Site-archief

Toekomst

Hester Knibbe

.

Stadsdichter van Rotterdam Hester Knibbe schreef ter gelegenheid van het geopende asielzoekerscentrum in Rotterdam Beverwaard een stadsgedicht getiteld ‘Toekomst’. Op 15 december droeg Hester haar gedicht voor in de bibliotheek IJsselmonde speciaal geschreven voor de bewoners van het AZC en de inwoners van de Beverwaard.

Nadat vluchtelingen van het AZC kennis hadden gemaakt met de faciliteiten en de dienstverlening van de bibliotheek droeg Hester haar gedicht voor, dat in het Nederlands en Arabisch werd vertaald door Amina Abed en in de hele stad Rotterdam te zien is.

.

Toekomst

.

Zij gingen en komen waar ze wel

waar ze niet willen, zetten bezittingen

.

neer, spreiden hun angsten en leggen beslag

op de vierkante meters ze toegewezen. In hun lijf

.

nog de kleuren en beelden

van oude omgeving, donker en licht, drukte

.

chaos in steden, stilte erbuiten. Ze komen

waar anderen wonen, zij die hun kleine

.

percelen van heden verleden behoeden: zo

is het zo was het zo mag het

.

blijven. De toekomst

moeten ze delen.

.

hk

Kerstgedicht 2016

Stille nacht

.

Het museum Maassluis heeft vanaf de maand december een tentoonstelling van kerstgroepen. Naar aanleiding hiervan heeft men mij (en de stadsdichter van Maassluis Jaap van Oostrum) gevraagd een kerstgedicht te schrijven. Wat mij betreft is dit een sonnet geworden. Opmerkelijk genoeg want ik had weleens eerder geprobeerd een sonnet te schrijven maar dat ging niet echt lekker. Dit keer kwam ik niet uit mijn kerstgedicht en op enig moment dacht ik; ik maak er een sonnet van. Dat ging eigenlijk heel goed.

Daarom voor al mijn lezers vandaag mijn kerstgedicht ‘Stille nacht’.

.

Stille nacht

.

Van een witte kerst geen sprake meer,

geen liefhebbers voor heilige nachten.

Vrede op aarde valt niet meer te verwachten,

het is het kerstgevoel dat ik ontbeer.

.

Waar de gelijkheid van zielen keer op keer

ons niet bracht wat wij ervan verwachten,

ondanks de hoop op bijzondere krachten,

en de liefde voor de medemens evenzeer.

.

In het comfort van verwarming en open haard

weten we elkaar echter steeds weer te vinden.

Geliefden, vrienden en andere teerbeminden.

.

En beseffen we, het is de moeite waard,

kerst te vieren met vreemden en gelijkgezinden

opdat wij ons opnieuw met elkaar verbinden.

.

img_6167

Popcornkip

Joyce Willemse

.

Stadsdichter van Veenendaal in 2015 en 2016 Joyce Willemse neemt afscheid. Voor 2017 en 2018 wordt nu naar een nieuwe stadsdichter gezocht. Dat las ik op Twitter en nieuwsgierig als ik ben wil ik dan graag wat lezen van deze stadsdichter. Op de website van de stadsdichter van Veenendaal http://stadsdichterveenendaal.nl/ staan er een groot aantal.

De eerste die ik opende was meteen een rake. Bij het nieuws dat een Oekraïens bedrijf – Myronivsky Hliboproduct (MHP) – het voornemen heeft om een kippenslachtfabriek te vestigen in Veenendaal, schreef Joyce het volgende gedicht met een knipoog naar de term plofkip.

.

Popcornkip

.

Toooook, tok, tok, tok, tok
Tok, toooook,
Tok, tok, tok, toooook, tok

Tok, tok, tok, tok
Plof
Tok, tok, tok, toooook, tok

Plof
Tok
Plof

Tok, tok, tok, toooook, tok, tok, tooook
Plof, tok, tok
Plof

Tok Plof Tok Plof

Tok, tok, toooook, tok, tok, toooook
Plof Plof Plof
Tok Plof

Tok Plof Plof Plof Plof

Plof

.

joyce-willemse

Joyce heeft ook een zeer lezenswaardige website http://www.joycewillemse.nl/

Noordereiland

J. Eijkelboom

.

