets minder op, misschien is de leeservaring van poëzie juist door de beperking zelfs groter.

Ik begin met deze inleiding bij de recensie van de nieuwste bundel van Kamiel Choi (1979) schrijver, dichter en filosoof getiteld ‘klein verzet’ dat hij in eigen beheer in 2024 publiceerde, omdat binnen de poëzie er, ondanks het gegeven dat het maar een niche is in de literatuur, toch ook gelijkvormigheid voor komt. Hoe dat komt, daar heb ik wel een theorie over. Doordat veel dichters het vak leren via schrijversvakscholen, lijkt de poëzie die ze schrijven vaak erg op elkaar in thematiek, vorm en inhoud.

Niet de poëzie van Choi. Kamiel Choi is één van die stemmen in de Nederlandse poëzie die volledig autonoom en uniek is. Er zijn meer dichters die dit zijn maar Choi steekt er wat mij betreft bovenuit als het gaat om het hebben van een eigen stem. Zijn bundel ‘klein verzet’ zou ik als puzzelpoëzie willen beschrijven. Puzzelpoëzie in de zin dat ik gedurende het lezen van de bundel steeds opnieuw op het verkeerde (of moet ik zeggen ‘ander’) been werd gezet. Deze bundel is een soort escape room met daarin een sleutelgedicht dat meer licht schijnt op het geheel. Maar daarover later meer.

De bundel kent geen duidelijke afbakening in hoofdstukken maar er zijn wel onderdelen te herkennen. Zo zijn er ongeveer 16 gedichten die titels hebben met economische begrippen (o.a. Jaaropgaaf, Dividend, Ebitda) die je als onderdeel zou kunnen beschouwen. Zo maakt ‘de bosmens’ (Orangoetang) in vier gedichten zijn opwachting. Begint de bundel met een gedicht in vele talen en herhaalt hij dit in het gedicht ‘nemd’ op pagina 74 en 75. Zijn er twee drieluiken opgenomen ‘lyrische schetsen’ en ‘semantische schetsen’.

De bundel is, zo lees ik in een recensie van Anneruth Wibaut op Meander (waar Choi ook recensent was): Bevat gedichten van zeer uiteenlopende vorm: van larmoyante lyriek tot klankexperiment, van prozagedicht tot kreet, en van ready-made tot absurdisme.’. Ze nam dit over van de website van Choi. Toch vind ik dat dit de bundel tekort doet. Maar ik lees ook op zijn website: ‘Klein verzet staat ook voor de kleine versnelling, de versnelling waarmee je tegen de wind en bergop fietst. Dat kleine verzet is belangrijker dan hysterische dramatiek. Niet het grotere aantal, maar het grotere uithoudingsvermogen telt.’

En met deze uitspraak van Choi kom ik terug op mijn eerdere opmerking dat ik deze bundel bij uitstek puzzelpoëzie vind. Want met een groot uithoudingsvermogen is er zoveel te genieten in deze bundel. Iets dat je bij oppervlakkige lezing waarschijnlijk niet meekrijgt, tenzij je zo belezen bent dat je alle verwijzingen meteen kan plaatsen, maar ik denk dat de kans zeer groot is dat niemand dit kan. Want naast dat Choi achterin de bundel veel aanwijzingen weggeeft op de pagina’s ‘aantekeningen’ die verwijzen naar de verschillende onderschriften bij gedichten, is er het sleutelgedicht. Deze onderschriften lijken soms los van het gedicht geplaatst, soms duidelijk bij het gedicht horend, voor een complete leeservaring zou je bij elk van dit soort aantekeningen eerst achterin de bundel moeten kijken waar deze aantekening vandaan komt zodat je wat meer duiding krijgt bij het gedicht.

Dan het sleutelgedicht wat mij betreft. Dit staat op pagina 14 en heeft geen titel. In dit stuk wordt geschermd met verwijzingen naar bestaande en onbestaande mensen en poëtische lemma uit het lexicon van de poëzie. Zo schrijft hij: ‘Door academische referenties op te nemen wordt een belofte gedaan van waarheidsgetrouwheid, die voor bepaalde lezers een zweem van arrogantie impliceert en derhalve een onaangename indruk kan wekken.’ Maar meteen daaropvolgend: ‘Door in tweede instantie te vermelden dat de bovengenoemde referenties volledig uit de duim zijn gezogen, werkt de dichter een zekere aandoenlijkheid in de hand, en daarmee, zo luidt de vermetele hoop, een ontvankelijkheid voor het geschrevene.’

