Site-archief
Kus
Peter Verhelst
.
In 2020 schreef ik al eens over Peter Verhelst (1962), over zijn bundel ‘Wij totale vlam’ en ik plaatste daar het gedicht bij ‘Voor het vergeten’. Nu was ik pas in de bibliotheek van Utrecht aan het Neude en daar had ik even pauze. Ja wat doe je dan? Dan ga je, als je mij bent, naar de afdeling poëzie. En daar nam ik de bundel ‘Koor poëzie’ een keuze uit de poëzie (1987-2017) van/door Peter Verhelst uit de boekenkast. Wat schetst mijn verbazing? Er staat het gedicht in getiteld ‘Tegen het vergeten’. Nu kwam deze titel mij direct bekend voor.
Zowel in de titel van een gedicht van Shari Van Goethem ‘Tegen het vergeten wat samen-leven is‘ als de titel van de bundel van Hans Faverey ‘Tegen het vergeten‘ uit 1988, als in de titel van een bundel van Alja Spaan ‘Tegen het vergeten en voor de behoedzaamheid‘ uit 2018 komt deze titel voor. En even verder kwam ik erachter dat ik het gedicht van Verhelst al eens gedeeld had hier op dit blog. Blijkbaar is de tegenstelling tussen vergeten en ‘er iets tegen doen’ wat eigenlijk niet mogelijk is, een interessante gedachtengang voor dichters.
Omdat ik het gedicht ‘Tegen het vergeten’ al eerder deelde heb ik gekozen voor een ander gedicht uit de bundel van Verhelst getiteld ‘Kus’. Ook al zo’n titel die je vaker tegen komt. Zoals blijkt uit dit, dit en dit gedicht.
.
Kus
.
Het beweegt iets kleins in haar slaap
het buigt een knie voorzichtig om het niet te wekken
lig je urenlang te kijken kin op arm hoe het samentrekt zich
wentelt op een zij het neemt je naar haar kant mee van het bed
zucht zich uit zichzelf zet zich op het laken af de voetzool
duwt de heup op nauwelijks een millimeter van je mond verwijderd
kom maar word maar wakker maar
de millimeter wordt een ding iets stijfs onder je tong je ziet het
uit het laken stulpen woelt zich bloot als het ochtend is een witte jurk
rilt door ons heen wiegt aan een kastdeur het is laat altijd te laat
begonnen we te zoeken plek na plek waar het zou kunnen
eindelijk de plek van ons om te vergeten te vergeten hoe je insliep
hoe je mond zich open droomde nog een keer voorzichtig
om je niet te wekken urenlang roerloos leunend op een hand
lig je te kijken lieve onbestaande
kus die loopt van de mond die er had kunnen zijn in het gezicht
dat al uit het kussen weg begint te trekken
het is onmiskenbaar ochtend laat ons nog een allerlaatste keer
voor het wakker wordt en kleren aantrekt en de kus wordt
die er niet meer is
.
Koor
Peter Verhelst
.
In 1987 debuteerde de Vlaamse dichter Peter Verhelst (1962) met de bundel ‘Obsidiaan’. Dertig jaar later, inmiddels een belangrijk en gelauwerd dichter ( Verhelst ontving onder andere de Paul Snoekprijs, De Gedichtendagprijs, de Jan Campert-prijs, de Herman de Coninckprijs en de Ida Gerhardt Poëzieprijs) verschijnt in 2017 de bundel ‘Koor’ een bloemlezing uit zijn meest opzienbarende poëzie.
In de bundel ‘Koor’ is door de dichter zelf een keuze gemaakt uit eerder gepubliceerd werk aangevuld met ongepubliceerde gedichten. Om uit zoveel bijzondere en mooie gedichten een keuze te maken is zelfs voor mij een opgave maar uiteindelijk kies ik voor het (liefdes-) gedicht ‘Tegen het vergeten’. Ik kies hier bewust voor dit gedicht omdat het mooi aansluit bij een categorie die ik hier alweer een paar jaar geleden begonnen ben; (bijna) vergeten dichters. Ook die dichters waar we nooit meer wat van horen hebben vaak zulke mooie poëzie geschreven, reden waarom ik ze regelmatig weer terug haal. Bij een dichter als Peter Verhelst zal dit waarschijnlijk niet snel gebeuren. Daarom is de combinatie tussen zijn gedicht en deze categorie dichters een waardevolle.
Oorspronkelijk verschenen in de bundel ‘Wij totale vlam’ uit 2014 ‘Tegen het vergeten’.
.
Tegen het vergeten
.
Niet hoe je was, hoe je op je ellenbogen achterover leunend, zo bleek was je,
hoe we keken – niet vergeten,
niet het zich zuchtend openvouwen – nooit vergeten,
niet hoe het had kunnen zijn, hoe we hadden willen zijn.
.
Wat van ons verloren is gegaan.
Wie van ons verloren ging.
Laten we ons elkaar zo herinneren
voor de herinneringen dingen met ons doen:
.
een dunne lijn rood, gloeiend in de avondlucht,
hoe we, op onze ellenbogen achterover leunend, naar elkaar keken,
een fonkeling in het wachten, een nauwelijks hoorbare zucht.
.
Wit
oplossend als suiker
in het vallende duister.
.
De echo van je zucht.
.
De echo van de echo van je zucht.
.
Dichter in verzet
Piet Gerbrandy
.
Een paar jaar geleden vroeg ik mijn lezers wat ze nog zouden willen lezen op dit blog, welke categorie er gemist werd? Ik weet nog dat één van de antwoorden toen, de categorie Dichter in verzet was. In de loop van de tijd heb ik al verschillende stukken gewijd aan dichters in verzet. In verzet tegen dictaturen, tegen politieke machthebbers, maar ook tegen het kappen van een stuk bos ten behoeve van de aanleg van een snelweg (Amelisweerd) en tegen de heersende ideeën over hoe en wat poëzie zou moeten zijn (de Vijftigers).
In de Groene Amsterdammer van 19 januari jongstleden staat een artikel over een te organiseren filosofische nachtconferentie over ‘De mens in opstand, of: hoe wij ons nog kunnen verzetten’. Deze conferentie werd georganiseerd op 27 januari door De Groene Amsterdammer in samenwerking met de SSBA salon en de Fusie.
In het artikel over deze conferentie gaat dichter Piet Gerbrandy in op dichters en gedichten over het verzet, of zoals Gerbrandy het zegt: In dichten schuilt het nooit ophoudende verzet: ‘Een gedicht is altijd een tijdelijke overwinning.’
Een prachtig voorbeeld dat hij geeft is het gedicht van Hans Faverey (1933 – 1990) uit de bundel ‘Tegen het vergeten’ uit 1988 waarin de dichter zich tegen de dood verzet.
Het artikel lees je hier: https://www.groene.nl/artikel/tegen-alles-dat-niet-leuk-is
.
Geloof mij toch:
tegen de dood kan alles
worden ondernomen wat zich nu
nog verschuilt in zijn macht.
Vader en moeder tegelijk,
wordt hij zelf het kind
dat zin voor zin zich uitput,
zich afbeult tot wat er is: nacht-
vlinders, opgehitst tegen gekkotongen;
brulapenkoralen; kikkerrit kloppend
tegen stilstaand water; pauwestaarten,
Phaëton vangend. Zo ook, zo ooit
de duisterende frambozen daarmee zich
een voorhoofd wenst te tooien,
vlak voor het bevel, hope telkens ooit.
.