Jan Eijkelboom (1926 – 2008) was een Nederlandse  dichter, journalist, schrijver en vertaler van onder andere werken van Philip Larkin, John Donne, W.B. Yeats en Derek Walcott. Op 3 maart 2001 werd hij ereburger en stadsdichter (voor het leven) van Dordrecht, de eerste plaats in Nederland met een stadsdichter. Eijkelboom schreef en publiceerde verschillende dichtbundels en in 2002 werd een verzamelbundel uitgegeven onder de titel ‘Tot zo ver’. Hierna zou hij nog twee dichtbundels publiceren.

Uit zijn bundel ‘Het lied van de krekel’ uit 1996 komt het gedicht ‘Noordereiland’. Dit gedicht gaat over het Noordereiland in Rotterdam,  een eiland in de Nieuwe Maas, verbonden door de Willemsbrug en Koninginnebrug.

.

Noordereiland

.

Toen, in die hoek

waar eerdere wind dood blad had vergaard

bracht onverhoeds een stormvlaag werveling teweeg

die als een bruine tol de lucht inging.

.

En uit de top daarvan

ontsprong vervolgens een fontein, een zwerm

voorheen verscholen, luid

kwetterende mussen.

.

Ze leken meer te twisten dan te zingen.

Toch hoorde ik in al dat leven

de leeuwerikjes van de winter

.

 

Stadsdichter Maassluis

Jaap van Oostrom

.

Op donderdagavond 23 juni werd  in Buurtcentrum De Hooftzaak Jaap van Oostrom verkozen tot de allereerste stadsdichter van Maassluis. Hij heeft gewonnen van acht andere kandidaten die ook in de race waren voor de titel. De jury  bestond uit een bezoeker van de Hooftzaak Ruud de Goede, de cultuurmakelaar van Maassluis Angela Kok en werd voorgezeten door cultuurwethouder David van der Houwen.

Ik mocht de avond presenteren en voor een volle zaal geïnteresseerden droegen de deelnemers twee gedichten voor. Jaap van Oostrom wist met zijn kenmerkende light verse stijl de jury het meest aan te spreken en werd dan ook gekozen tot de allereerste stadsdichter van Maassluis.

Het stadsdichterschap is voor de periode van een jaar. De stadsdichter moet in dat jaar gevraagd en ongevraagd gedichten schrijven over Maassluis en deze desgevraagd voordragen. Ook worden ze gepubliceerd op Maassluis.nu en worden ze aangeboden aan andere lokale media.

Ooit werd Jaap gegrepen door de poëzie van Toon Hermans. Uit zijn gedichten blijkt dat ook. Licht van toon, woordgrapjes, rijmend maar ook ernstig. Maar ook Willem Wilmink, Jean Pierre Rawie en Annie M.G. Schmidt behoren tot zijn favoriete dichters.  Hieronder een gedicht van zijn website.

.

Dierbare herinnering

.

Op de televisie
in de kamer
staat zij
in zwart-wit,
haar trekken
al vergeeld.

En in de
slaapkamer
is het nachtkastje,
wat zij nog
met hem deelt.

Hij streelt haar
met zachte hand
en kust het
koude glas,

denkend aan
die mooie tijd,
toen zij nog
bij hem was.

.

Jaap van Ooostrom

Foto: David van der Houwen.

27 gedichten en geen lied

Ramsey Nasr

.

Hoewel hij Dichter des Vaderlands was en de tweede stadsdichter van Antwerpen,  treed hij tegenwoordig vooral weer op als acteur van de Toneelgroep Amsterdam. Productie van zijn poëzie staat op een laag pitje. Hij is dan ook niet voor niets  dichter, schrijver, essayist, acteur, regisseur en librettist (tekstschrijver van muzikale stukken). Toch blijft Nasr voor mij vooral dichter. Daarom uit zijn bundel ’27 gedichten en geen lied’ uit 2000, het gedicht ‘Wie weet mij eindelijk’.

.

Wie weet mij eindelijk

Wie weet mij eindelijk, welke dodentolk,
Te doen bedaren in gezworen haat.
Ik volg de vaderen om vroeg en laat
Mijn land te zien. Ik leef tegen een volk
dat zebrapaden aanlegt over wonden,
Dat boven onze botten steen op steen
Bewoont, dat leven wil voor zich alleen.
Leeft dan in angst. Ons bloed wordt niet geronnen.
Op hoeveel scherven vlees weerkeert het recht.
En opgeblazen domme wraak en gal
Is wat er rest, als hersenen gaan denken.
‘Men mag een mens een leven niet ontschenken.
Ik hoop dat ik geen bommen maken zal.’

.

nasr

Poetry International

Sinéad Morrissey

.