Zo is er een verwijzing naar Asemische poëzie, poëzie die de grenzen opzoekt van de taal, structuur en betekenis. Is er vanuit de Asemische poëzie indirect een verwijzing naar surrealisten als Max Ernst, Henri Michaux en de COBRA beweging. Wordt hyposignoïde genoemd, Dat is wanneer er sprake is van verminderde elektrische activiteit van hersengolven, vergeleken met wat normaal verwacht wordt. Maar wordt ook ene Jekyll J. Frummelsbach opgevoerd. Een niet bestaande persoon maar bij het lezen van de naam gaan je gedachten meteen naar De vreemde zaak van Dr. Jekyll en Mr. Hyde van Robert Louis Stevenson.

In dit stuk lijkt Choi te strooien met kruimels aan de hand waarvan je de bundel beter leert kennen. Naast de zelfspot en het absurdisme schuilt er waarheid achter deze woorden. Want wanneer je de academische referenties, de verwijzingen en het benoemen van figuren uit de Griekse mythologie en de plaatsen die Choi in de gedichten benoemt opzoekt, ontvouwt zich een soort tweede laag die de lezing inhoudelijk zeer ten goede komt. Een voorbeeld: in het gedicht zonder titel op pagina 21 worden een aantal plaatsnamen genoemd. Potosi herkende ik, daar (in Bolivia) ligt de Zilverberg waar onze ‘Zilvervloot’ vandaan kwam ooit en is een mijnwerkersstadje. Ook de andere namen van plaatsen verwijzen naar mijnsteden (kolen, koper, jade, ijzer, steenkool). Met deze kennis lees je dit gedicht meteen anders. Een ander mooi voorbeeld vind ik het gedicht ‘Clara Scifi 1212’. Als je niet weet dat dit gedicht gaat over de heilige Clara van Assisi en dat zij in het jaar 1212, toen Clara achttien werd, zich aansloot bij Franciscus van Assisi en non werd, dan lees je dit gedicht heel anders en misschien blijft het zonder deze kennis abracadabra voor je.

Om nu niet de verwachting te wekken dat elk gedicht een zoekplaatje is wil ik hier het gedicht ‘In het vrije veld’ plaatsen. Want naast de bovengenoemde gedichten staan er ook voldoende gedichten is die zonder ‘onderzoek’ goed te lezen en genieten zijn. gedichten waar de kritische wereldburger Choi zijn kijk geeft op allerlei onderwerpen maar ook de dichter die de wereld met verbazing en een groot poëtisch gevoel beziet.

.

In het vrije veld

.

Als mens ben ik laat.

Soms denk ik

dat het gras onder mijn blote voeten volstaat,

dat ik mag staan: aards, kranig, als een drager

waar niets te dragen is.

.absurd, authentiek, zoekplaatje, verwijzingen, aantekeningen, 

Overal om me heen speelt de taal

in vol ornaat, haar spel bouwt sluizen

voor de tijd in onze huid.

.

Ik verlang diepe bewondering,

de angel van jouw complimentjes

dwars door mijn huid.

Ik neem alle beweging terug,

wordt de ademteug ertussen,

.

sta als een aap in nat gras

te bedenken hoe gratis alles is.

.

Mijn conclusie na het lezen van deze bundel is dat er nog steeds dichters zijn en die volkomen authentiek hun poëzie de wereld insturen. Deze bundel heeft geen ISBN nummer en is in eigen beheer uitgegeven. Dat maakt het vinden, als je er niet op zoek naar bent, moeilijk. Toch verdient deze bundel een groot publiek. Voor de rechtgeaarde poëzieliefhebber is er in ‘klein verzet’ zoveel te genieten, zo’n bundel gun je een groter publiek. De bundel is te koop bij de dichter via zijn website via de link hierboven.

.

Het zingend hart

Gerard Reve

.

Hoewel hij door de meeste mensen eigenlijk alleen maar als schrijver van romans, brieven en verhalen is gekend, schreef Gerard Reve (1923 – 2006) ook gedichten. Sterker nog, zijn debuut in 1940 was met de dichtbundel ‘Terugkeer’ die hij in eigen beheer uitgaf in een oplage van 50 stuks. Overigens werd pas in de jaren ’80 van de vorige eeuw officieel dat dit zijn debuut was toen er een authentiek exemplaar werd gevonden. In 1993 werd in opdracht van Gerard Reve deze bundel in een oplage van 500 stuks herdrukt en door hem gesigneerd. Dat Reve ook gedichten schreef is ook weer niet zo vreemd, hij was van 1948 tot 1959 getrouwd met de dichter Hanny Michaelis.

