Site-archief

Democratie is een oud vrouwtje

Freek de Jonge

.

Voor Sinterklaas (ja de oude baas was me welgezind dit jaar) kreeg ik de bundel ‘Zij kon het lonken niet laten’  liedteksten uit het Nederlands cabaret van 1945 tot nu, bijeengebracht en ingeleid door Guus Vleugel. Dit werkje uit 1989 blijkt opnieuw weer opmerkelijk actueel. Lezend over Liefde en Lust, Algemeen leed, Bijzonder leed, Gerel en gelal én Misstanden (hoofdstukken in de bundel) stuitte ik op een tekst van Freek de Jonge (1944).

Deze tekst of lied / gedicht ‘Demokratie is een oud vrouwtje’ las ik en ik moest meteen aan de huidige situatie denken. Misschien gevoed door het feit dat ik afgelopen weken naar ‘Eigen Volk Eerst’ keek van PowNed op televisie, een zorgwekkende serie over rechts extremisme in Nederland. Deze tekst komt uit het theatervoorstelling (muziekvoorstelling) ‘Stroman en trawanten’ uit 1984.

.

Demokratie is een oud vrouwtje

.

Demokratie is een oud vrouwtje
Dacht ik zoekend naar een beeld
Links is zij rood aangelopen
Aan de rechterkant vergeeld
Toen ze lang geleden jong was
Was ze een veel begeerde bruid
Ze had links en rechts verkering
Maar die ging vaak voortijdig uit
.
Ik zie het oude vrouwtje lopen
Met een stok over de straat
Geen controle meer op kringspier
Waardoor ze almaar windjes laat
Mensen halen hun neus op
Vinden dat ze stinkt
Zij loopt kreupel verder
Daar ze op twee gedachten hinkt
.
De oude vrouw wil oversteken
Geluk ligt aan de overkant
Maar wat ze ook met haar stok zwaait
Niemand pakt haar bij de hand
Mensen lopen langs haar heen
Verkeer rijdt door door rood
Als niemand haar gaat helpen
Loopt dat oude vrouwtje dood
.
Daar komt een jongeman aan
Kloek marcherend niet bedeesd
Je voelt die gaat haar helpen
Die is padvinder geweest
Maar als hij heel dicht bij haar is
Staat hij plotseling stil
Het lijkt of wat hij net van plan was
Opeens niet meer zo nodig wil
.
Schichtig kijkt hij om zich heen
Trekt hand door schuine lok
Dan loopt hij op het vrouwtje toe
Pakt resoluut haar stok
Schopt haar benen onderuit
De stok beukt op haar rug
Ik wou dat ik wat doen kon
Maar God wat gaat het vlug
.
De oude vrouw bloedt langzaam dood
Onder de slagen van het beest
En ik eerst nog denken
Die is padvinder geweest
Mensen lopen langs haar heen
Verkeer rijdt door door rood
Ik dacht hij gaat haar helpen
Wist niet van wal in sloot
.
Die jongeman is het fascisme
En hij is nooit alleen
Als ratten in riolen
Woekert het gajes om hem heen
Zie je dus ooit dat oude vrouwtje
Pak dan snel haar hand
Want als het aan die jongen ligt
Haalt ze nooit de overkant

.

Juni

Bijna vergeten dichter

.

Leo Ross (1934-2014) werd geboren in Zwartsluis. Op het gymnasium in Middelburg leerde Ross de drie jaar oudere Guus Vleugel kennen, de latere dichter Guus Valleide. In 1951 ging hij studeren in Amsterdam. Hij sloot toen een hechte vriendschap met Willem Wilmink, jaargenoot (als Neerlandicus) en dispuutgenoot.  Hij werd toen Lektor für niederländische Philologie aan de Universiteit van Münster, Westfalen.

Voor zijn ontwikkeling belangrijke reizen maakte hij in 1965 en 1966 naar Griekenland; hij leerde Grieks uit een Duitse grammatica. In 1969 keerde hij terug naar Amsterdam als docent Moderne Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Hij promoveerde aan de Vrije Universiteit in 1994, gezamenlijk met collega-Neerlandicus Rob Delvigne.

In 1982 maakte hij deel uit van de jury voor de prestigieuze (Belgische) Europese literatuurprijs, toen een Griekse schrijver bekroond werd. In de PEN maakte hij zich verdienstelijk als lid van de werkgroep Writers in prison.

Leo Ross debuteerde in 1952 in het Amsterdamse studentenblad Propria Cures (PC) met een gedicht uit zijn gymnasiumtijd. De debuutbundel ‘L’Amour vert’ (1962) stond onder de invloed van Hans Lodeizen. Met groter ernst gaat in ‘Classics’ (1967) ook meer reflectie over de poëzie gepaard.

Hoewel Ross zijn eerste essays publiceerde in 1954/1955 (in Propria Cures), dus ongeveer tegelijk met zijn vroege gedichten, slaat hij in beide door hem beoefende literaire genres een opvallend verschillende toon aan: de poëzie is zonnig en vrolijk, de essays venijnig en agressief.

In 2003 in het ziekenhuis begon Leo Ross distichons te schrijven, tweeregelige gedichtjes naar het voorbeeld van het grafschrift van Vondel. Tot 2009 verschenen er vier bundels ‘tweeregels’. Ross publiceerde in verschillende literaire tijdschriften als De Revisor, De Gids, Hollands Weekblad en Maatstaf.

Uit ‘L’Amour vert’ komt het gedicht ‘Juni’.

.

Juni

.

Ik wil mijn best doen zoals bloemen

hun best doen, van mijn leven

wil ik iets stijlvols maken, een reuzeneik

voor een kleurige vogel

.

maar ik lig op een strand in de zon

met een jongen die zachtjes snurkt en

speel met de tijd als met zand, dijken

bouwend en tunnels gravend.

.