Afgelopen dinsdag was ik bij de opening van Poetry International in de Rotterdamse Schouwburg. Achttien dichters uit verschillende landen gaven daar een proeve van bekwaamheid af. Er waren een aantal dichters bij waar ik van onder de indruk was zoals Raúl Zurita uit Chili (de grootste levende dichter van Latijns Amerika volgens de festivalkrant), Ruth Lasters uit België, Sergio Raimondi uit Argentinië en Sinéad Morrissey.

Vooral van de laatste dichter was ik erg gecharmeerd. Niet in de laatste plaats door het gedicht dat ze voordroeg getiteld ‘Genetics’. Ik heb het opgezocht en deel het graag met jullie.

Sinéad Morrissey (1972) is een Noord Ierse dichter. Haar gedichten vallen met de deur in huis. De setting is helder maar niet zelden ongewoon. Naarmate de gedichten zich ontvouwen verschuift het perspectief en raken binnen- en buitenwereld, geschiedenis en actualiteit vervlochten. De hierdoor ontstane beelden en soepele associaties geven de gedichten een sterke dramatische kracht. (bron festivalkrant). Sinéad Morrissey was de eerste ‘poet laureate’ van Belfast (soort stadsdichter) en in 2014 won zij de T.S. Elliot poetry prize.

Ik vind het ook vooral een prachtig gedicht, in vorm, soepelheid van haar taal en in boodschap. Uit haar bundel ‘The state of the prisons’ uit 2005.

.

Genetics
.
My father’s in my fingers, but my mother’s in my palms.
I lift them up and look at them with pleasure –
I know my parents made me by my hands.They may have been repelled to separate lands,
to separate hemispheres, may sleep with other lovers,
but in me they touch where fingers link to palms.With nothing left of their togetherness but friends
who quarry for their image by a river,
at least I know their marriage by my hands.

I shape a chapel where a steeple stands.
And when I turn it over,
my father’s by my fingers, my mother’s by my palms

demure before a priest reciting psalms.
My body is their marriage register.
I re-enact their wedding with my hands.

So take me with you, take up the skin’s demands
for mirroring in bodies of the future.
I’ll bequeath my fingers, if you bequeath your palms.
We know our parents make us by our hands.

.
.
SM

Rotterdam brandt

Hester Knibbe

.

Op 14 mei werd in Rotterdam herdacht dat het 76 jaar geleden was dat de Duitsers Rotterdam bombardeerden en (deels) verwoesten. Voor die dag schreef stadsdichter van Rotterdam Hester Knibbe speciaal het gedicht ‘Rotterdam brandt’ en droeg dit voor tijdens de herdenking op Plein 1940.

Het gedicht is geïnspireerd op het schilderij ‘Brand van Rotterdam’ van Henk Chabot.

.

Rotterdam brandt

.

Wat ik zie tart het licht.

Het gaat schuil achter de wolken

rook hellegloed roet, het gaat schuil

achter huiver die mij besluipt.

.

Ooggetuige van afstand, verbeeld ik mij

wat daarginds woedt, terwijl hier de daken

nog helder de weg nog begaanbaar

in de berm uitbundige meibloei. Dus

.

moet ik, dus pak ik mijn donkerste rood mijn okerste

oker, de kleuren van lente en nacht en

.

leg vast: langs de horizon

kruipt een lichterlaaie, brand

in de stad in het hoofd in het hart brand

in de verf op mijn palet brand, maar ik schilder

verzet me ertegen, kwast moord en brand

op het doek dat onder mijn hand

brand vangt. Ik

.

ben getuige, ik

leg het vast.

.

Brand van Rotterdam

Warsan Shire

Lemonade

In haar laatste album ´Lemonade´citeert Beyoncé de Brits/Somalische dichter Warsan Shire. Warsan Shire was met 25 jaar de jongste Poet Laureate (stadsdichter) van Londen die in haar gedichten opkomt voor de achtergestelden in de samenleving, over plaatsen waar de meeste Beyoncé fans waarschijnlijk nooit komen, wijken waar de inwoners een kleurtje hebben, waar mannen zich ophouden voor de moskee en vrouwen gesluierd gaan met achter zich een trits kinderen.

Beyoncé leest delen van haar gedichten tussen haar nummers zoals ‘For Women Who Are Difficult To Love’, ‘The Unbearable Weight of Staying (the End of the Relationship)’ en ‘Nail Technician’ uit haar bundel ‘Teaching my mother how to give birth’. Haar gedichten gaan over mensen die naar andere landen en oorden verlangen en over de moeilijkheden die het wonen in een nieuw land met zich meebrengt.