Toch is het aantal gedichten van zijn hand klein, helemaal ten opzichte van al zijn prozawerk. Zo publiceerde hij in 1965 ‘Zes gedichten’, in 1979 ‘Een eigen huis’ (gedichten, toespraken en verhalen), in 1984 ‘Schoon schip’ (verhalen, gedichten en artikelen uit de periode 1945-1984, ‘Verzamelde gedichten’ uit 1987 en ‘Het zingend hart’ een uitgave uit 1973 en in 2003 opnieuw uitgegeven in De Grote Lijsters met 35 gedichten. Een klein oeuvre binnen zijn enorm grote oeuvre als schrijver.

In de bundel ‘Het zingend hart’ zijn gedichten opgenomen die Reve schreef in de jaren ’60 en ’70 met een gedicht ‘Kennis’ dat uit de jaren ’80 stamt en eerder verschenen in ‘Een eigen huis’ en ‘Het zingend hart’.

In de gedichten vele verwijzingen naar het Rooms Katholieke geloof waartoe Reve zich in 1966 bekeerde maar ook altijd die tegendraadse stem die hem als schrijver zo kenmerkte. Zoals in het gedicht ‘Gedicht voor mijn 47ste verjaardag’ uit 1970.

.

Gedicht voor mijn 47ste verjaardag

.

De dag zelf vreemd en grijs. De dag erna

zes zwanen zeilend tot de voetbrug

waar ik met gulle hand het feestgebak te water werp

dat niemand gisteren door zijn strot heeft kunnen krijgen

en dat de vogels evenmin begeren:

hun koninklijke halzen buigen niet,

terwijl het ongewone voedsel zinkt.

.

Ons te vroeg ontvallen 4

Derrel Niemeijer

.

De laatste dichter waar ik bij stil wil staan door een te vroeg overlijden is, de in grote kring, legendarische Derrel Niemeijer (1977 – 2016). Op 13 oktober 2016 overleed Derrel  aan de gevolgen van slokdarmkanker. In het bericht dat ik daags na zijn overlijden schreef op dit blog https://woutervanheiningen.wordpress.com/2016/10/14/derrel-niemeijer/ noem ik Derrel een bron van verbazing, vermaak, ontroering, blijheid en verrassing. En daarnaast kon het ook een ongelofelijke rebel en dwarsdenker zijn. Zaken die ik stiekem juist heel erg in hem bewonderde. Derrel was autonoom en authentiek als dichter en als mens.

Ik weet niet precies wanneer ik Derrel voor het eerst zag, ik vermoed op een podium van Ongehoord! in Rotterdam. In het begin kwam hij altijd wat stilletjes binnen en zat dan ergens achterin met zijn altijd aanwezige opschrijfboekje, een blocnote of gewoon een stapeltje papier waarop hij zijn poëzie schreef. Gedichten die hij dan meestal ter plekken ook voordroeg. In het begin ook moest ik wat wennen aan zijn ongepolijste manier, zijn afraffelende voordrachten en zijn ‘stage presence’  maar al gauw leerde ik de mens achter de dichter kennen en bleek hij een allervriendelijkste en wellevende jongeman te zijn.

Ik herinner me een mini festival het B@M Fest, in een soort kraakpand in Eindhoven in Woensel Noord waar dichters en muzikanten bij elkaar kwamen. Derrel organiseerde dit met zijn toenmalige vriendin Nancy Meelens en zij, samen met Menno Olde Riekerink Smit redde dit festival want Derrel was ’s morgens om 10 uur al te dronken om nog maar iets te regelen. En ook dit vergaf iedereen hem, Derrel was soms een losse flodder, een ongericht projectiel maar altijd serieus wat betreft zijn poëzie.

Tijdens Route du Nord in Rotterdam trok ik de dag met hem op, kletsend, schrijvend en voordragend in een leegstaand gebouw en vanaf dat moment wist ik dat Derrel deugde. Zijn deelname aan de eerste toer van de Poëziebus, zijn betrokkenheid bij het dichtpodium in Eindhoven in de Gouden Bal, zijn medewerking en inzet bij Po-e-zine (toen nog volledig digitaal en tegenwoordig nog steeds actief maar in een fysieke vorm) en de bedenker en oprichter van uitgeverij MeerPeper (waar hij Burroughs ‘Life is a killer’ complete Poetry’ uitgeeft), het getuigde van zijn grote passie en gevoel voor poëzie en haar beoefenaars.