Warsan Shire heeft een sterk maatschappij-kritische stem. Ze werd in 1988 geboren uit Somalische ouders in Kenya. Toen ze 1 jaar oud was emigreerde haar ouders naar Groot Brittanië. Ze heeft een Bachelaor in Arts en Creative writing en werkt momenteel onder andere als lerares. Ze ontving verschillende literaire prijzen waaronder de African Poetry Prize van de Brunel University.

In ‘Conversations about home’ schrijft ze over vluchtelingen en de abusrditeit van de legitimatie die wij in het Westen toekennen aan het hebben van een paspoort.

 

 

Coversations about home

no one leaves home unless
home is the mouth of a shark
you only run for the border
when you see the whole city running as well

your neighbors running faster than you
breath bloody in their throats
the boy you went to school with
who kissed you dizzy behind the old tin factory
is holding a gun bigger than his body
you only leave home
when home won’t let you stay.

no one leaves home unless home chases you
fire under feet
hot blood in your belly
it’s not something you ever thought of doing
until the blade burnt threats into
your neck
and even then you carried the anthem under
your breath
only tearing up your passport in an airport toilets
sobbing as each mouthful of paper
made it clear that you wouldn’t be going back.

you have to understand,
that no one puts their children in a boat
unless the water is safer than the land
no one burns their palms
under trains
beneath carriages
no one spends days and nights in the stomach of a truck
feeding on newspaper unless the miles travelled
means something more than journey.
no one crawls under fences
no one wants to be beaten
pitied

no one chooses refugee camps
or strip searches where your
body is left aching
or prison,
because prison is safer
than a city of fire
and one prison guard
in the night
is better than a truckload
of men who look like your father
no one could take it
no one could stomach it
no one skin would be tough enough

the
go home blacks
refugees
dirty immigrants
asylum seekers
sucking our country dry
niggers with their hands out
they smell strange
savage
messed up their country and now they want
to mess ours up
how do the words
the dirty looks
roll off your backs
maybe because the blow is softer
than a limb torn off

or the words are more tender
than fourteen men between
your legs
or the insults are easier
to swallow
than rubble
than bone
than your child body
in pieces.
i want to go home,
but home is the mouth of a shark
home is the barrel of the gun
and no one would leave home
unless home chased you to the shore
unless home told you
to quicken your legs
leave your clothes behind
crawl through the desert
wade through the oceans
drown
save
be hunger
beg
forget pride
your survival is more important

no one leaves home until home is a sweaty voice in your ear
saying-
leave,
run away from me now
i dont know what i’ve become
but i know that anywhere
is safer than here

.

Warsan

Warsan

Wat blijft komt nooit terug

J. Eijkelboom

.

De in Dordrecht geboren dichter Jan Eijkelboom (1926 – 2008) debuteerde op 53 jarige leeftijd in 1979 met de bundel ‘Wat blijft komt nooit terug’. Deze bundel sloeg destijds in als een bom; de bundel toont zijn gevecht met de alcohol en zijn zoektocht naar zijn verloren jeugd en liefde. De bundel is ook wat vreemd opgebouwd. Het bestaat uit drie hoofdstukken van ongelijke grootte. Deel 1, zonder titel, bestaat uit zijn gedichten 48 pagina’s lang, daarna een hoofdstuk met als titel Zwarte sonnetten (5 gedichten) en als slotstuk Zes vertalingen naar Emily Dickinson met 6 gedichten met Engelse titel en Nederlandse vertalingen.

Sedert 3 maart 2001 was hij ereburger en stadsdichter (voor het leven) van Dordrecht, de eerste plaats in Nederland met een stadsdichter.

Ik heb gekozen voor een gedicht uit het eerste hoofdstuk. De titel is ‘Moeilijk moment’.

.

Moeilijk moment

.

Net als ik op ’t café-toilet

in de verschoten spiegel kijk

barst er een bloedrivier

mijn oogbal binnen.

Ook wordt het ademen beperkt:

de refusal is nog aan ’t werk.

.

Toch weet ik in mijn ademnood

dat het maar even duurt,

dan kan het weer beginnen,

de zoete levensdood.

.

De stortbak heet Silentium.

Grijs bovenlicht zakt om mij heen.

Een vrede buiten kijf

vult mij, die net niet stierf,

van top tot teen.

.

J. Eijkelboom2

Foto: Victor van Breukelen

J. Eijkelboom