Na ‘Krankzinnig Aangedicht!!!!!” dat in 2013 in eigen beheer werd uitgegeven door Derrel, kwam in 2014 de solobundel ‘Hoop, geloof en liefde’ en in 2015 de bundel ‘Dubbeldichters’ bij uitgeverij Heimdall uit van Derrel samen met Mattie Goedegebuur. Na hun eerste ontmoetingen gaan deze twee dichters in 2014 een poëtische strijd aan via e-mail. Derrel (in de meeste gevallen) stuurde Mattie een uitdagend gedicht toe waarop de ander dan reageerde met een gedicht.

Uit deze bundel koos ik het gedicht ‘Ontkleed’ van Derrel en voor de volledigheid ook het tegen-gedicht ‘Bloot’ van Mattie.

.

Ontkleed

.

Hij kleedt zich uit.

Maar is dan nog

niet naakt genoeg.

.

Bedekt zijn lichaam

met persoonlijke poëzie.

.

Volledige openheid

ook al staat

het meeste

geschreven in

de witregels

en ertussen.

.

Zelfvernietigend gedrag

carving, automutilatie,

drugmisbruik

ze kunnen er beter

over ‘lezen’

dan het zien aan hem.

.

De woorden geklad op papier

worden

van hem afgetrokken.

.

Bloot

.

soms is een poëet

te openen

en leesbaar

.

letters in zijn huid

preuts bedacht

tot dek

.

zonnebrand

verbleekt het blank

tot onleesbaarheid

.

ongezien

kerft eigen schrift

trefzeker

.

woordeloos

tonen piercings

ruige historie

.

wauwelwoorden

verbergen dichters’

spiegelbeeld

.

ongelofelijk gefileerd

tot op het bot

dichter genaaid

.

 

 

 

Kluger Hans

Literair tijdschrift

.

Via Facebook werd ik weer eens gewezen op het bestaan van het tijdschrift Kluger Hans. Alleen door de naam al zou je nieuwsgierig worden naar wat er achter schuil gaat. Kluger Hans is een in België in 2008 opgericht literair tijdschrift, dat zich richt op jong talent.

Het tijdschrift verschijnt vier keer per jaar, daarnaast publiceert men ook literair werk online en organiseren ze evenementen onder de naam ‘literaire schurft’. Volgens eigen zeggen wordt er nadrukkelijk gezocht naar thema’s met een maatschappelijke inslag, eigenzinnige en authentieke teksten die de verbeelding prikkelen, stimuleren en verwarren en de de verwondering bevorderen.

Als literair magazine kenmerkt men zich door een keuze voor maatschappelijke betrokkenheid en artistieke vorm en inhoud met een oog voor nieuwe namen en talent.

In het tijdschrift staan nieuwe verhalen, essays en poëzie en op de website van Kluger Hans http://www.klugerhans.net/ kun je van alles alvast een voorproefje krijgen.

Uit het aprilnummer van dit jaar twee gedichten over utopie van Ingrid Strobbe.

.

I.

Het ziet er zo (vanuit de lucht) uit:

eerst de kleuren

de vlakken grijs en groen

het bouwmateriaal legt een dorp aan

de straten krijgen namen

de nummering van huizen

een postbode voor het kind dat op geen van hen lijkt

.

dan de mensen en de honden

een kat zo nu en dan naar de overkant

piepende remmen van opa’s

en oma’s kapster in het kapsalon

het kapsel spiegelend

.

een wandeling in de straat aan de hand van voetstappen

een meter door een stap gemeten

aan de hand een kind

een dier

snuffelend bij straatverlichting in het daglicht

springend in de plas van vrolijkheid

om het nieuwe huis dat in afmetingen er over heen gebouwd

er over heen beschermd

.

II.

In mei smijt de mens het ei

eigeel de kleverige nacht

eiwit de dreigende gedachten

het plan valt in een ongeplande slaap

per ongeluk het ongeluk van het wapen dat niet past

dat op een kussensloop elk gedicht uit het hoofd slaat

.

de man in het grootste bed strikt een laatste wens als veters rond haar

poten

.

haar pantoffels zuchten zacht

de trap af

.

de trap op

vanuit de lucht af gezien is het een drama

en toch zingt de maan haar troostend lied

toch ziet de zon dit door de vingers

.

Utopie